Wat Phra Kaew: de tempel van de smaragdgroene Boeddha
Wat Phra Kaew oftewel de Tempel van de Smaragdgroene Boeddha in het koninklijk paleis is voor velen dé bezienswaardigheid van Bangkok. Naar mijn smaak nét iets te druk en chaotisch. Overrompeld worden door fanatiek fotograferende en elleboogstotende horden Chinezen is nooit mijn idee van een ideaal dagje uit geweest maar het is inderdaad een must see.
Het immense paleisterrein is 94,5 hectare of om en bij de 142 voetbalvelden groot en bevat meer dan 100 gebouwen, maar de Wat Phra Kaew eist alle aandacht op en dat is niet zo verwonderlijk. Het begint al meteen bij het naderen van het complex. Achter het minutieus kortgeschoren grasveld rijzen de verblindend witgekalkte paleismuren op. De oranjerode en diepgroene geglazuurde daken en de goudkleurige chedi’s steken fel af tegen de zinderende, azuurblauwe lucht en houden een onuitgesproken belofte aan een feeëriek schouwspel in, dat bij het binnenwandelen al snel bevestigd wordt.
Nergens in het land krijgt men een beter beeld van de Thaise architectuur dan binnen dit tempelcomplex. Alhoewel het begrip Thaise architectuur met een korreltje zout moet worden genomen want in feite is de Thaise architectuur een eclectische mix van allerlei vreemde invloeden waarvan de Indische, Khmer, Sri Lankaanse, Birmese en Chinese zonder twijfel de belangrijkste waren. Eén zaak staat als de spreekwoordelijke paal boven het al even spreekwoordelijke water: Het resultaat van deze fusion architecture is overweldigend en dat is, zonder twijfel ook precies de bedoeling.
Het meest opvallende stijlkenmerk van de Thaise architectuur is de buitengewoon opulente decoratieve ornamentiek; een unieke combinatie van eclectische, stilistische en florale elementen. J.W. von Goethe’s ‘In der Beschränkung zeigt sich erst der Meister’ was duidelijk niet besteed aan de Siamese bouwmeesters. Dit is ornamentiek in de overtreffende trap. Hout wordt bijvoorbeeld niet zomaar in decoratieve motieven en figuren gesneden. Nee, het wordt gesneden én verguld én gelakt én ook nog eens ingelegd met kleurige glasmozaïeken of parelmoer. De ornamentiek is, met andere woorden al even gelaagd als de tempeldaken…. Uitgerekend in de periode dat Wat Phra Kaew werd gebouwd blonken de Siamese ambachtslui uit in hun kunnen. Dit werd gefaciliteerd doordat de beste onder hen werkten in de onder koninklijke patronage staande gilden, die zich met de klassieke kunstambachten of chang sip moo, zoals graveren, beeldhouwen, lakwerk en steenhouwen bezighielden en de bijzondere kneepjes ven hun vak van vader op zoon doorgaven.
Met de bouw van Wat Phra Kaew werd in 1783 begonnen, een jaar nadat Rama I, de grondlegger van de – vandaag voorlopig nog steeds aan het bewind zijnde – Chakri-dynastie, de stadspilaar van Bangkok op het Rattanakosin-eiland had ingewijd. Deze Siamese vorst wilde niet alleen met de stichting van een nieuwe hoofdstad zijn dynastieke ambities waarmaken maar zich ook distantiëren van het door zijn voorganger Taksin gestichte Thonburi op de andere oever van de Chao Phraya. Alle herinneringen aan de, op zijn aangeven uit de weg geruimde Taksin en zijn regime moesten verdwijnen en bovendien barstte het oude paleis, dat tussen Wat Arun en Wat Tha geprangd lag, uit zijn voegen. Met het bouwen van een tempel naast het paleis sloot Rama I aan bij een lange traditie. Denken we maar aan Wat Mahathat naast het paleis in Sukhothai, Wat Phra Si Sanphet in Ayutthaya en Wat Arun in Thonburi. Als locatie voor het nieuwe tempelcomplex werd de noordoostelijke hoek van het buitenhof van het paleis uitgekozen.
De grote Ubosot of wijdingshal van de tempel was het eerste gebouw in Bangkok dat volledig uit baksteen werd opgetrokken. Het tegelijkertijd gebouwde koninklijk paleis was nog grotendeels een teakhouten constructie. Dit ruime gebouw, dat op een met marmerplaten bedekt verhoog staat, vormt het centrale en meest vereerde deel van het tempelcomplex. De werken rond de tempel schoten zo goed op dat op 22 maart 1784, tijdens een grootse ceremonie, de smaragdgroene Boeddha overgebracht werd van Wat Arun naar de pas afgewerkte wijdingszaal. Voor alle duidelijkheid wil ik meteen ook een hardnekkig volgehouden misverstand ontkrachten. Dit idolaat aanbeden Boeddhabeeld is niet uit smaragd maar uit jade gehouwen. Dit misverstand heeft alles te maken met het feit dat de eerste Engelse reisverslagen zonder uitzondering en ten onrechte over ‘The Emerald Buddha’ – de Smaragden Boeddha- repten…
De Ubosot zoals we die vandaag zien is echter niet dezelfde als die door Rama I werd gebouwd. In 1831 liet Rama III het exterieur van dit bouwsel ingrijpend renoveren en verfraaien. Nu is dit bouwwerk, dat het hart van het tempelcomplex vormt, hét schoolvoorbeeld van de enorme graad van kunnen én perfectie die de ambachtsluit in het begin van de Rattanakosin-periode hadden bereikt. Dit komt niet alleen tot uiting in het exterieur met de arduinen leeuwen, vergulde bronzen Garuda’s, de met florale motieven gesierde muren en de met bladgoud, parelmoer en kleine spiegeltjes ingelegde pilaren, maar vooral in het bijna sprookjesachtig aandoende interieur met de grote wandschilderingen, het ossenbloedrode plafond dat wordt onderbroken door gigantische balken met goudkleurige patronen en de adembenemende centrale piedestal met de hierin tronende, in lotushouding mediterende Groene Boeddha.
Twaalf identieke Sala, aan alle zijden geopende, paviljoentjes omringen de wijdingshal. Ze werden door Rama I gebouwd om pelgrims te ontvangen. Net als de Ubosot zijn dit al lang niet meer de originele bouwsels want ook zij werden met de regelmaat van een klok gerenoveerd en zelfs vervangen. De ingrijpende renovatie van de Ubosot en de rest van de tempel, die in 1832 begon was overigens lang niet de enige. In 1832 vormde de 50e verjaardag van Bangkok voor Rama IV de rechtstreekse aanleiding om de tempel ingrijpend te restaureren en te verfraaien. Pas onder zijn zoon Rama V werden deze restauratiewerkzaamheden afgerond, net op tijd om luister bij te zetten voor het eeuwfeest van Bangkok in 1882. In 1932 was het Rama VII die de 150e verjaardag van Bangkok aangreep voor nieuwe bouwwerken, terwijl Rama IX hetzelfde deed in 1982 toen de hoofdstad 200 jaar bestond.
Minstens even interessant als de Ubosot is het door vergulde bronzen Kinnon – mythische half vogel, half mancreaturen – bewaakte Than Phaithi, een terras aan de noordzijde van de wijdingshal. Hier bevindt zich onder meer de klokvormige met bladgoud beklede Phra Sri Rattana Chedi die door Rama IV in 1855 werd gebouwd als een schrijn voor een stuk borstbeen van de Boeddha. Dit relict bevindt zich in een kleinere, zwartgelakte stupa binnen in de chedi. De chedi zelf werd geïnspireerd op de, door de Birmezen vernielde stupa’s van Wat Phra Si Sanphet in Ayutthaya, die op hun beurt waren gebaseerd op Sri Lankaanse voorbeelden. Naast dit indrukwekkende schrijn bevindt zich de, vanuit architectonisch oogpunt interessante vierkante Phra Mondop. Dit rijkelijk gesierde bouwsel herbergt een aantal heilige geschriften. De kern van deze bibliotheek vormt de gereviseerde versie van de Ttripitaka, de canonieke gewijde teksten van het Theravad-Boeddhisme.
Nadat de eeuwenoude koninklijke Siamese collectie van deze tekstenverzameling was verloren gegaan als gevolg van de plundering van Ayutthaya in 1767, had Rama I in 1788 aan de monniken van Wat Mahatat Yuwaratrangsarit opdracht gegeven om deze verzameling te herschrijven, te reviseren en aan te vullen. Het resultaat van dit vlijtige monnikenwerk belandde in de Phra Mondop. Deze Mondop wordt aan vier zijden geflankeerd door Boeddha’s die door Carel Herman Aart van der Wijck, de gouverneur-generaal van Nederlands-Indië aan Rama V waren geschonken tijdens diens bezoek in juli 1896 aan de Borobodur in Java. Het derde gebouw op dit terras is de Prasat Phra Thep Bidon. Met de bouw van dit paviljoen was in 1855 begonnen met de bedoeling er de Smaragdgroene Boeddha in onder te brengen. Maar vertragingen in de bouwplannen en een uitslaande brand verhinderden dit. Uiteindelijk besloot Rama VI in het begin van de jaren twintig er een koninklijk Pantheon van te maken waarin levensgrote beelden van de vorsten uit de Chakri-dynastie worden ten toon gesteld.
En vergeet bij een bezoek van een complex ook zeker niet even de gaanderijen te bezoeken die schitterende en bijzonder gedetailleerde fresco’s bevatten. Deze muurschilderingen werden gemaakt in de regeerperiode van Rama III en verbeelden fragmenten uit het nationale Ramakien-epos.
Net zoals alle andere tempels op het Rattanakosin-eiland bulkt Wat Phra Kaew uit van levensgrote Chinese hardstenen beelden van krijgers, mandarijnen en dieren – meestal leeuwen- die als tempelbewakers fungeren. Ze dateren uit de periode van Rama III toen ze als ballast werden gebruikt op Chinese jonken die koers zetten naar Siam. Enkele van deze beelden werden echter ook ter plaatse, op bestelling gehouwen door Chinese steen- en beeldhouwers, ware meesters in hun vak.
En over tempelbewakers gesproken: Om af te sluiten nog een Hollandse link. Let bij een bezoek aan dit tempelcomplex ook zeker op de 12 gigantische Yaksha, de bijna 5 meter hoge beschermgoden van het tempel- & paleiscomplex. Zij inspireerden Anton Pieck voor de afschrikwekkende bewakers van de Efteling.
Over deze blogger
Lees hier de laatste artikelen
- Achtergrond10 december 2024Wat Phra That Phanom: parel van de Mekongvallei
- Achtergrond29 november 2024Wat Phra Kaew: de tempel van de smaragdgroene Boeddha
- Bezienswaardigheden24 november 2024Het Leng Buai Iaschrijn in Bangkok
- Achtergrond22 oktober 2024Si Satchanalai & Chaliang Historical park: de omweg meer dan waard
Ik ben toevallig deze week begonnen in een boek over Thaise architectuur. Hoofdstuk 1 gaat over het Grand Palace, de tempels binnen de paleismuren komen amper ter spraken. Zo las ik dat in 1875 de troonszaal het paleis in Europese stijl is opgetrokken met een Siamees dak er op. Westerse architectuur was een teken van beschaving maar met een Siamees dak er op kon koning Chulalongkorn (Rama V) niet beticht worden geheel te buigen voor de westerlingen. Koning Vajiravudh (Rama VI) voelde zich meer op zijn gemak in Dusit alwaar ook een paleis, troonzaal etc. verschenen. Ook daar is een tempel gebouwd, Wat Ben, de wit marmeren tempel welke ook een mengelmoes van westers en Siamees is. De troonzaal die in Dusit verrees was geheel Europees in stijl. Als tegenwicht kregen de tempels in het Grand palace een grote renovatie. De koning zelf kwam daar niet meer.
Dus wie op let kan de diverse bouwstijlen zien van Siamees (ook een mengelmoes van stijlen natuurlijk zoals Jan duidelijk maakt) tot een mengeling met of geheel Europees (voornamelijk Duits of Italiaans).
Ben 2x in het Grand palace geweest, mooi maar erg druk en als ik eerlijk ben vind ik de eenvoudige tempels met minder pracht, praal (goud goud goud) mooier. Bijvoorbeeld Isaanse tempels.
Oja, in wat Ben staat een Boeddhabeeld welke een kopie is van die uit Pitchanulook. Het origineel kwam uit Pitchanulook maar is weer teruggebracht om geen wrijving te veroorzaken. Dit in tegenstelling tot de smaragde Boeddha, die uit de Laotiaanse koninkrijken kwam, als oorlogsbuit is meegenomen en nooit meer terug gegeven..
Fijn om de achtergrond en de geschiedenis te lezen van dit complex. Bedankt Jan.
Mooie beschrijving, Lung Jan. Ik ben er twee maal geweest, eenmaal met een gids die mij er op wees dat ik suay (mooi) op een vlakke ipv op de juiste stijgende toon uitsprak en dan betekent het ‘stuk ongeluk’. De tweede keer vond ik alles te druk, te schreeuwerig. Volgende keer neem ik jou mee als gids.
Ik heb dit complex meerdere malen bezocht. De eerste keer was het complex echt helemaal geopend, zeer zeker de moeite waard. De laatste keer, 2 jaar geleden, was echter een afknapper. Het overgrote gedeelte van het complex was niet meer toegankelijk. Het kleine gedeelte, dat nog toegankelijk was, was veel te druk, je kon over de hoofden lopen. Prijs-kwaliteitverhouding negatief. Dan liever even met de rivierboot naar Wat Arun.
Ik ben er ook meerdere malen geweest, waarvan maar één keer alles open was. Zoals de troonzalen rechts en links naast het paleis en de begane grond van het paleis waar een soort museum was.
Het kan per dag verschillen wat er open is. Het ligt er maar net aan wat voor een dag het is, wat er aan officiële gelegenheden te doen is of wat de koninklijke familie op de planning heeft staan. Helaas kom je daar pas achter als je de entree hebt betaald en binnen de tempelmuren bent…
De eerste keer dat ik er was weet ik nog goed. 15 jaar geleden alweer. In die tijd nog weinig busladingen Chinezen. We waren er rond 14:00. Entree betaald, 150 baht dacht ik, en pas bij de kaartcontrole werd ons verteld dat het al om 15:00 ging sluiten, omdat een prinses ’s avonds kwam bidden. Het poortje van de tempel naar het paleis was al gesloten.
De Smaragdgroene Boeddha in Wat Phra Kaew is in 1779 door de toenmalige generaal Chao Phraya Chakri en de latere koning Rama I tijdens een strafexpeditie gestolen uit een tempel in Vientiane, Laos, en moet als roofkunst worden teruggegeven aan dat land.
Prachtig. Kom er twee keer per jaar maar ik woon er ook om de hoek.