‘Licht en donker, donker en licht’ een kort verhaal van Paisan Promoi
Negentien jaar is hij; een rustig, bedachtzaam mens. Zijn fors lijf is sterk. De donkere huid is tanig door het weer. Op armen en benen staan sterke spieren. Hij loopt op blote voeten zoals anderen met zijn beroep.
Hij kon maar vier jaar naar school; daarna moest hij zijn ouders helpen op het rijstveld. Wat kon hij met die beperkte opleiding anders doen dan het beroep van zijn vader voortzetten? Het gebeurde wel eens dat hij zich voorstelde de zoon te zijn van de hoofdonderwijzer. Die onderwijzer had zijn zoon namelijk naar de kweekschool gestuurd en dat betekende ook de voortzetting van het beroep van pa.
Een dorp vol rijstboeren
Maar dat was ook het enige verschil tussen hem en de zoon van de leraar. Wie zou die zoon ooit respect kunnen tonen? Iedereen in het dorp was rijstboer. Alleen de phuuyaaibaan, de hoofdonderwijzer en de monniken genoten aanzien en de anderen keken naar hen op.
Vanaf zijn korte schooltijd had hij als landbouwer gewerkt. En plantte hij geen rijst dan was het groente. Hij zaaide verschillende soorten groente al naargelang de Chinese kramer op de markt aanbood. Maar in de zomer werd de grond kurkdroog en kon je niks planten. Dan werkte hij in het bos om hout te hakken en maakte daarvan houtskool om op de markt te verkopen. Maar het bos werd dunner; er werd zoveel gekapt, daar kon geen boom tegenop groeien…
De regentijd! Iedereen in het dorp bereidde zich voor op het planten van rijst. De zaailingen werden besteld. Na de tweede golf regen liepen de akkers onder en gingen alle boeren het veld ploegen. Ploegen, en nog eens ploegen, alsof ze de aarde in goud wilden veranderen. Dan gingen de zaailingen er in die langzaam uitgroeiden tot prachtige groene planten. Die werden verplant en verdeeld over de akkers.
Maar dit jaar had pech het land geteisterd: toen de rijst al aren droeg had het geregend alsof alle sluizen boven open stonden. De rijst verzoop. Alle families waren terneergeslagen en klaagden over dit noodlot. Ook hij begon zich zorgen te maken. Hij zocht een uitweg voor zichzelf en voor het gezin om uit de ellende te raken. En besloot de waterbuffels te verkopen. Met pijn in het hart want de buffels waren een deel van zijn leven. Het waren goeie, jonge buffels maar hij had geld nodig, geld om rijst te kopen voor het gezin. De rest van het geld was voor de reis naar Bangkok; daar wilde hij werk in een fabriek zoeken.
Hij ging samen met een vriend die al eens naar Bangkok gegaan was. Ze liepen lang en kwamen aan het station. Bij het vertreksignaal van de trein ging het door hem heen: het was het beste zijn lichaamskracht te verkopen. Dat hadden anderen ook gedaan op zoek naar geluk: je aanmelden als arbeider voor zwaar werk. Daarna kon je misschien riksjarijder worden of zelfs bediende in een winkel. Het zou niet gemakkelijk worden maar hij stond voor deze aanpak. In het dorp was geen emplooi voor hem. Het zag er niet goed uit.
De derde klasse van de trein zat overvol met mensen die hun heil elders gingen zoeken. Alle zitplaatsen waren bezet en zelfs in het gangpad kon je niet meer staan. Ook in de koppen van de wagon met de toiletten was het vol. Uit die toiletten kwam een doordringende stank terwijl er geen druppel water was. En daarnaast waren ze volgepakt met koffers en tassen. De passagiers leken allemaal op elkaar met hun droevige gezichten. Geen lachje kon er af.
Bangkok was totaal anders dan het dorp. Waar kwam dat gekrioel van auto’s toch vandaan? Het was er somber en het duizelde hem, je kreeg er haast geen lucht. En al die huizen, ze nodigden hem niet uit daar te wonen. Huis aan huis op elkaar gepakt. Hij volgde zijn vriend naar een bus, die nog voller was dan de derde klasse in de trein. En iedereen staarde hem aan; zagen ze aan hem dat hij van het land kwam? Zag hij er dan als een clown uit? Of dacht hij dat maar? Hij kon zich er niet druk om maken. Hij had andere dingen om zich zorgen om te maken: om rijst, en om veel meer.
Hij liep de kamer binnen in dat rijtjeshuis. Men noemde dit ‘het Bureau.’ Het zag er sjofel en armoedig uit. Er was niets om je op te vrolijken. De enige plaats voor hem om werk te zoeken. En na het binnen treden moest hij direct 20 baht kosten betalen al was het volstrekt onzeker of je er ooit werk zou vinden. Deze eerste dag kreeg hij nog geen werk maar kwam veel mensen tegen die net als hij werk zochten bij dit bemiddelingskantoor.
Een week later had hij geluk; een werkgever wilde hem aannemen. Zijn eerste baas ooit werd een dikke Chinees. Die was tevreden over zijn bouw want de baan stelde eisen aan zijn lijf. Toen alle afspraken tussen bureau, werkgever en hem op papier stonden moest hij wel nog 200 baht bemiddelingskosten betalen. Hij had geen keus; betalen voor zijn rijst of verhongeren. Zijn salaris werd 300 baht per maand; dat was tenminste een inkomen al kreeg hij de eerste maand niks want zijn baas moest die afstaan aan het bureau voor de bemiddeling…..
In de donkere houtloods was de lucht altijd bedompt. Er hing een dikke stoflaag in de lucht en hij kon niet vrij adem halen. ‘Thuis is de lucht veel schoner en er is geen herrie van auto’s die in je oren dringt’ dacht hij. In de houtloods was het zijn taak, planken aan te slepen om de vrachtwagen te laden zoals zijn baas wilde. Dan moest hij het hout met de wagen wegbrengen en elders weer afladen. Dat herhaalde zich steeds weer en hij raakte er aan gewend.
Dit zware werk had hem nimmer afgeschrikt. Hij vond dat je gewoon je werk moet doen. Daar word je toch voor betaald door je baas? Hij moest ook geld hebben voor rijst en om van te leven en van wat overbleef stuurde hij een deel naar zijn familie. Misschien waren de arbeidsomstandigheden wel niet billijk maar hij moest het maar verdragen. Dit werd van hem vereist omdat hij niet goed lezen en schrijven kon. En na de vier schooljaren had hij er zelf ook niets meer aan gedaan; hij kon alleen zichzelf beklagen…..
Het wordt donker en dan weer licht in de oude vrachtwagen waar hij woont. Hij kijkt wel naar buiten maar ziet niets. Heeft geen andere keus. De wagen rijdt en stopt hier, en dan daar in straten waar wagens in chaos in file staan.
Hij denkt aan zijn ouders, zijn dorp, de rijstvelden, de buffels, aan alles kriskras door elkaar. ‘Naar huis terug?’ Nee, ‘huis’ bestaat niet meer voor hem. Hij weet heel goed dat de reis naar hier het gevolg van zijn eigen keus was. Zijn pad voerde hem naar de hoofdstad en liet hem hier in de donkerste gribus achter. Voor hem bleef slechts de hoop dat er iets zou gebeuren dat zijn leven zou verbeteren. Maar dat gebeurt niet snel in een leven. Hij besloot te wachten……
Bron: Kurzgeschichten aus Thailand. Vertaling en bewerking Erik Kuijpers.
Auteur Paisan Promoi (1952), Thammasat Universiteit, heeft boeken geschreven als lid van de schrijfgroep ‘Prachan Süaw’ en een bundel korte verhalen. Dit verhaal komt uit een bundel hedendaagse Thaise verhalen gepubliceerd in 1975. Hij woont nu in de USA en maakt deel uit van de journalisten die mede over Thailand publiceren in Thaise kranten aldaar en die gevlucht zijn voor het regime.
Over deze blogger
- Bouwjaar 1946. Kreeg de bijnaam 'Lopende belastingalmanak' en heeft 36 jaar in dat vak gewerkt. Op zijn 55e naar Thailand verhuisd. Invaliditeit dwong hem van zijn gezin in Nongkhai naar huisje met thuiszorg en scootmobiel in Súdwest-Fryslân.
Lees hier de laatste artikelen
- Belasting Thailand19 december 2024Belastingen: Regionale kantoren Thailand
- Thailand algemeen17 december 2024Belastingen: Hulp bij aanvraag reductie
- Belasting Nederland15 december 2024Belastingen: wanneer is jouw geld belast in Thailand?
- Belasting Thailand15 november 2024Belasting: Navordering in Thailand
Triest verhaal en nog triester , het is de waarheid. Moderne slavernij zoals dat bij velen is gebeurd en
nog steeds gebeurd.