Verhaal uit Thailand: Naar Phrae
Na het afscheid van mijn vrienden in BanLai vertrek ik met een bus naar PaJao. Vandaar een bus naar Phrae.
Vlak voor ons eindstation zie ik een redelijk hotel, dus wandel ik daarheen. Het hotel heet MaeYom en blijkt een hotel van de dure Thani-keten te zijn, maar een kamer kost slechts achthonderd Baht, terwijl zijn collega in Bangkok enige duizenden vraagt. Dus logeer ik chic.
Even later neem ik plaats in een gezellig open restaurantje in de stad en bestel een half flesje Mekong. Men vindt het maar gek dat ik er geen eten bij wil bestellen, dus krijg ik van het huis een schaal met lamjai, een heerlijke vrucht. Het is nu de tijd dat deze vrucht overal in deze streken geoogst wordt. Ik vermaak me prima, door alleen maar om me heen te kijken.
Fietstaxi’s
Het enige openbare vervoer, dat ik kan ontdekken, zijn fietstaxi’s. Hoofdzakelijk oude tanige koppen. Om een uur of vier wordt er voor het restaurant een houtskoolvuur aangemaakt, dat zal dienen om stokjes saté op te warmen. Ik bestel een portie. Vijftien stokjes met stukjes kip met een heerlijke pindasaus en een schaaltje komkommer- en uienschijfjes. Een prima snack. Kennelijk denken veel Thais er ook zo over, want vanaf het moment dat het vuur brandt, wordt er voortdurend besteld. Een simpel idee voor een klein rijdbaar winkeltje in Pattaya. Wanneer een tweede portie saté geheel en mijn flesje Mekong bijna op is, wandel ik naar het hotel terug.
Vandaag wil ik naar de rotsformaties, die ik al op veel foto’s gezien heb en die de reden voor mijn verblijf in Phrae vormen. Ik loop naar het busstation en informeer of er openbaar vervoer is naar het, volgens mijn kaart, op tien kilometer afstand gelegen Phrae Muang Pee oftewel de geestenstad van Phrae. Dat is er niet, wel zijn er een soort taxi’s. Daar heb ik niet zo’n zin in, dus vraag ik of er ook motortaxi’s. En die zijn er zowaar. Mijn zegsman denkt dat de tocht zo’n honderd Baht zal kosten. Ik loop naar de overkant van het busstation, waar zich precies één motor en een slapende chauffeur bevinden. Ik maak de jongen voorzichtig wakker. Een vriendelijke knaap. Hij begrijpt, waar ik heen wil en op mijn vraag, hoeveel dat zal kosten, antwoordt hij: zeventig Baht. Ik ding niet af.
Prae Muang Pee, oftewel de geestenstad van Phrae
Mijn chauffeur rijdt, uit zichzelf, buitengewoon voorzichtig. Dat is mooi meegenomen. Na een forse rit komen we bij een soort natuurpark. Dit moet het zijn. Alleen wandel ik het park binnen. Op basis van de foto’s had ik mij iets voorgesteld als de Grand Canyon, maar dat blijkt overdreven. Het lijkt er wel op, maar dan gereproduceerd voor Madurodam. Loodrechte rotsen van een paar meter hoog. Meer vreemd dan indrukwekkend. Geen geest te ontdekken. Mijn chauffeur komt me achterna gelopen. Hij komt hier ook niet zoveel. We raken aan de praat. Hij heet Nakorn.
Ik vertel Nakorn dat ik nu verder wil naar Ban Rong Fong. Volgens mijn kaart moet dit een dorp zijn op een paar kilometer afstand en moeten daar messen gefabriceerd worden. Hij weet waar het ligt en al snel komen we op de plaats van bestemming. Nergens een mes te bekennen. Nakorn informeert ergens en we rijden naar een houten huis, waar wat heften voor huishoudmessen liggen. Kennelijk vergis ik me in mijn gedachte dat ik hier prachtige krissen of andere siervoorwerpen zou aantreffen.
Dan gaan we maar terug naar Phrae, naar de Wat Luang. Dit moet een oude tempel zijn met een museum. De tempel blijkt inderdaad oud, maar het museum is gesloten. Niet getreurd, want er is meer.
Teakhuis
Ban Pratab Jai moet het grootste teakhuis in de buurt zijn. Het is groot en vermoedelijk de woonplaats van een schatrijke Thaise familie, die evenwel bewijzen dat juist rijke mensen buitengewoon kinderachtig kunnen zijn. De toegang voor Thais is tien Baht en voor buitenlanders twintig. Alsof het hier storm loopt met bussen buitenlandse toeristen. Het huis is op de begane grond hoofdzakelijk een gigantische winkel van teakhouten meubelen en snuisterijen. Boven is het woongedeelte, dat half open is voor bezoekers. Veel foto’s, waaruit moet blijken, hoe belangrijk de familie is. Ze zijn kind aan huis bij de Koninklijke familie. Tot mijn verbazing loop ik bijna tegen een andere buitenlander op. We groeten elkaar met een blijk van: hoe is dit nu mogelijk, nog een buitenlander. De rijke familie heeft vandaag in ieder geval twintig Baht extra verdiend.
Ik besluit nu de rollen om te draaien en vraag Nakorn of hij mij naar een tempel wil brengen, waarvan hij vindt dat ik hem gezien moet worden. Hij is onmiddellijk enthousiast en we rijden Prae weer uit. Acht kilometer buiten Prae ligt op een berg de Wat That Chom Hae. Energiek begin ik aan de trap omhoog, vermoeid kom ik boven. Het doet enigszins aan de Doi Suthep in Chiang Mai denken, maar dan iets kleiner. Op verschillende plaatsen wordt aan grote groepen kinderen door monniken onderwijs gegeven. De kinderen beginnen spontaan te juichen, wanneer ik langs kom, kortom het is een vrolijke bedoening. Wanneer ik alles gezien heb, wat er te zien is, ga ik weer naar beneden en vraag Nakorn naar een andere tempel, waarvan alleen het laatste woord van de naam niet Hae is, zoals bij de vorige, maar Jang. Ik zag die naam op een bord, vlak voor deze tempel.
Wat That Chom Jang
Dat is onze volgende bestemming, zegt Nakorn geruststellend, het is hier vlakbij. Gelukkig ligt deze tempel op gelijke hoogte met de weg. Binnen de tempelmuren zie ik weer een bonte verzameling naïeve kunst. Beelden van mensen, die gezondigd hebben en die daar de geëigende straf voor ontvangen. Veel mannen staan naakt afgebeeld, deels met piepkleine, deels met geweldige geslachtsorganen. Helemaal begrijpen doe ik hun zonde niet, maar het is leuk om te fotograferen.
Als ik bij Nakorn terugkom, zeg ik hem dat ik nu alleen nog maar bier wil. Ook daarin weet mijn gids te voorzien. Hij stopt bij een plezierig openlucht restaurant. We drinken bier en eten geroosterde kip en een soort snack, die hij aanduidt als Nue sawan, droge plakjes rundvlees.
Mae Yom
Ik wil terug naar het hotel, maar vraag Nakorn, als toegift nog even langs de rivier de MaeYom te rijden. Dat doet hij, maar uit esthetisch oogpunt blijkt het geen noodzakelijk uitstapje. Bij het hotel geef ik hem driehonderd Baht. Hij is er tevreden mee. Omdat zijn wijze van rijden mij bevalt, vertel ik hem dat ik vanavond om zes uur naar DenChai wil. Ik kan met een bus gaan, maar hij mag me ook brengen. Dat wil hij graag, alleen, zegt hij, kost dat wel honderdvijftig Baht. Ik ga daarmee akkoord.
Lekker zwemmen in het zwembad en wat rusten op de kamer. Precies zes uur rijdt Nakorn voor bij het hotel. Deze wijze van vervoer schept toch een wonderlijke vertrouwelijkheid. Tegen hem aan gedrukt rijden we Prae uit, een mooie stad, die de moeite waard is om nog eens bezocht te worden. De afstand van vijfentwintig kilometer naar DenChai gaat rimpelloos. Bij het station geef ik Nakorn tweehonderd Baht. Hij heeft een goede dag en ik beslist ook. Dit is eigenlijk de beste manier om een streek te leren kennen.
Mooi en interessant verhaal. Altijd leuk en gezellig om met een betrouwbare local op stap te gaan en ook nog eens voordelig uit zijn. Veel leuker dan een georganiseerd tripje.
leuk Dick, ik zie je achter op die brommer zitten…
Dick ik heb weer van je verslag genoten.
Bedankt,
Jan.