De Karen in een stekelige bamboeboom… (Uit: Prikkelende verhalen uit Noord-Thailand; nr 33)
Nog een verhaal over een Karen-stel. Dat stel ging de jungle in om bamboe te kappen. Bamboebomen zijn groot, en hoog, en stekelig zoals je weet. Dus hadden ze een ladder meegenomen die ze tegen een groepje bamboebomen zetten. De man klom er hoog in om bamboe te kappen.
Dit verhaal speelde in de Li gemeenschap. Als je reist van Lamphun naar Li dan moet je de Li rivier oversteken. En daar was vroeger geen brug. Maar de daar wonende Noord-Thai met de naam Panja, en dat betekent ‘gezond verstand’, had een bootje en bracht ook wel mensen naar de overkant.
Een ongebruikelijke voordracht (Uit: Prikkelende verhalen uit Noord-Thailand; nr 31)
Een muur van de Wat Mutchima Witayaram (Khon Kaen, Ban Phai, 1917) is beschilderd met scenes uit de Vessantara Jataka.
Een vreemd verhaal!
De man die zijn vrouw en haar vrijer vermoordde (Uit: Prikkelende verhalen uit Noord-Thailand; nr 29)
Dit verhaal is al een generatie oud. Het gaat over een man in het dorp Long Ku Mon. Hij vermoordde zijn vrouw nadat hij eerst haar vrijer doodde. Niemand wist dat hij het had gedaan. En hij liet háár ouders ook nog eens opdraaien voor de crematie…
Gaan zien, gaan voelen, of toch maar praten? (Uit: Prikkelende verhalen uit Noord-Thailand; nr 28)
De spreuk luidt ‘Je weet iets pas zeker als je het hebt gezien. Maar iets voelen is nog beter dan iets zien.’ Dat gaat op voor een lang getrouwd stel dat maar geen kinderen kreeg. En dat leek aan de vrouw te liggen.
De man die zijn schoonpa voor de gek hield. Enne .. wie lust er nog laab? (Uit: Prikkelende verhalen uit Noord-Thailand; nr 27)
Daar bestaat een verhaaltje over. En als je dit leest dan moet je toch toegeven dat er vroeger domme mensen waren. Nee, niet gewoon dom, maar oliedom! Het gaat over een schoonzoon die laab maakte, gehakt rauw vlees met kruiden.
Mijn vrouw is mijn grootste vijand. (Uit: Prikkelende verhalen uit Noord-Thailand; nr 26)
Ze waren man en vrouw en liepen iedere dag van het bos naar de markt om brandhout te verkopen. Droegen ieder een bundel hout; een van de bundels werd verkocht, de andere ging mee naar huis. Ze verdienden zo een paar centen. Toen die dag kwam de man de bestuurder van de stad tegen en die vroeg hem ‘Wat doe jij met die centen?’
Als een vrouw wat vraagt: geef NOOIT uitleg! (Uit: Prikkelende verhalen uit Noord-Thailand; nr 25)
Twee vrienden liepen de regio af om hun handel te verkopen. Door bossen en velden en in het grensgebied nabij de Mon bergen. (*) Het waren niet de eerlijkste zakenlui, om het netjes te zeggen… Eerst lichtten ze hun eigen gemeenschap op, later gingen ze de regio af met hun fraaie praktijken. Maar ze werden wel rijk en hadden heel veel geld.
Het uitgraven van een bataat is niet zonder risico (Uit: Prikkelende verhalen uit Noord-Thailand; nr 24)
Dit verhaal gaat over het oogsten van zoete aardappelen. (*) Je moet best veel graven en wroeten om ze uit de grond te krijgen! Soms graaf je en graaf je maar en zie je geen enkel stukje aardappel. Mensen graven wel eens heel diep, gooien er water in, doen een touw om de aardappel en pas de volgende morgen kunnen ze hem er uit trekken. Nee, een bataat zomaar even opgraven lukt je echt niet!
Je maakt van alles mee in Thailand (246)
Alhoewel de Thai niet echt veel verschilt van de gemiddelde Belg of Nederlander maak je in Thailand toch soms iets mee wat je in Belgie of Nederland niet zo gauw zal meemaken. Daar gaat deze reeks verhalen over. Vandaag weer een leuk verhaal van Lieven Kattestaart: ‘Spekkoper’
Herinneren jullie je Oom Saw nog? Nou, die had ze niet allemaal op een rij, weet je nog? Eigenlijk kun je hem best een sulletje noemen. Hij was van Lampang. Hij hield van vissen maar bakte er niks van. Klaagde daar ook over: ‘Iedereen vangt maar vette karpers en ik vang helemaal niks?’ ‘Wat voor aas gebruik je?’ ‘Kikkers.’ ‘Kikkers?? Wat denk jij te vangen met kikkers als aas? Je moet jonge catfish, jonge meerval …
Bahosod, de wijze monnik. Ingelegde vis of goud? (Uit: Prikkelende verhalen uit Noord-Thailand; nr 22)
Twee vrienden wilden verstandig worden; zij bezochten de wijze monnik Bahosod en boden hem geld aan om slim te worden. Tweeduizend goudstukken de man betaalden ze hem en zeiden ‘Je hebt nu geld, bezorg ons die wijsheid.’ ‘Goed! Wat je ook doet, doe het goed. Doe je half werk dan bereik je niks.’ Dat was de les die ze hadden gekocht voor al dat geld. Op een mooie dag besloten ze vis te gaan vangen …
Er was eens een arme Khamu-man en hij had honger. Heel erg veel honger. Hij zat zonder centen. Die dag stopte hij bij het huis van een rijke vrouw. Groette haar innemend en vroeg ‘Heb je alsjeblieft wat te eten voor mij?’
‘Wie voor een satang geboren is wordt nooit een baht.’
Drie vrienden trokken samen op en dreven handel. Maar de zaken liepen niet goed meer, ze verloren al hun geld en hadden geen centen om naar huis te reizen. Ze vroegen om in de tempel te mogen wonen en bleven drie jaar. Kregen te eten en was er wat te klussen dan deden ze dat natuurlijk. Maar na drie jaar wilden ze toch wel terug naar huis doch hadden geen reisgeld. Ja, wat nu?
Een van de monniken kocht een paard, een merrie. En op een dag naaide hij dat dier. Dat zag de novice waar we het al over hadden… En dat was een doortrapt joch! Toen de avond viel zei hij tegen de monnik ‘Eerbiedwaardige, ik zal wat gras brengen voor het paard.’ ‘Pardon? Nee, jij niet. Jij maakt er vast een rommeltje van. Ik kan het beter zelf doen.’ Hij sneed gras, gaf het paard te eten, ging er achter staan en naaide het opnieuw.
De novice uit het vorige verhaal had een knappe zus. Twee monniken uit de tempel hadden een oogje op haar en de novice wist dat. Hij was een ondeugende novice en wilde een geintje uithalen met die monniken. Steeds als hij naar huis was geweest nam hij wat mee naar de tempel en zei dat hij het van zijn zuster had gekregen. ‘Deze sigaretten gaf mijn zus mee voor jou’ zei hij tegen de een. En tegen de ander ‘Deze rijstcakes zijn van mijn zuster, voor jou.’
Wat gebeurde? Een monnik werd verliefd op I Oej. En steeds als zij eten kwam brengen aan de tempel vertelde hij de tempelhulpen en de novices om haar eten apart te zetten. Hij at alleen het eten dat zij aanbood.
Waarom Tha ‘Poepbroek’ werd genoemd (Uit: Prikkelende verhalen uit Noord-Thailand; nr 15)
Tha werd Poepbroek genoemd. Dat kwam zo…..
Dit gaat over twee broers. Hun vader gaf hen iets mee op zijn sterfbed. Hij gaf iedere zoon 1.000 baht en zei ‘Vanaf mijn dood moet iedere maaltijd die je eet een goeie maaltijd zijn.’ Daarna blies hij zijn laatste adem uit.
Dit gaat over twee buren. De een was niet gelovig, de ander wel en was voorts een eerlijk mens. Ze waren vrienden. De gelovige man zette tegen de muur van zijn veranda een altaar neer met daarin een beeldje van Boeddha. Iedere morgen offerde hij rijst en toonde hij respect voor Boeddha, en ’s avonds na het eten deed hij dat weer.