Een weekje regenseizoen in Isaan (woensdag)
De Inquisiteur kan zich niet houden: hij wil weten hoe het er in het dorp aan toe gaat bij dat regenweer. Want de werken op de velden liggen stil, vrij logisch want de buien vallen regelmatig, en hevig. Enkel de zwaardere tractoren kunnen nog manoeuvreren op de onder water staande percelen en in de kleverige modder, maar van deze grootte zijn er te weinig in de streek. Wat doen die mensen nu, waar zitten die? En hij gaat op wandel, ondanks de regen. Hij dacht goed voorzien te zijn vanwege de paraplu en de iets dikkere T-shirt. Maar maakte de fout door op slippers te gaan.
Het vertrek van huis uit is makkelijk, van de betonnen oprit stap je meteen op een asfaltweg. De Inquisiteur heeft niet de intentie om via de binnenwegen over de velden te gaan. Bij de buurman, poa Sid, is niemand te zien. Normaal zitten daar vanaf de vroege ochtend altijd wel mensen, meestal de bekende <kie maaw’s>. Zelfs zijn eeuwig brandend houtskoolvuur is uit, het zinkplaten afdak waar het ding onder staat is wel goed tegen de zon maar lekt als een zeef.
Tweehonderd meter verder komt De Inquisiteur aan het huis van Luu. Een goeie hardwerkende vent, maar arm als de straat en vast zittend in de schulden. Het is een kleine primitieve woning, houtwerk boven op betonnen palen. De ruimte eronder, zonder zijmuren en met gewone aangestampte aarde als vloer, fungeert als keuken, zitplaats, werkplaats en stockage van alles wat hij heeft. Luu zit gehurkt aan een kort stuk boomstam en is zijn gereedschap aan het slijpen. Bijlen, hakmessen, kettingzaag, … . Heel geduldig schuift hij het stuk puimsteen over de sneden, je kan zien dat hij er verstand van heeft. Alhoewel het pas tien uur in de ochtend is, staat de fles lao kao naast hem, half leeg al. Zijn waterige oogjes vertellen De Inquisiteur dat het niet de eerste fles van de dag is. Tsjonge toch, maar ja, Luu heeft veel kopzorgen ondanks hij altijd aan het werk is. De school is terug begonnen, veel kosten met drie schoolplichtigen. Geen daglonerij mogelijk in de houtkap, te nat. Maar geen inkomsten. Luu is vandaag niet zo vrolijk en De Inquisiteur laat hem, hij kan diens problemen niet verzachten.
Weer tweehonderd meter verder is de woning van Leun en zijn moeder. Leun heeft enkele maanden in het huis van zijn broer gewoond toen die aan de slag was in Chonburi. Maar de broer is terug, en dus Leun weer bij zijn moeder. Hij is niet thuis, de moeder weet niet waarheen. Maar het mens is blij met een bezoeker alhoewel er nauwelijks communicatie mogelijk is, dat heeft De Inquisiteur meestal met de oudere mensen van het dorp, die spreken echt plat Isaans overspoeld met lokaal dialect. Een nog gammeler huisje dan dat van Luu, die trouwens ook een zoon van haar is. De benedenverdieping is buiten een houten ligtafel volledig kaal. Hier geen goederen of gereedschappen, enkel een kaduke bromfiets.
Het vrouwtje trekt De Inquisiteur mee naar binnen, te koud vindt ze met die regens – het was zesentwintig graden toen De Inquisiteur vertrok … . Hier binnen is het nog mistroostiger, vrij donker wegens de gesloten houten luiken, geen meubels, zelfs geen kast. Leeg. Enkel een zwartwit televisie, de draad naar het kleine antennetje hangt gewoon schuin door de kamer richting plafond. Maar gastvrijheid zit in de genen, ze maakt een kop koffie voor De Inquisiteur. Waar diens haar stijf van gaat staan, suiker en melk heeft ze niet en het lepeltje dat er vreemd genoeg wel bij is staat gewoon recht in de brij.
Nadien moet De Inquisiteur een eind gaan stappen, de hoek om en de betonnen macadamweg slingert tussen de velden over de komende zevenhonderd meter. Enkel wat verdwaalde kippen, een doornatte hond maar voor de rest niets of niemand te zien. Poa Chang’s woning, aan het begin van de dorpskern, is verlaten. Maar hij is een handige timmerman, waarschijnlijk ergens bij een klant binnen aan de slag. En zijn gade werkt in het stadje.
Poa Soong is ook al niet thuis, wel mei Soong, zijn vrouw. Goede bekende van huize Inquisiteur, voor liefje-lief een soort tweede moeder. Ze is verstelwerk aan het verrichten, een oude Singer naaimachine, voetgetrapt. Doch ze is er erg handig mee. Ook hier staat de televisie luid te kwelen, maar nu in kleuren. Het volgende huis is van de ouders van Rob en Toi. De Inquisiteur moet toegeven dat hij steeds hun namen vergeet. Maar de vader was het oude ‘opperhoofd’ van het dorp. Destijds, vier jaar geleden, stond hij De Inquisiteur administratief goed bij zodat hij ingeschreven werd zonder gehuwd te zijn. Ondertussen is hij, ondanks pas drieënzestig, op rust. Zijn vrouw is het bezigste bijtje dat De Inquisiteur hier kent. Altijd aan de slag, of met hun buffels -ze bezitten er tien en dat is veel, ofwel thuis, ofwel met haar groentetuintje, ofwel voor de dorpsgemeenschap waarvan zij een spilfiguur is.
De Inquisiteur heeft veel respect voor beiden, zoveel gemeenschapszin, zo betrouwbaar, zo eerlijk. Jaarlijks gaat De Inquisiteur bij hen aan de slag tijdens de rijstoogst, ze kunnen die hulp best gebruiken. Want mei is een beetje krom in de rug en kan dat werk niet meer aan, te zwaar. Poa heeft een vijftal jaar geleden een ongeval gehad met zijn <saamlou>, driewieler, en is slecht ter been. Ze hebben twee zonen, Toi en Rob. De Inquisiteur leerde de jongste, Toi, op een vreemde manier kennen. Tijdens zijn eerste bezoek aan het dorp nog wel. Het zijn buren van eega’s moeder, en toen De Inquisiteur -die daar logeerde- op een avond buiten in de tuin stond te roken, hoorde hij waanzinnig geschreeuw, lawaai, opwinding, brekend glas. Tsja, ga je kijken natuurlijk. Toi was door zijn jonge echtgenote buiten gegooid. Hij dronk te veel, werkte te weinig. Vanuit een dorpje tegen Sahun Nakhon aan, waar Toi woonde, was hij per bromfiets (negentig kilometer met een gammel ding) naar zijn ouderlijke woning gekomen. En zich bedronken, de kolder gekregen. Later beterde Toi zijn leven en nu is het koppel al geruime tijd terug samen.
Zijn broer, Rob, is een ander ding. Weliswaar een werker, goeie vakman blijkbaar want hij is ploegbaas bij een bedrijf dat industriële gebouwen van metalen daken voorziet. Meestal ergens in Chonburi en Rayon. Doch de -gelukkig zeldzame- momenten dat hij naar het dorp komt, zit hij van ’s middags in onze shop. Liefje-lief trakteren op bier. En veel <pak waan> (zoete praat) volgens het lief. Want de jongeman is gek van liefje-lief, al van in hun jeugdjaren. Het is natuurlijk niet wederzijds, maar liefje-lief is een Isaan-dame: een man staat hoger in status, bovendien is het een gast, die ontvang je gastvrij. Maar ze moet niks van zijn vleierij hebben, tegenwoordig wanneer de jongeman onverwacht verschijnt roept ze De Inquisiteur er direct bij zodat hij er mee stopt.
Aan de <kodan>, het dorpsmagazijntje, gaat De Inquisiteur rechtsaf. Met een doel. Ut is een soort eetkraampje begonnen. Dat deed hij voorheen ook al, stopte ermee voor een jaar en is nu herbegonnen. <Kwa tieaaw>, een groentesoepje met kippenvlees wil De Inquisiteur. Er zit een hoop volk, ook Leun en poa Soong. Onder een soort felrood tentzeil -met gaten- dat tussen de bomen is gespannen. Er staan enkele gevaarlijk lichte plastic stoelen in alle kleuren van de regenboog, een gammele houten bank, en een enorme boomstronk die als tafel dient. Ut kookt onder een kleiner zeiltje, je hebt niet echt veel nodig om dit soepje te maken. Sommigen van de aanwezigen zijn aan het eten maar de rest is aan het pintelieren. Geen lao kao, bier. Men verdoet de tijd gewoon, beetje <sanouk>. Regelmatig staat iemand recht en verdwijnt zonder iets te zeggen, even regelmatig verschijnen er weer anderen. Ze moeten lachen met de paraplu van De Inquisiteur, niemand die dat hier doet. Maar toch, hij is droog, zij zitten met doorweekte T-shirt, wie is nu de slimste?
De Inquisiteur maakt een stoutmoedig besluit en gaat verder, het dorp uit. Even door een stuk bos en eens aan een bevloeiingskanaal de brug over en naar rechts weet hij, dan gaat het terug richting thuis. Alleen, dat zijn vervallen aardewegen. Waarbij De Inquisiteur vergeet dat die weliswaar keihard zijn bij droog weer, maar moddervet bij regen. En het is nog erger dan dat merkt hij. Het is niet een simpel centimeter dik modderlaagje, neen, je zakt er regelmatig tot tien centimeter in. Waardoor zijn slippers blijven steken, moet hij die telkens uit de modder peuteren. Rode modder aan voeten en benen, rode modder aan handen, nadien aan de armen, nog wat later in zijn gezicht want vergeten toen hij wat jeuk wou wegkrabben. Wat later de rechtse slipper stuk. Blootsvoets verder dan maar, doch die steeds aanwezige kleine steentjes zijn pijnlijk.
Liefje-lief lacht zich te pletter wanneer De Inquisiteur arriveert, ze zit op het terras van de shop. Hij komt aangewaggeld op pijnlijk blote voeten, niet echt mannelijk elegant. En ze heeft reden om te lachen merkt De Inquisiteur na een spiegelcontrole. Voeten, benen, armen, aangezicht en nu ook kledij vol rode modder. Het hangt zelfs in zijn haar.
Wanneer De Inquisiteur meldt dat hij gaat douchen grijpt het lief in: je kan niet naar boven in deze vuile kledij. Hoe dan wel? Schaterend helpt het lief hem uit de T-shirt en … broek. In het zicht van de straat, aan de deur van de woning, in zijn onderbroek. Ze lacht nog steeds wanneer De Inquisiteur fris en monter weer verschijnt, klaar voor enkele uurtjes luieriken, het is welletjes geweest.
Wordt vervolgd
Over deze blogger
Lees hier de laatste artikelen
- Leven in Thailand24 december 2019Winter in Isaan: Kerstmis
- Leven in Thailand22 november 2019Winter in Isaan (8)
- Leven in Thailand16 november 2019Winter in Isaan (7)
- Leven in Thailand12 november 2019Winter in Isaan (6)
Een sobere dag, een verlaten dorp, slechts hier en darp iemand te bespeuren… Voeg daar de regen en de bijhorende nattigheid aan toe… Nee, nu lijkt het alsof mijn dromen verdrinken… Hier stel ik mij de vraag: “Waarom verhuizen naar de Isaan?”. Toch vind ik het goed dat De Inquisiteur dit ook beschrijft, om ons allen bewust te maken dat het daar niet altijd een paradijs is. Dit doet mij denken aan een koude druilerige dag in december 2013 in het dorp bij mijn schoonouders: ik had het er toen koud en was daar niet op voorzien. De koude wind blies de vochtige lucht door de openingen het huis in.
De Inquisiteur, uw spelling van Thaise woorden vind ik echt uniek! Na enig denkwerk is mij de betekenis van die woorden min of meer duidelijk. Iemand die jouw verhalen regelmatig leest begrijpt dat meteen. We moeten eraan wennen.
We zijn nooit te oud om te leren. De beste lessen leren wij uit ervaring. Die vergeet men nooit snel. Ze blijven het beste in ons geheugen.
Liefje-lief heeft waarschijnlijk een unieke kans laten liggen om De Inquisiteur in zijn “zeer uitzonderlijke outfit” te fotograferen bij zijn thuiskomst. Ik zie hem daar al in mijn gedachten staan! Maar welk schoeisel draag je daar dan wel? Met gewone wandelschoenen zal het ook niet lukken en laarzen zullen waarschijnlijk ook blijven “kleven” in die modder. Alhoewel, misschien kan De Inquisiteur dat volgende keer (vandaag?) eens uitproberen 🙂
Na zo’n wandeling heb ik bij thuiskomst steevast zin in een heerlijke tas warme chocomelk. Zou De Inquisiteur dat ginds in de Isaan niet missen?
Beste Inquisiteur,
De reden dat ze u ‘uitlachen’ om uw paraplu zal wel voortkomen uit het feit dat een paraplu bliksemgevoelig is. Vaak ook het hoogste punt in een open veld.
“Farang blijft droog en zou het nog wel eens warm kunnen krijgen” zou een van de uitspraken kunnen zijn waarbij ze u ‘uitlachen’.
Mvg, Hendrik S.
Wij herkennen zo veel Isaan momenten.
Welke regio woont de Inquisiteur?
In zijn verhalen geeft hij regelmatig (onbedoeld?) aanwijzingen over de locatie van zijn huidige woonst.
Gewoon (al) zijn verhalen (na)lezen met de kaart ernaast.
Dat lezen van zijn verhalen is trouwens een aangename en leerzame bezigheid al zeg ik ’t zelf.
Beste Inquisiteur.
Heerlijk verhaal. Zoals u het beschrijft altijd en schrijft geniet ik en loop ik met u mee met uw verhalen. Laat ons genieten.
Sietse