De zegen van Boeddha
Een van mijn meest geliefde vakantiebestemmingen is ongetwijfeld Thailand, het land van zee, ongerepte stranden en schitterende kleine, nog niet door het massatoerisme verdorven, eilandjes.
Het land ook van de Hilltribes, de bergbewoners uit het noorden, die hun eigen kledij en oude gebruiken hebben behouden. Het noordelijke landschap vormt een schril contrast tot het meer zuidelijk deel van het land, waar strand- en zonaanbidders hun hart kunnen ophalen.
Moslim
De inwoners van de uiterst zuidelijk gelegen provincies Yala en Patani, grenzend aan Maleisië, zijn Moslim in tegenstelling tot het overgrote deel van Thailand waar het Boeddhisme wordt aangehangen. Deze twee provincies worden regelmatig geteisterd door aanslagen, gepleegd door een al te fanatieke groep Moslims. Zelfs koning Bhumibol heeft tot op heden de rust in het uiterste zuiden van het land niet weten te herstellen. En dat zegt heel wat, want de ruim zestig jaar regerende monarch heeft een gezag en invloed, gepaard aan een populariteit die zijn weerga nergens ter wereld kent.
Oud premier Taksin heeft getracht met harde hand en inzet van het leger, de orde daar te herstellen, maar ook dat is op een fiasco uitgelopen. Een eigen Moslimstaat, dat is waar het allemaal om draait en levens voor worden opgeofferd. Je vraagt je daarbij af wat deze mensen bezield. Zou een bovenaardse macht als Christus, Allah, Boeddha of welke God ook, dergelijke daden kunnen goedkeuren, zal ieder weldenkend mens zich afvragen. Het antwoord op deze vraag zal duidelijk zijn.
Slechts gestoorden, die de boodschap van hun Schepper op een verkeerde manier interpreteren, kunnen dergelijke wandaden begaan. En toegegeven, uit het verleden zijn meer dan genoeg feiten bekend dat niet alle misdaden in de schoenen van de Islam geschoven kunnen worden, al zou Wilders dat nog zo graag zo willen zien. Ook andere ‘gelovigen’ hebben zich in het verleden meer dan schandalig gedragen en niet conform de idee van hun God gehandeld.
Monniken
Thailand is en blijft toch een vreedzaam land met veel tempels en een veelvoud aan in een oranje gewaad gestoken monniken. Hoewel de door het Thais Bureau voor Toerisme gehanteerde oude slogan ´Land of Smile´ wel herzien mag worden, want de bevolking glimlacht in steeds mindere mate. In alle vroegte kun je monniken op pad zien gaan, om bij de plaatselijke bevolking eten in te zamelen voor de kloosterfamilie. Om de dag te plukken moet je vroeg uit de veren en vormen de achterelkaar lopende monniken met hun kaal geschoren hoofden een uniek schouwspel voor mooie -digitale- foto-opnamen. Een groot deel van de dag wordt door de monniken in gebed doorgebracht, en om aan geld te komen, dat ook in het aan Boeddha gewijde leven onontbeerlijk is, is men zeer inventief.
Op vele plaatsen in het land schieten nieuwe tempels als paddenstoelen uit de grond en worden in verval geraakte tempels gerestaureerd. De gelovige, of wellicht bevreesde Thai, wil zijn schamel gevulde beurs, zo hij die heeft, wel te voorschijn halen om zijn of haar bijdrage te leveren. Je weet immers maar nooit hoe je door boze geesten ooit te pakken kan worden genomen voor het feit dat je geen bijdrage hebt geleverd. Geesten spelen een belangrijke rol in het leven van menige Thai. Niet voor niets zie je bij de ingang van veel huizen, of simpele hutjes, een zogenaamd ‘geestenhuisje’ staan met daarin offergaven om de geesten gunstig te stemmen.
MonnikenKoh Samui
Tijdens een bezoek aan het grotere eiland Koh Samui bezoek ik de meest bekende tempel van het eiland: de Big Boeddha. De tempel heeft behoefte aan onderhoud, dat is duidelijk waar te nemen en daarvan getuigen ook de kleurloze beelden bij de ingang. De trap oplopend sta je oog in oog met het grote goudkeurige Boeddhabeeld dat van hoog boven op je neerkijkt. Eigenlijk een weinig fascinerend iets en nauwelijks een bezoek waard. Mijn aandacht gaat meer uit naar een klein groepje Thais, die bij een netjes op elkaar gestapelde hoop bakstenen met een vroom gebaar er nog een paar aan toevoegen.
Een van de monniken, die mij naar het tafereel ziet kijken, wenkt naar mij. Hij staat als een soort marktkoopman achter een stalletje met als koopwaar: bakstenen. Al heel snel is het me duidelijk. Voor ongeveer veertig eurocent kan ik, door het kopen van een steen, een nieuwe tempel mee helpen opbouwen. Hoewel niet bepaald erg kerkelijk ingesteld leg ik toch maar die paar muntjes op tafel. Prompt krijg ik een viltstift in mijn handen gedrukt waarmee ik mijn naam op de steen mag schrijven. Weet zeker dat ik nu, gevrijwaard van alle boze geesten, mijn reis op mijn motorfiets kan vervolgen.
Nog geen tien passen verder word ik aangeklampt door een andere monnik. Hij wil mij, samen met een viertal Thaise mensen, zegenen en daar is uiteraard helemaal niets mis mee. Zegeningen van welke aard dan ook zijn in het leven niet altijd gratis. Mijn lotgenoten geven het voorbeeld en steken ieder een biljet van honderd Baht (ongeveer twee euro) in een soort boompje met kale takken, dat reeds aardig met donaties is behangen. Omdat ik niet wil achterblijven volg ik het voorbeeld. Na deze offergave zitten we even later gezamenlijk onder een soort hemel op de daar opgestelde stoeltjes.
Takkenbos
De in oranje gewaad geklede monnik neemt plaats op een verhoging voor ons. Hij kijkt letterlijk op ons neer en begint aan zijn -voor mij onverstaanbaar- gebed. Daarbij neemt hij een aantal bij elkaar gebonden takken in zijn hand, doopt die in een soort ketel met water, en onder het prevelen van een gebed, zwaait hij met de takkenbos het water in onze richting. Hij kijkt mij aan en vraagt: ‘You Christian?’ Ik maak met mijn hoofd een ontkennend gebaar. ‘You Muslim?’ en weer beweegt mijn hoofd een paar maal van links naar rechts. ‘You, you nothing?’
Op mijn bevestigende knik kijkt hij me nors aan, grijpt naar de takkenbos en laat een soort regen op mij neerdalen. Door mijn bril zie ik ternauwernood nog iets, mijn overhemd is drijfnat, hetgeen door de warmte zelfs prettig aanvoelt, en alvorens ik me over zoveel onbenul kwaad kan maken, heeft Boeddha’s leerverkondiger zich uit de voeten gemaakt. De Thaise mensen, die uiteraard ook de nodige spetters hebben meegekregen groeten mij beleefd en zeggen: ‘Mai die’, hetgeen zoveel wil zeggen dat ze het gedrag van de monnik afkeuren.
En zo zie je maar dat het altijd onbenullen zijn die een geloof in een slecht daglicht stellen. Dat de mens geschapen is naar Gods beeld en gelijkenis, moet ongetwijfeld als een fabel worden beschouwd, want anders worden mijn twijfels nog meer aangewakkerd.
Over deze blogger
Lees hier de laatste artikelen
- Steden27 november 2024Pak Khlong, de bloemen- en groentemarkt van Bangkok
- Thailand tips10 november 2024Thaton – Chiangrai; geen gemakkelijke keuze
- Thailand tips1 november 2024Bang Krachao, de groene long van Bangkok
- Bezienswaardigheden12 oktober 2024Mijn pareltje in Bangkok