‘Zware dagen in de Isaan’
Misschien overkomt het u ook wel eens.
Dat het ietsje tegenzit, tijdens een lang verblijf in het wonderschone Thailand.
Toen vrouw Oy me die April-middag ietwat onzacht wakker schudde uit mijn hangmat-sluimer, teneinde samen inkopen te gaan doen in het naburige stadje, was mijn reactie dan ook niet onverdeeld positief.
Want bij het vooruitzicht schoonma’s Isaanse erf te moeten verlaten voor een bloedhete trip, teneinde de plaatselijke middenstand een plezier te doen, klonk er bazuingeschal noch engelengezang vanonder mijn verhitte schedeldak.
Het strategisch goed gekozen plekje voor deze hangmat was dan ook het enige waar overdag wat schaduw van betekenis te bekomen viel, gevoegd bij een héél soms optredend en heerlijk verkoelend briesje.
Een wonderbaarlijk lekker plekje in een verder geblakerde omgeving.
Aldus poogde ik, wreed uit mijn dagdromen van frisse Hollandse polders gewekt, dit voornemen van mijn betere helft af te blazen.
Door haar fluks te wijzen op de koperen ploert daarboven, die in dit jaargetijde de heer Oppenheimer nog het nakijken gaf wat het in de fik steken van de atmosfeer betreft, mijn eigen totale gebrek aan bewegingslust, én, ook niet onbelangrijk, het ontbreken van een geschikt vervoermiddel.
Maar buiten de waard rekenen ging me ook deze keer weer goed af, want ik vernam daarop dat zwager ons zijn rode Honda ( zojuist begonnen aan de lange weg van afbetaling ) ter beschikking zou stellen, evenals enkele belachelijk dunne pothelmpjes.
Die laatsten net zoveel bescherming biedend tegen lichamelijk letsel als het roepen van ‘foei’ tegen een school aanvallende piranha’s, maar het Thaise oog wil tenslotte ook wat.
Dat mijn geldbuidel intussen al in het brommermandje lag, gaf wel aan dat er van eega-wege geen enkele rekening werd gehouden met enige tegenspraak mijnerzijds.
Wat later, het erf aftuffend, had ik besloten de helm niet op te zetten.
Dit vanwege mijns inziens ernstig gevaar voor overkoken van de grijze cellen, indien ingekapseld in roze bouwemmer-plastic.
Vrouw Oy keek ietwat bedenkelijk, doch de helm maakte het niets uit.
Want wat het nutteloos aan een stuur bungelen betrof, kon het ding terugzien op een meer dan rijke historie.
Net buiten het dorp tikt Oy me op de schouder, want de eerste stop diende zich aan, en wel bij de benzineboer.
Terwijl er twee flessen felgekleurde siroop in de hongerige Honda verdwijnen, vraag ik me voor de honderdste keer af hoe zwager het toch altijd voor elkaar krijgt op de laatste dampen de Thaise dreven onveilig te maken, doch nimmer zelf te hoeven tanken.
Het is een gave.
Weer enkele kilometers verderop, bij de buitenwijken van het stadje, mept Oy me nogmaals op de schouder en roept ‘Thamruat’.
Oftewel, ‘politie’.
Wat me een redelijk overbodige opmerking lijkt, want ik kom hier niet voor het eerst en weet dus als geen ander dat het politiebureau nabij is.
Geen enkele reden er zo de nadruk op te leggen, want de smerissen zijn er toch nooit, en ik neem het dan ook voor kennisgeving aan.
Als ik even later, met het koddige helmpje in de hand, wat plaatselijke valuta mag neertellen voor het niet dragen van een valhelm, begrijp ik dat de correcte Thaise vertaling voor vandaag het woordje “fuik” miste.
Zoiets kan de beste overkomen, dus neem ik mijn hoofdschuddende duopassagier niets kwalijk.
Ondertussen is mijn animo aangaande deze hele markt-onderneming niet bepaald met sprongen gestegen.
Want tot nu toe heb ik binnen luttele minuten al tweemaal de knip mogen trekken om anderen te plezieren, maar zelf nog niet bepaald genoten. Waarmee maar weer eens is aangetoond dat het voortijdig verlaten van een schoonmoederlijke hangmat alleen maar sores brengt.
Bezield met het vaste voornemen om, eenmaal de markt bereikt mezelf ook eens te trakteren, geef ik het rode ros wederom de sporen.
Op aandringen van mijn coach ditmaal wél helmdragend.
De markt bereikt, parkeren we eerst de Japanse geldvreter naast een ris van zijn dubbelgangers onder een stoffige luifel.
Dan, bij het betreden van de markt, die gevuld is met geuren, kleuren, en huigverslijtende kooplui scheiden onze wegen.
Want terwijl vrouw Oy halve landerijen aan groenvoer, fruit, en onschuldig uitziend afbijtmiddel in de vorm van pepers overhandigd krijgt van breed glimlachende telraam-bandieten, voer ik zelf zware achterhoedegevechten met mijn wilskracht.
Gezien ik wat verderop, tussen de halve varkenskoppen en bakken vol verschroeide leden van de enge beestjes-populatie door, namelijk iets anders heb waargenomen.
En wel de 7-11, vol van gekoelde lucht, en andere heerlijkheden.
Waaronder stijfbevroren waterijsjes.
Nu heeft mijn almaar uitdijende pens bepaald geen behoefte aan extra calorieën, maar zie, de geest is gewillig, dus besluit ik terstond tot aankoop van zulks een kleinood over te gaan.
Ook al omdat mijn zieligheids-factor kopjes blijft geven, na zowel zwager ( zijnde de enige Thai die bij geboorte al een lamlendigheids-certificaat kreeg uitgereikt ) alsook de plaatselijke Hermandad van mijn zuurverdiende muntjes te hebben laten profiteren.
Wat later, terwijl ik probeer mijn bevroren hersens weer op gang te krijgen na het iets te snel nuttigen van al genoemde delicatesse, vangen we de terugtocht aan.
Wat nog geen sinecure blijkt, met ladingen lokaal gekweekte onkruid, gortdroge Chinese koekjes, en een Thaise jaaropbrengst aan flessen vissaus in het mandje.
Als we thuisgekomen afstappen, vrouw Oy met lamme armen van het torsen der tassen en ikzelf wat tussenwervelschijven missend door het manmoedig recht proberen te houden van ons overbeladen slagschip, valt mijn oog op een wel zeer verontrustend beeld.
Namelijk een bepaald familielid dat languit in mijn nestje onder de mangobomen ligt, daarbij genoeglijk de hoppigheid en structuur van ijsgekoeld olifanten-bier determinerend.
Na mijn vraag hoe het kan dat onze schuinsmarcheerder geld heeft voor deze onverwachte proefsessie, blijkt dat ik vandaag duidelijk in aanmerking kom voor de wisselbeker op zieligheidsgebied.
Want niet alleen had vrouwlief honderd baht wel het minste gevonden dat zwager mocht verwachten voor het zo genereus uitlenen van zijn rode oogappel, ze had hem ook nog eens vooraf betaald.
En wel uit mijn eigen knip, die bij vertrek al zo handig in het brommermandje lag.
Over deze blogger
-
Lieven Kattestaart (1963) woont samen met vrouw Oy op het mooie Goeree-Overflakkee.
Is werkzaam als havenmeester en bezoekt sinds 1993 het verre Thailand, waar hij in 98' Oy leerde kennen en haar overhaalde de zon vaarwel te zeggen en zich in dit kille moeras achter de dijken te vestigen.
Tegenwoordig de vakantieweken meestal doorbrengend in het Isaanse optrekje van schoonmoeder, afgewisseld met wat strandhangen in Pattaya, of klem zitten in bus of trein om andere en onbekende Thaise streken te bezoeken.
Zich voornemend na pensionering samen met Oy in Thailand te gaan wonen, en beiden kunnen nauwelijks wachten tot het zover is.
Hobby's: zodra er zich een inspiratie-vonkje aandient, doch meestal gekweld door schrijversblok, het toetsenbord beroeren teneinde het mooie Thailandblog van een nieuw stukje te voorzien, het beoefenen van lichamelijke bezigheid door middel van joggen (uiteraard met mate) online schaken, en het af en toe drinken van een prima Single Malt en daarbij wegdampen van een sigaar van Cubaanse origine.
Lees hier de laatste artikelen
- Cultuur10 december 2024Rooksignalen van oompje Mango
- Cultuur22 november 2024Tropenkolder
- Cultuur14 november 2024‘Drie dagen van bezoeking’
- Cultuur1 november 2024‘Kansloos koloniaal in Pattaya’
Prachtverhaal. Prachtig verwoord en heel herkenbaar.
Ben het daar volkomen eens mee. Wat een grappige (semi-cynische) schrijfstijl!
fantastisch verhaal en o zo herkenbaar ! Bedankt
Leuk verhaal, Ik leen nooit een motor van familie, want de tank is altijd bijna leeg.
Nu heb ik zelf een motor, en die leen ik ook niet uit, want geheid dat je hem terug krijgt met een lege tank, haha.
Deze proza tovert een glimlach op je gezicht, grappig en zeer zeker herkenbaar
Weer vermakelijk geschreven!
Beste Lieven,
Wat kan jij schrijven man.
De woorden en zinnen, ik geniet van jouw verhalen en kom niet meer bij tijdens het lezen.
Je schrijft zoals het menigeen van ons overkomt op een zeer humoristische manier.
Ik kijk altijd uit naar jouw verhalen.
Je bent een schrijfkanjer.
Lachende groeten, Mike.
Geweldig geschreven zoals altijd.
Blijkt wel weer dat het leven volop afzien is, met als enkele vreugde dat je Oy ten dienste bent geweest.
sterkte Poe Peter
En toch, beste Lieven, dapper dat je het niet hebt verstopt in de veelheid van woorden: je hebt zonder helmpje gereden! En, ook al zijn het helmpjes zo dus als een schuurpapiertje, ze dragen toch bij aan het welzijn van jouw grijze cellen.
Omwille van het voortbestaan van jouw heerlijk proza geef ik de dienaren van Hermandad groot gelijk dat ze een grijpstuiver uit jouw knip hebben getoverd. En voor de volgende rit, het Thaise woord voor fuik is กับดัก, uitspraak kapdak, al bedoelt men daar vermoedelijk een visfuik mee… Nou ja, een farang die de knip moet trekken zullen ze daar wel een ‘dikke vis’ noemen….
Dus ga zo door met jouw pennenvruchten!
Ook ik lees altijd met veel plezier jou schrijfsels. Zou het geen goed idee zijn, al deze verhalen te bundelen en uit te geven? Ik denk dat er veel vraag naar zou zijn. Zeker onder de lezers van dit blog.
Veel plezier daar in Thailand toegewenst.
Vr.,gr.,
SiamTon
Ik zie dat u het echt naar uw zin heeft.