De familie (lezersinzending)
Toen, bij het begin, wist ik nog niets van de familiegeschiedenis. Mae was de oudste van vier zusters. Van hoeveel verschillende mannen die waren, ben ik nooit te weten gekomen, maar ook dit is typisch Thai – toch bij de lagere klassen.
De jongste zuster, Phoo, woont in Japan en had daar een zoon en een soort restaurantje. Of dat de juiste volgorde is, ben ik niet zeker. De zoon heb ik gezien: hoewel hij eigenlijk een Japanner is en geen woord Thai spreekt, had zijn moeder hem overgehaald om het ‘monniksritueel’ te komen doen in Thailand. Dat ritueel zullen degenen die in Thailand op de buiten wonen wel kennen: een zoon moet loten om al dan niet twee jaar legerdienst te doen. Wanneer hij uitgeloot wordt, gaat hij een week of wat langer in een klooster en daar komt heel wat – vooral geld – bij kijken. De hele bedoening heeft heel weinig met Boeddhisme te maken, maar alles met “kijk eens wat wij ons kunnen permitteren.”
Drie dagen lang moeten orkesten gehuurd worden, met als toppunt het diner voor de buurt/het dorp begeleid door een van de vele Thai/Isaanse schaars geklede zangeressengroepen. Dat grapje kostte toen – een vijftal jaar geleden – 250,000 Baht. Fake Louis Vuitton-tas en reizen niet inbegrepen. Nu zijn dit soort geldverslindende toestanden niet specifiek Thai: ook in Tanzania worden huwelijken afgesloten waarvoor de familie tien jaar later nog altijd afbetaalt.
Intussen is Phoo van echtgenoot veranderd: ze heeft het vaste voornemen om ooit met alle zusters samen te gaan wonen op een lap grond – de naa – dat ze (of haar ex) in een gehucht hier vijftien kilometer vandaan gekocht heeft. Nu staat daar een soort kramakkelig krocht waar ooit een prachtige villa zou moeten komen, en waar nu een van de zusters regelmatig huist. De huidige Japanner werkt in de bouw. Ik vermoed dat ik weet waarom ze die keuze maakte.
Een andere zus, Wew, woonde of woont met Meng samen in een gehucht. Het valt moeilijk te volgen, want het is zoals met trekharmonica’s: duwen en trekken. Af en toe gaan ze uiteen, en dan begint ze iets als een eetgelegenheid, waarbij je je niet te veel moet voorstellen. Als een Thaise niet weet van welk hout pijlen te maken, begint ze wat te koken voor anderen waar helaas niet echt iemand op zit te wachten.
Meng is een interessante figuur: hij heeft in dat gehucht heel wat grond die hij gewoonlijk doorverhuurt aan boeren uit de omtrek. Hij heeft ooit geprobeerd zo’n lap grond aan me te verkopen, maar toen ik doorkreeg dat er noch elektriciteit, noch water in de omtrek lag, bedankte ik. Zonnepanelen? Die bestonden toen nog niet – tenminste niet hier – en ook nu heb ik weinig vertrouwen in de lokale zonnepaneel-boeren.
Een van de prominentste is eigenaar van een computerbedrijfje hier – het enige zestig kilometer in het ronde – en als ik zie wat voor kwaliteit zijn medewerkers afleveren, beef ik voor zijn zonnepanelen. Ik denk dat ik aan hun esbattementen een speciaal artikel ga wijden.
Zelf doet Meng weinig of niets. Of beter: hij doet de Boeddha-markten. Er is er hier in Takhli elke donderdagmorgen een. Ik ben er al jaren niet meer naartoe geweest, omdat het ‘nieuwe’ er snel af gaat, en het meeste wat verkocht wordt fake is. Een groot aantal verkopers zijn medaillonverkopers: zoals bij ons in de middeleeuwen, worden mysterieuze krachten vermoed in medaillons die uit heilige oorden zouden komen. Ik heb er ook een, cadeau van Sue. Het zou uit een grot in Lampang stammen, en eerlijk: het heeft me nog geen kwaad gedaan. Al weet ik niet precies meer waar ik het opgeborgen heb.
Die Boeddha-business zit in de familie: zijn broer is namelijk overste van de lokale wat. De Wat, bedoel ik. Hij vervult de functie van wat ooit de lokale pastoor in Vlaamse dorpen deed: hij steekt overal zijn neus in, en zorgt ervoor dat de Wat het centrum van alle gehuchtsfeestelijkheden blijft. Volgt de Thaise Boeddhistische clerus ook op andere vlakken de Vlaamse? Het zou me absoluut niet verwonderen – verre van. Af en toe hoor ik Van Gheluwe gefluister.
Meng heeft ook zowat overal familie. In de VS, maar ook in Cambodja en Myanmar. Vraag me geen uitleg, ik sta er ook versteld van. Het handige is wel dat die blijkbaar allemaal geld hebben. Op één van zijn lappen grond heeft hij tegen de weg aan een mausoleumpje gebouwd voor de oermoeder van de familie die tevoren in de VS gestorven was. In dezelfde periode heeft hij ook grondig zijn ‘hoofdhuis’ verbouwd. Wel handig, zo’n familie.
Zijn ‘hoofdhuis’, vraag je? Ook dat komt nog eens ter sprake.
Wew had één van haar kinderen bij een legerofficier die na zijn pensionering een kippenkwekerij begon. Niet zomaar wat kippen en een haan. Miljoenen kippen. Als je spotgoedkope Thaise kippenborsten of billen uit een lokaal grootwarenhuis komen, is er een goede kans dat ze ooit hier uit het (onecht) licht zagen. Trouwens: geen Thai werkt hier. Dit is Myanmar business. Hele families, allemaal zwart.
De jongen bleef bij de vader, maar – ook weer zoals zoveel jonge Thais –stierf hij op weg naar huis op zijn brommer, aangereden door een auto op een zaterdagavond. Hij dronk niet, en hij droeg een helm – al verloor hij die tijdens het ongeval. Zelfs de helmen zijn rommel hier. De auto van de aanrijder zat vol volk dat gedronken had – tenzij de chauffeur. De auto was ook niet van de chauffeur maar van een van de inzittenden.
Ruik jij ook een raar geurtje? Dit is Thailand. Per dag sterft een gemiddelde van 48 personen in een verkeersongeval, en meestal zijn het motorrijders. Het echte cijfer ligt nog een stuk hoger, want statistiek is niet het sterkste punt in Thailand: wanneer je niet ter plekke sterft, word je niet meegeteld. Dit zijn vreselijke statistieken, maar er wordt weinig of niets aan gedaan. Politie zie je ‘s avonds zelden of nooit. Overdag? Hoe bedoel je, overdag?
De bevolking kent momenteel een snel negatief verloop, en net die jongeren heb je als land broodnodig. Hoelang nog eer dat doordringt? Ik vrees dat het al te laat is. Er was laatst een lang programma op CNA (de Singapore staatszender) over demografie in Thailand. Een van de geïnterviewde specialisten zei letterlijk: “Andere landen hier zoals Singapore of Hong Kong werden rijk voor ze oud werden. Thailand zal oud zijn voor het rijk kan worden.”
Er is ook nog een dochter. Die werkt als Grab-meisje: ze brengt in Pattaya eten rond dat telefonisch of via de app besteld wordt.
Er is er nog een zuster, van wie ik de naam niet kan onthouden. Twaalf stielen en dertien ongelukken. Mem, nu weet ik het weer. Twee zoons, waarvan de oudste vijf jaar in de gevangenis zat, ik vermoed voor moord maar zeker weet ik het niet. Toen die uit de gevangenis kwam, zocht de politie een plek voor hem, maar zijn moeder moest hem niet. Intussen heeft hij zichzelf goed rechtgetrokken – dankzij de vriendin met wie hij samen een zoontje had en wat hulp hier en daar. Ze baten in Pattaya een wassalon uit en doen er de was van verschillende hotels. Nu weet zijn moeder hem wel wonen.
Ik twijfel of de jongste zoon kan lezen of schrijven: dat was allemaal niet nodig. Met het brommertje rondrijden, dat wel. ‘Gelukkig’ voor hem is er de eeuwige Thaise stoplap: het leger! Daarvoor moet je letterlijk niets kunnen. Je kan je dus voorstellen wat daar bijeen zit.
Al bij al hebben we met Mem nog geluk gehad: Een zestal jaar geleden was ze met een veel jongere kerel. Ze was toen een jaar of veertig-vijfenveertig? Ze was zowaar in verwachting, maar ze kreeg een misval. Pas achteraf hebben we van haar plannen gehoord: ze ging ons het kind afstaan. Of wij dat OK gingen vinden of niet? Die vraag kwam zelfs niet bij haar op.
En Mae? Mae’s vader was blijkbaar Chinees. Die wilde zijn dochter bij zich hebben, maar werd weggejaagd – ik vermoed door de ‘grootvader’. Nochtans was ze ongetwijfeld veel verder geraakt wanneer ze door haar vader was opgevoed. En wat deed de moeder van Mae? Takhli was lang een van de luchtmachtbases van het Amerikaanse leger. Van hier werden Vietnam en Laos gebombardeerd.
Ik vermoed sterk dat de moeder in die tijd een hoerentent openhield, maar zeker ben ik er niet van. Die oudere generatie was – gelukkig – al uitgestorven toen in op het toneel verscheen. De ‘grootvader’ deed, zoals veel Thais buiten de stad, weinig of niets. Hij was degene die zogenaamd voor Sue en haar broer ‘zorgde’. Wat ik me daarbij moet voorstellen weet ik niet, maar ik zie hetzelfde patroon vandaag nog bij de buren: man doet niets, vrouw doet al het werk. Beiden waren ook verslaafd aan gokken – nog zo’n leuk Thai trekje – en op een dag vergokten ze zowaar hun huis. Ik weet het: Zola had er hier nog een puntje kunnen aan zuigen.
Geen van al die zusters heeft voor de opvoeding van hun kinderen gezorgd – ook dat is typisch Thai. Ze gingen ergens werken, en stuurden wanneer het hen uitkwam wat geld op naar de grootouders. Geen van hen bezit iets. Waar is het geld dat ze toch ooit moeten verdiend hebben heen?
Helaas is het waar dat de meeste Thais absoluut niet met geld kunnen omgaan. Waar zouden ze het geleerd hebben? Zeker niet op school, want daar zitten de grootste schuldenmakers! Soit, het is op. Waaraan? Geen mens die het weet. Ik weet heel goed waarom ik hier geen groot huis wilde kopen. Beeld je in…
Ingezonden door Geert
En wij maar denken dat de familie Flodder het toppunt van de vreemde familiebanden zijn.
Dat de Thais absoluut niet met geld kunnen omgaan bestrijd ik,probeer zelf eens van een doorsnee Thais inkomen wat te sparen en als dat al lukt dan komt er plotseling een crematie, bruiloft of monnik inwijding voorbij waardoor je weer een langdurige lening aan moet gaan,zelfs de middeninkomens houden hier niets over,studerende kinderen kosten hier een vermogen.
Daarom zijn mijn Thaise partner (mannelijk ja hoor dat bestaat ook, lol) blij dat we vandaag terugvliegen naar België. Om de paar jaar familie even terugzien en dan terug kunnen ontsnappen aan bijvoorbeeld de door jou geciteerde waanzin. Zalig, zelfs al arriveren we er nu
aan het begin van de koudste maanden.
Ja Rudy,
Maar jouw Thaise familie zijn ook weer blij wanneer jullie terug is in Thailand.
Dáár kan de kou is België niks aan afdoen
Bovendien schetst Geert de werkelijkheid en geen waanzin.
Een Thai die met geld kan omgaan? Het kan hoor. Wie als Thai de Thaise variant op het gezegde ‘ de tering naar de nering zetten’ wil toepassen, geen last heeft van het show off-syndroom en al eens gehoord heeft van morgen, lukt het vrij aardig. Ik kwam er in Thailand in 35 jaar toch wel een tiental tegen In het buitenland lukt het soms, heel soms (tijdelijk of na verloop van tijd)) beter als de Thai merkt dat de BC-of pinautomaat in BE of NE niet zo vlot geld sproeit als ze voordien gewend waren in Thailand.
Bedankt voor dit prachtige verhaal! Geweldig om te lezen hoe alle (stereo)typische verhalen over de Thais in één voorbeeldige familie kunnen worden beschreven! Schulden, fake, hoerententen, luie grootouders en luie kleinkinderen etc. etc.
Tino, ik ken jou als politiek correct en ik vraag me af of jij deze reactie precies zo bedoelt, of dat er toch een waarheid schuilt achter de licht sarcastische (?) ondertoon. Ik kan wel begrijpend lezen, maar jouw reactie zit een beetje tussen serieus en sarcastisch in. Misschien kun je het nog even toelichten, waarvoor mijn dank.
Het was vooral sarcastisch bedoeld, Eric. Ik kom de laatste tijd te veel stereotypische verhalen over Thailand en de Thais tegen op dit mooie blog, steeds weer dezelfde opmerkingen. Het voegt weinig toe aan onze kennis over Thailand.
Tino, je vergeet dat ze, (de Thai, maar niet allemaal, sommigen,) het er wel naar maken, (soms, af en toe, niet altijd, maar wel vaak.) Er worden zeer zeker enorme schulden gemaakt. Je zegt altijd dat het hypotheekschulden zijn, auto-financieringen, leningen om kinderen naar school toe te kunnen laten, en zo goed als niet om zaken om mee te pronken. Dat klopt. Onderzoek wijst dat uit. Maar is het ook weer niet zo dat ‘de tering naar de nering’ zetten in de Thaise samenleving niet al te ingeburgerd is? Dat ‘de vork’ te klein en te smal is, maar er met graagte ’te veel hooi’ op genomen wordt? Is het ook niet zo dat ‘fake’ en ‘show off’ niet al te nauw komt, dat prostitutie in Thailand met een gerust hart door een mantel van hypocrisie wordt afgedekt, dat grootouders graag hun hand op houden als hun dochters met een farang aan de haal zijn, en kleinkinderen zich ook maar afvragen of elkaar een pootje lichten eigenlijk niet verkeerd is? Zo maar weer wat generalisaties en natuurlijk sterk overdreven, maar je hoeft Thailand toch ook weer niet zo te idealiseren, te romantiseren en fenomenen te bagatelliseren, of is Thailand in jouw visie soms nog onvolwassen? Thailand mag best wel op haar merites worden beoordeeld, en zeg nou zelf?
Nee Joost, dat vergeet ik niet. Het is allemaal waar wat je schrijft, in meer of mindere mate. Ik heb veel geschreven over slimme, dappere en aardige Thais. En over misstanden. Dat laatste werd mij vaak kwalijk genomen.
Ik vind alleen dat al die zaken niet in elk verhaal over Thailand hoeven voor te komen. Als Thais over Nederland zouden schrijven en in elk verhaal noemen ze de kou, de regen, het smakeloze eten, de soms brute omgangsvormen, de onwetendheid van de buitenlander over Thaise zaken en beleefdheidsnormen, dan gaat het al gauw vervelen.
Hoe de familie in elkaar steekt is ingewikkeld.
‘Dat is mijn zus’.
‘Ik dacht dat je geen zussen had’
‘Geen echte zus, het is de buurvrouw’
We zijn het inmiddels gewend dat ze zo met elkaar omgaan. Iedereen uit het dorp is een neef of nicht.
“Iedereen uit het dorp is een neef of nicht.”
En in de praktijk is dat in vele dorpjes ook nog wel zo 😉
prachtig verhaal, heel herkenbaar verhaal, typisch isaan. Gelukkig zijn er ook nog genoeg “” goede”” families, meestal horen we de slechte verhalen pas als de verkering over is en de oogkleppen af zijn