Op de motor naar het zuiden…. (slot)
Tim Poelsma stapt weer op de motor met zijn Nokia als (soms onbetrouwbare) gids. In deel 2 en tevens het laatste deel bezoekt Tim het zuiden van Thailand. Enige tijd geleden kon je hier eerste deel van zijn verhaal lezen: www.thailandblog.nl/reisverhalen/naar-het-zuiden/
Tim Poelsma (71) studeerde geneeskunde. In het tweede jaar vertoonde hij zich niet meer op het universiteitsterrein. Hij werkte hier en daar en trok de wijde wereld in. Terug in Nederland pikte hij de studie weer op en maakte die af. Tim werkte jarenlang als zelfstandig homeopathisch arts. Daarna kwam hij in de verslavingszorg terecht. Hij heeft een dochter; vriendin Ee heeft met haar overbevolkte netwerk hem de naam ‘dokter tim’ opgespeld. Onder die naam reageert hij op postings op Thailandblog.
Dinsdag 25 november 2014 – Ik pakte mijn spulletjes en zei bij de receptie dat ik vertrok. Ik had nog 200 baht tegoed voor de sleutel. Daar had ik een briefje van gekregen bij het inchecken. Ik moest over de balie heen bukken om de liggende receptioniste het briefje te geven. Ze ging door met haar bezigheden; het was voor haar afgedaan. Voor mij niet. Ik bleef staan. Ze trok een laatje open en gaf mij 100 baht. Ze keek me met vragende ogen aan. Toen kwam er een brede glimlach. Maar ze kon hoog of laag springen, die centen zouden op tafel komen. En dat gebeurde uiteindelijk ook, maar niet van harte.
Het telefoontje stuurde mij de stad uit en liet zich niet van de wijs brengen door Los-Angelus-achtige civiel-technische constructies. Over de 41 mocht het geen probleem zijn verder naar het zuiden te reizen. Maar de meters die de temperatuur van de motor aan moesten geven deden het niet. Geruime tijd na de start stond de boel nog steeds op nul. Dat kon betekenen dat ook het lampje van de benzine niet meer werkte want dat zat ook daar. Ik zette de motor aan de kant. Als ik het contact aanzet gaan alle lichtjes even branden. En de kapotte niet, zo redeneerde ik. Er kwam een motor aan die mij met een kalm gangetje voorbijging. Aan het geluid te horen was het een Harley. Ik startte en reed weg. Sukkel. Ik had helemaal vergeten naar het lampje te kijken. Ik zou bij de eerste de beste pomp voltanken. Dan kon ik voorlopig ook niet met een lege tank verrast worden. De thermometer kon ontregeld zijn geraakt doordat er gisteren regenwater in gekomen was. Door het rijden wordt alles warmer en ook de tegenwind kon het water doen verdampen. Ik keek weer naar de temperatuur. Op dat moment zag ik het wijzertje omhoog gaan. Op het moment dat ik keek! Stelling van de week: ’Geluk is kapotte rommel die het weer doet.’
Het telefoontje vond, dat ik van de 41 af moest. Omdat ik wilde weten waar ik ‘henen sou’ volgde ik de instructies. Die brachten mij naar de 4134 die na verloop van tijd overging in de 4112. Deze weg loopt parallel met de 41 maar is tweebaans. Op dit soort wegen rijd ik het liefst; het telefoontje ging mij steeds beter aanvoelen. Er gingen nog wel dingen fout, maar daar durfde ik niks van te zeggen omdat ik de ruit van Nokia heb gebroken. Niet door een val in een ravijn of zo, maar gewoon thuis van een onnozel bijzettafeltje doordat ik misgreep. Hij doet nu extra zijn best omdat vervanging dreigt. Op de 4112 heb ik de ketting weer aan laten spannen. Gisteren had ik nog nergens last van. Ook door de regen? Bij de stad Ta Chang raakte de telefoon toch weer de kluts kwijt. Hij stuurde mij weer alle kanten op of heen en weer. Pas na enige tijd kreeg ik in de gaten dat de kilometers aftelden wanneer ik de route gewoon bleef volgen. Ik zette de telefoon uit omdat de batterij bijna leeg was. Wanneer de batterij helemaal leegloopt, kan het heel lang duren voordat hij weer oplaadt, soms wel 3 dagen. Deze kwaal had Nokia een paar weken na aankoop al. Ik haalde uit de bagage een wegenkaart. Ik was vlakbij Phumphin. Nu moest ik op de 401 zien te komen. Er kwam zowaar een bord. In Thailand nog wel!
In het begin van de 401 viel er regen. Maar daarna kwam het. De weg glooide naar boven, naar beneden, naar links en naar rechts en na elke top of bocht kwam er een nieuw plaatje waar mijn oude hart bij had moeten stil gaan staan. Hoge kalkrotsen, deels begroeid maar ook vaak te stijl daarvoor, watervallen, rivieren, riviertjes, beekjes en ander stromend en stilstaand water. Bomen, te kust en te keur; bloeiend, uitlopend en groeiend. Ja groeiend om het hardst. Dit was de mooiste weg waar ik ooit gereden heb. Ik moest nog heel wat kilometers doorrijden voor ik het park in kon. Adembenemende kilometers. Eenmaal in de jungle gaven pizaria’s, resorts, brommerverhuurders en reisbureautjes de toon aan. Temidden van deze entree moest ik een slaapplaats zien te vinden.
In een zijweggetje stopte ik bij Bamboo House; hier een van de oudste ondernemingen. Het Bamboo House was er al meer dan 20 jaar. Ik kreeg hut nummer 1. Ik wilde meteen douchen, maar de douche kon alleen koud water leveren. Dat was niet de afspraak. De vrouw des huizes deed verbaasd, klopte tegen het apparaat en zou een monteur laten komen. Ik mocht in een andere hut warm douchen. Ik at en dronk het een en ander. Bij het afrekenen was er geen wisselgeld. Mevrouw Bamboo maakte veel theater om aan wisselgeld te komen. Ik was inmiddels gewend aan deze zuidelijke folklore en wachtte rustig af tot het geld er was. ‘s Avonds zat de hele familie Bamboo op het terras. Ze vertelden elkaar verhalen. Ik nam een biertje en ging erbij zitten. Ik kon lang niet alles verstaan, maar toch ging het beter dan in het begin.
De moederkat die ook op het terras was, had drie jongen. De moederkat liep als een gorilla waarbij de schouders afwisselend naar voor en naar achter bewogen werden, in zoverre er van schouders sprake kon zijn bij een kat. De jongen liepen ook zo. Maar als ze renden, werd er getrippeld. Dan was dat stoere er ineens niet meer. In en om het huis vlogen vleermuizen. Ze vlogen bij de lampen omhoog, lieten zich dan weer vallen en vingen met gespreide vleugels de val op. Keer op keer en razendsnel. Toen ik ging slapen schrok ik wakker van een cicade met 2 maal 200 watt uitgangsvermogen. Hemelse goedheid wat een herrie. Ik heb ‘m nog twee keer gehoord, daarna gelukkig niet meer.
Woensdag – 26 november 2014 – Naast de spullen waar wij gasten koffie konden maken, zag ik een router. Internet in de wildernis? Ik pakte mijn computer en zat vrijwel meteen op online. En nog razendsnel ook. Ik checkte het een en ander op het web en besloot daarna wat te gaan wandelen. De onderneming Bamboo lag deels aan een rivier die een kloof van zo’n tien meter diepte had uitgeslepen. Het water in het riviertje was glashelder. Langs het weggetje dat ik opliep lagen plastic zakken en flessen, bekers, plastic verpakkingen van chips en snoepjes, lege limonadepakjes, rietjes en wat er niet lag was de moeite van noemen niet waard. ‘Das hat es unter dem Adolph nicht gegeben.’ Deze zin kwam als gedachte uit een fascistische hersenkern. Een andere kern vroeg zich af hoe de natuur van al dat plastic nieuwe jungle zou moeten maken? Ik liep inmiddels op de hoofdweg, de weg naar de ingang van het park.
Op een bruggetje over het riviertje maakte ik wat foto’s en ging weer terug omdat ik hier niet heengegaan ben voor de lange rij ondernemingen in deze straat. Ik wilde nog een nachtje blijven, maar had geen zin om steeds buitenshuis te douchen. Ik had al laten doorschemeren dat ik misschien nog langer bleef. Omdat ik geen antwoord kreeg, bedacht ik een list. Ik ging uitgebreid de wegenkaart bestuderen. Mensen met eigen vervoer die willen vertrekken kijken op wegenkaarten. De list werkte meteen. De vrouw des huizes kwam naar mij toe en zei dat ik naar het huisje met de warme douche kon verhuizen. Om meer redenen dan de douche een sprong voorwaarts. Ik heb daar wat gelezen en op internet naar Khao Sok gekeken, de plek waar ik nu was. Daarvoor moest ik wel teruglopen naar het terras. Op internet zag ik wél waar ik voor gekomen was. Had ik beter thuis kunnen blijven? Ik denk het niet. Ik zal nu nog vaak op internet naar deze plek gaan. En niet alleen op internet want ik ben helemaal ondersteboven van de weg hierheen. Khao Sok zou het oudste regenwoud ter wereld zijn.
Na de middag begon het te regenen. Ik kon niet veel anders doen dan wat eten en drinken en lezen. Ik belde Ee. Ze is aangereden door een brommer met daarop een dronken farang. Haar voet doet erg zeer, maar is niet gebroken, want dat zag men op de foto in het ziekenhuis. Ze vertelde nog iets over het schoolgeld voor de kinderen, een verhaal dat ik niet helemaal kon volgen. Toen ik ‘s avonds ging eten, was het betegelde trapje naar mijn huisje door de regen spiegelglad geworden. Ik voelde dat ik uitgleed. Geen leuning. Pikkedonker. Ik kon alleen over de treden met de val meelopen. Met een rotgang rende ik tegen een drijfnat boompje aan. Het boompje zwiepte mee en ik werd nat en ik had niks. Ik was geweldig geschrokken, omdat het alleen maar fout had gekund op dat betegelde betonnen trapje.
Donderdag 27 november 2014 – Ik ben ‘s ochtends om een uur of acht vertrokken uit het Bamboo House. De 401 bracht mij naar de noord zuid route nr. 4. Ik reed richting Ranong. Ik besloot opnieuw in Chumpon te overnachten omdat het ongeveer op de helft van de weg naar Hua Hin ligt. Aan het begin van weg 4 zag ik steeds affiches van een plek waar je naar een gezonken oorlogsschip kunt duiken. Een wrak uit de tweede wereldoorlog. Deze weg was zeker mooi te noemen. Maar hij haalde het niet bij de 401. Ik had daar beter niet naartoe kunnen gaan, want hierna leek alles tegen te vallen.
In de buurt van Ranong, werd het bochtiger en heuvelachtiger. In Ranong ontbeet ik. Ik deed dat op een plek waar ik een farang zag eten. We raakten in gesprek. Hij kwam uit München en woonde nu hier. Zijn vriendin runde het restaurantje waar wij op dat moment zaten. De verhalen van al die regen in Ranong zijn waar. De weg naar Chumpon is in het begin een feest voor de motor. Omhoog, omlaag en bochten. Kortom een kilometers lange achtbaan. Gelukkig, na de narcistische 401 kon ik nog steeds op andere wegen genieten. Bij Chumpon belde ik Ee. Als ze veel last had van haar voet, zou ik doorrijden naar huis. Dat had ze liever, want de voet deed erg zeer, dus dat deed ik. Zonder problemen kwam ik in Hua Hin. Ik had erg genoten van de reis naar het zuiden maar ik was ook blij dat ik weer thuis was.
Sorry lung Addie, ik heb het geprobeerd maar de natuur keerde zich tegen mij met onbedaarlijk geweld. Een andere keer beter.
Over deze blogger
Lees hier de laatste artikelen
- Leven in Thailand17 april 2017Tim ontdekt Thailand op de motor
- Reisverhalen9 oktober 2016Op de motor naar het zuiden…. (slot)
- Reisverhalen15 maart 2016Naar het zuiden…. (deel 1)
Een interessant verhaal; ik zou die niet alleen ondernemen om verschillende redenen: pech, ongeval,e.d.
Een mooie stelling:”’Geluk is kapotte rommel die het weer doet’, zo blijf je opgewekt in Thailand!
vr.groet,
Lodewijk