‘Tony’ een kort verhaal van Wau Chula

Door Erik Kuijpers
Geplaatst in Cultuur, Korte verhalen, Maatschappij
Tags: ,
20 september 2021

(NEERAZ CHATURVEDI / Shutterstock.com)

De mand met gevlochten jasmijnbloemen ging op en neer met het ritme van de stapjes van de kleine jongen. De nacht viel om Bangkok heen en temperde de geluiden. Maar die geluiden kropen onbemerkt in het lichaam van de jonge jasmijnverkoper en zijn ogen zochten verward of een beetje mededogen misschien zijn kant op kwam.

Als hij moe was dan ging hij zitten tot hij weer kracht had verder te gaan; verder op straat, daar waar lachen en huilen onophoudelijk schouder aan schouder gaan. Als hij moe was van het getob met zijn mand dan nam hij genoegen met een klein plekje om te hurken en vermoeidheid en honger te vergeten.

Oorlogsbastaards

Ben je een beetje bijgekomen van een avond vol wellust en kom je de  nachtclub uit dan ontmoet je deze jonge wezens. Had je nog een beetje hart over in je lijf dan zocht je in je zakken naar een paar muntjes om in zijn bloemenmand te gooien. Hij zou er meer dan genoeg aan hebben voor vanavond.

Dit kindwezen is het product van de oorlog in Vietnam; een van de cadeautjes voor Thailand zoals de nachtclubs en hotelletjes die overal op de landkaart tot bloei komen.

Op bijna ieder stukje grond, van noord naar zuid, hebben wij nu een  James uit Takhli, een Mary uit Udon, een Jim uit Khorat of een Bob uit Lopburi en zo voort. Het product van geilheid zit in dat hoekje gehurkt, omgeven door vocht en kou kort voor de dageraad. Een flauw lichtschijnsel van de reclame die uitnodigt de plaats te betreden waar jouw lust en passie op orde gesteld worden, valt op zijn lichtbruine haar en zijn forse neus. Zou het geluid van zijn ademhaling niet hoorbaar zijn dan zou je niet weten of dit product van begeerte slaapt of dood is.

Zoals Tony. Nationaliteit: 100 procent Thai. Toen de chef van ‘bevolking’ naar de vader vroeg had Tony’s moeder slechts gemompeld. ‘Ik noem hem Jim vanaf dag één dat ik van hem hou. Laat me nu gaan, Jim moet vannacht naar Vietnam.’ Meer was niet nodig voor de melding van de geboorte van ene Tony. 

Zou Tony zich ooit iets kunnen herinneren dan was dat het geluid van ‘farang’ taal van een man. Zou Tony dat kunnen vertalen dan was het als volgt. ‘Als ik voor de kerst niet terugkom dan is dit geld voor jou. Ik hou heel veel van je en ben je dankbaar dat je mij gelukkig gemaakt hebt. Pas heel goed op Tony. Ik hoop bij god dat hij jou en ons kind zal beschermen.’

Van die dag af heeft Tony nooit meer het gemompel van deze man gehoord. In plaats daarvan hoorde hij alleen de bevende stem van een oude vrouw die hij later ‘Oma’ noemde. Grootmoeder, de persoon die, broos als ze was, Tony liefdevol opvoedde. Grootmoeder was gewend  Tony ‘muisje’ te noemen. Deze naam scheen ook het kind beter te bevallen want dat gaf hem het gevoel dat zijn lichtbruine haarkleur donkerder was en zijn neus platter. Ja, Muisje wilde er als grootmoeder uitzien want hij hield van oma meer dan van wie dan ook op aarde.

Tony was een stevige knul, was spraakzaam en dacht goed na. Zijn huis lag midden in een fruitboomgaard. Voor het huis liep een kanaal. Tony zat graag bij het kanaal om naar de stroom te kijken en naar de veerpont. Direct naast Tony’s huis stond de woning van Om en Eu, twee speelkameraadjes van gelijke leeftijd. Verderop in de boomgaard lag de tempel.

Grootmoeder nam Tony in de ochtend mee naar de tempel. Oma ging om religieuze redenen, Tony om te spelen met Mong, een hond die daar rondliep. Tony hield van ravotten en hij speelde iedere middag in de tempeltuin met Om en Eu. De monniken waren blij met Tony vanwege zijn welbespraaktheid en omdat hij blauwe ogen had die afstaken tegen die van Om en Eu. Soms sprak een monnik een woordje Engels met Tony.

Achter de tempel was een vijver. Aan de oever zat hij graag te kijken naar vissen die naar libellen hapten. In het midden van de vijver bloeiden waterlelies die Tony wel wilde hebben. Het kwam wel eens voor dat hij zo ver het water in ging dat hij onder water verdween maar gelukkig waren er de monniken die hem Pali leerden en hem uit het water haalden.

Moeder of grootmoeder?

Tony werd alleen door oma opgevoed. Zijn moeder had hem alleen maar op de wereld gezet. En verder? Ze heeft geen blik op haar zoon geworpen. Grootmoeder gedraagt zich als de kloek die voortdurend met het kind bezig is. Oma was onvermoeibaar voor hem. Ze werd het nooit moe voor haar ‘Muisje’ te zorgen. Hij werd een onmisbaar element in haar leven hoewel ze zwakker en zwakker werd.

Maar ondanks dat hield Tony meer van zijn moeder en wilde in haar nabijheid zijn. Want Tony had gezien hoe Om en Eu zich tegen hun moeder aan vlijden. Dat wilde Tony ook. Maar zodra hij de blik van zijn moeder zag dan schrok hij er van terug.

Toen ze moe van het spelen waren vroeg Om aan Tony ‘Waar is jouw vader?’ Tony schudde slechts met zijn hoofd. Zijn ogen schoten vol tranen. Niet zelden overviel hij oma met die vraag: ‘Waar is mijn vader?’ Maar zijn moeder heeft hem iedere keer als hij dat vroeg onderbroken met ‘Daar, daar woont jouw vader.’ Dan wees ze met haar vinger naar de chompoo-boom naast het huis en ze spuugde vol verachting tegen het raam. Tony keek in de richting van haar vinger en staarde een tijd lang naar de boom. Hij zag alleen de vogeltjes op de takken en hoorde de wind door de bladeren die bewogen.

Dan trok grootmoeder hem naar zich toe, nam hem in haar armen en streelde door zijn haar. Uit haar troebele, hoogbejaarde ogen kwamen tranen van medelijden. Tony kroop dan op haar schoot en mompelde voortdurend ‘Mama houdt niet van me. Mama houdt niet van me’ en dan huilde hij tot hij insliep. Tony wist dat oma van hem hield en hij hield ook van oma.

Toch veroorzaakte Tony extra werk voor oma. Want hij dronk graag ijsgekoelde drank. En dat veroorzaakte dat hij voortdurend in zijn bed plaste. Grootmoeder had daarom Tony aangeleerd om, voor hij ging slapen, Moeder Aarde aan te roepen opdat zijn bed droog zou blijven. Hij moest bidden ‘Moeder Aarde, alsjeblieft, help me. Sluit hem ’s nachts af. En open weer morgen!’

Toen Tony vroeg wie die Moeder Aarde dan wel is antwoordde oma ‘De heerser over de aarde aan wie mensen veel schuldig zijn. De mensen leven van water en van rijst uit de aarde. Zij schenkt de mensen voedsel  om van te leven. Mensen hebben de aarde nodig om op de wereld te komen. Ze voeren oorlog met elkaar juist om die aarde, en als mensen dood gaan dan rusten ze in die aarde.’

‘Lijkt Moeder Aarde op mijn moeder?’ wilde de kleine weten. ‘Ik ken jouw moeder net zo veel als jij, en waarschijnlijk zelfs minder goed’ zei oma bij zichzelf. Maar Tony wilde dat zijn ma op Moeder Aarde zou lijken. Hij bad in stilte: ‘Alsjeblieft, Moeder Aarde, help me. Sluit hem ’s nachts af. En open weer morgen!’ en sliep dan in. En de volgende ochtend kon oma zijn matras weer naar buiten dragen, in de zon….

Toen Tony naar school moest ging oma met de abt praten en verzocht  de gunst dat Tony naar de gratis tempelschool mocht. Daar werd hij door de jonge leraressen graag geknuffeld want ze vonden hem schattig. Maar zijn klasgenoten maakten lol met hem. Een jongen met een grote mond riep luidkeels ‘Hé, dat farangkind heeft een mooie rooie kop haar hoor!’

Oma maakte zich steeds meer zorgen dat andere mensen haar Muisje niet zouden begrijpen. Hij zag er nu eenmaal anders uit dan gewone jongens. Ze was bang dat de peinzende Tony de hansworst van de klas zou worden. Haar angst was terecht. 

Op die dag stelde de lerares die vraag. De vraag waarop Tony zes jaar lang niet kon antwoorden. ‘Ik weet het niet’ antwoordde Tony haar. ‘Maar moeder heeft me eens gezegd dat mijn vader in een boom leeft.’ De klas bescheurde zich van het lachen om dat antwoord en de leerlingen sloegen zich op de dijen van plezier. De lerares giechelde wat en wendde haar gezicht af. Ze moest zich in de arm knijpen om serieus te blijven.

Tony werd knalrood. Zijn gezicht ging daarna van rood naar groen. Hij balde zijn kleine handjes tot vuisten en begon te zweten. Tenslotte werd hij lijkbleek, begon te huilen en rende naar huis. Bij iedere stap zag hij de gezichten van zijn kameraadjes voor zich dansen. Het lachen klonk nog na in zijn oren. De pijn ging diep naar zijn hart.

Toen grootmoeder hem vond lag hij op zijn buik onder de chompoo-boom naast het huis. Het schemerde al. Het gerimpelde lijf van oma boog zich over hem heen. Met trillende handen tilde grootmoeder haar Muisje op. Tony sprak heel zacht tussen zijn bebloede tanden door. Hij zag grauw als roest.

‘Ik wilde naar vader gaan…vader zien…hier in de boom. Ik heb pijn…hierzo…’  Tony bewoog zijn rechterbeen. Tranen kleefden aan zijn wangen. Oma trok hem stevig tegen zich aan alsof ze zijn pijn in haar verschrompeld lijf wilde overnemen. Huilend mompelde zij ‘Jouw vader zit niet in die boom. Jouw vader zit in Amerika.’

Bron: Kurzgeschichten aus Thailand. Vertaling en bewerking Erik Kuijpers. Het verhaal is ingekort.

Auteur Wau Chula. Van hem is nauwelijks iets bekend behalve dan dat hij afgestudeerd is aan de Chulalongkorn Universiteit en in 1967 de eerste prijs kreeg van de schrijversvereniging van de universiteit voor zijn werk Tony. 

In 1967 kwamen Amerikaanse troepen naar Thailand wegens de strijd tegen het communisme. Ook in Thailand werd gevochten tegen communisten. USA-troepen werden gelegerd door het gehele land. Het verhaal ‘Tony’ gaat over die militairen.

Over deze blogger

Erik Kuijpers
Erik Kuijpers
Bouwjaar 1946. Kreeg de bijnaam 'Lopende belastingalmanak' en heeft 36 jaar in dat vak gewerkt. Op zijn 55e naar Thailand verhuisd. Invaliditeit dwong hem van zijn gezin in Nongkhai naar huisje met thuiszorg en scootmobiel in Súdwest-Fryslân.

1 reactie op “‘Tony’ een kort verhaal van Wau Chula”

  1. Tino Kuis zegt op

    Mooi ontroerende verhaal. Zo moet het vaak geweest zijn


Laat een reactie achter

Thailandblog.nl gebruikt cookies

Dankzij cookies werkt onze website het beste. Zo kunnen we je instellingen onthouden, jou een persoonlijk aanbod doen en help je ons de kwaliteit van de website te verbeteren. Lees meer

Ja, ik wil een goede website