‘Verbaas u niet, verwonder u slechts.’
Ooit betrad ik, nog soepel van scheenbeen en portefeuille, het wonderschone Thailand. Na vele, soms zelfs langdurige bezoekjes aan dit land zijn bepaalde dingen me bijgebleven.
In den beginne, toen ik net vriendin Oy had leren kennen, struinden we eens te voet Pattaya af naar een leuk doch betaalbaar hotel. Te voet, omdat een auto bezittend familielid van Oy ons zojuist ergens midden in de stomende drukte had afgezet, en we daarna al snel ontdekten beiden over het richtingsgevoel van een bezopen postduif met beginnende alzheimer te beschikken.
Een kwartier later strompelden we de lobby van een niet al te fris uitziend hotel binnen, waar Oy in geanimeerd gesprek raakte met de jongedame achter de balie.
Die, hoe kon het ook anders, eveneens uit de Isaan afkomstig bleek en zowaar ook nog eens uit Korat.
Bakermat van Oy’s familie.
Terwijl ik me onledig hield met het verdampen van grote hoeveelheden lichaamsvocht op de hotelsofa, en het bekomen van een acute nierkwaal door het leeglebberen van een literfles ijskoud bronwater, wisselden beide dames de laatste roddels uit.
Waarop even later enkele pakjes ma-ma noedels uit Oy’s tas van eigenaar veranderden.
Me dan toevoegend dat onze queeste naar een leuke hotelkamer verder voortgezet zou worden.
Op mijn verbaasde vraag waarom, bleek dat Korat-dame haar, na het dankbaar aanvaarden van de ma-ma, verteld had dat dit hotel een oude slecht onderhouden bende was, en daarom aanraadde ons heil elders te zoeken.
Een baliedame die het eigen hotel afkraakt tegen net gearriveerde gasten schokte mijn farang-wereldbeeld, en een goed waarnemer had dan ook een licht wankelen mijnerzijds kunnen constateren bij het verlaten van de lobby.
Daar zou het niet bij blijven.
Zo was daar de ervaring in kamer 217 van een ander Pattayaans hotel, zojuist door ons betrokken. Het eerste wat ik na binnenkomst deed was mijn gloeiende hoofd voor de rammelende airco houden. Dit teneinde enige koelte te bekomen, na het langdurig trotseren van de koperen ploert daarbuiten.
Na vijf minuten zo staan, en tot de ontdekking komend dat het afgekoeld raken vlotter zou gaan als ik de airco uitzette en zelf met mijn handen wapperde, werd ik wat ongerust.
Dit kon niet de bedoeling zijn, dus probeerde ik alle mogelijke standen op het helse machien, en draaide aan vele knoppen.
Met als enig resultaat dat ik alleen maar méér verhit raakte.
Vrouw Oy, teruggekeerd van een onderonsje met een bevriende schoonmaakdame, riep de hotel-monteur erbij. Die me vaag bekend voorkwam, want het bleek dezelfde hotel-boy die onze koffers de lift in had gesjouwd, nadat hij ons had ingeschreven in het hotelregister en de paspoorten gekopieerd.
Na wat gerommel met een schroevendraaier, aan- en uitzetten van de airco, en de opmerking dat ik aan de knoppen gezeten had, vertrok ons wonderkind weer. Resultaat: het ding bleef dezelfde warme föhnlucht de kamer inblazen, maar was nu wel ‘gerepareerd’.
Waarna vrouw Oy hem bij het naar buiten gaan vijftig baht toestopte.
Op mijn verbaasde vraag waar dat goed voor was, kreeg ik als antwoord dat ons manusje-van-alles zo gezichtsverlies werd bespaard.
Iedereen klaagde namelijk altijd over de airco in 217, maar toegeven dat hij niets aan het fossiele ding kon veranderen was onmogelijk voor de hotel-boy, dus kwam hij voor de vorm toch maar opdraven.
Op het punt staand nu zélf over te koken, kreeg ik kalmpjes te horen dat we sowieso niet in deze kamer bleven, maar verhuisden naar een andere aan de overkant.
Nr. 217 zat namelijk niet in het schoonmaakschema van haar kennis, zo had ze net vernomen. Wat ons flink wat extra hotelzeepjes, waterkoker, en vele verse handdoeken zou schelen, wat natuurlijk een Thaise doodzonde zou zijn.
Jaren later.
Nét onze geleende pick-up bij het strand van Pattaya geparkeerd, ontwaarde eega een oudere abt met een zestal jonge novicen. Lopend op weg naar Laem Chabang en dus op zoek naar vervoer.
Tot mijn stomme verbazing zat ik even later weer in de auto, (Oy’s ‘Thambun’ diende namelijk opgepoetst te worden en wel nu metéén ) met de abt naast me om aanwijzingen te geven over de te rijden route, en het zestal oranje gekleurde belhamels in de bak.
Want eenmaal uit zicht van de abt kwam het kattenkwaad vanzelf weer naar boven.
Wat resulteerde in het om de beurt rechtop in de bak staan en de beroemde scène van de film ‘Titanic’ naspelen, bij dik honderd kilometer per uur. Het meest verbazingwekkende?
Dat die memorabele rit mij tien jaar van mijn leven kostte, de abt niets van het hele gebeuren meekreeg en vrouw Oy het wel grappig vond.
Zo was daar het schone Nong Khai, waar we enkele dagen in een familie-guesthouse verbleven.
Het enige echt opzienbarende aan dit betonnen gesticht was mijn ontbijt. Wat bestond uit een kwakje natte rijst, een verdwaalde doperwt, wat opengespleten knakworstjes, en twee mini-pakjes ketchup.
Die laatste overduidelijk afkomstig van een zeer bekende fastfoodketen iets verderop.
Hoewel het menu kond deed van ‘American rice’, had de foto die erbij stond jammer genoeg niets te maken met het rampgebied op mijn bord.
Na het verzoek tot een doorgebakken spiegelei erbij, ter opkrikking van het zieltogend geheel, kreeg ik de bekende glibberige oester voorgeschoteld.
Wat me twee dingen vertelde.
Namelijk dat er beslist een Thaise samenzwering gaande is om mij in dit land altijd, immer en overal een nog vloeibaar blubber-ei voor te schotelen, óf, dat men hier te Nong Khai uit zuinigheidsoverwegingen nog voor het bakken de gasfles dichtdraaide en mijn eitje daardoor nooit aan stollen toekwam.
Het zou me niet verbazen.
Het zesjarig dochtertje van de eigenaresse bleek vervolgens op dag drie ernstig overstuur, toen ik die morgen geen ‘sawatdee khrap’ tegen haar zei.
Dat ik dat de vorige dagen ook niet gedaan had, ze de hele dag met de huishond en haar bal speelde en me zelfs nog geen seconde aangekeken had sinds onze komst in haar moeders huiver-herberg, mocht daar niets aan veranderen.
Op verzoek van een aandringende Oy, waide ik haar dan ook alsnog vriendelijk goedenmorgen, en iedereen en alles bleek daarna weer in perfecte harmonie.
Behalve mijn farang-geest dan.
Want weer eens gestruikeld zijnde over de onontwarbare spaghetti van de Thaise zieleroerselen besefte ik dat ook zoiets als leeftijd daarbij geen enkele rol speelt.
Mijn Thaise schoonfamilie deed over de jaren ook meermaals pogingen mij volledig paf te laten staan.
Zwager Oth, in Bangkok een klein bedrijfje runnend dat podia opbouwde bij festiviteiten, kreeg van ons een flinke financiële injectie en kon daardoor enkele dure elektrische takels aanschaffen.
Kwaliteit uit Taiwan, en trots werden mij de knalgele exemplaren getoond, zodra ze uitgepakt waren.
Dagen later, op bezoek bij zijn knutsel-klus in Central World, zag ik diezelfde dure takels, nu zwart van kleur en nog nadruipend van een verse verfbeurt.
Met stomheid geslagen over het belachelijke en nutteloze overspuiten van nagelnieuwe takels, werd ik ietwat onwel. Daarbij iets onbeleefds ventilerend over maffe schoonfamilies in het algemeen en stupide zwagers in het bijzonder.
Doch zwager bleek niet allergisch voor geel.
Wél de poenige familie die hem ingehuurd had voor het opbouwen van het podium, en van een zekere politieke ‘kleur’ waren. Dus had zwager, om toekomstige opdrachten veilig te stellen, de gele kleur verdoezeld en vervangen door het niet aanstootgevende zwart.
Zelfs ik begreep dat het een goede keuze was geweest, maar dat duurde wel even. Want dat iemand aanstoot zou kunnen nemen aan de kleur van gereedschap leek mij iets totaal Thais.
En totaal geschift.
Niet dat zwager altijd zo handig was.
Kans ziend in de jaren daarna zijn bedrijf de afgrond in te helpen, met behulp van broeder alcohol en vriendje gokverslaving.
Eenmaal aan lager wal geraakt, borrelde het briljante idee in hem op er een Mia-noi bij te nemen.
Na gedane zaken is het tenslotte goed rusteloos zijn in andermans bed, zo moet zijn gedachte zijn geweest.
Dat hij vervolgens vergat zijn liefhebbende vrouw hierover in te lichten kan de beste overkomen.
Toen het tenslotte toch aan het licht kwam, had hij zijn verhaal al klaar.
Want, zo orakelde hij, die sloerie van een Mia-noi had een vloek over hem uitgesproken met behulp van een kwaadaardige geest. Zodoende moest hij wel toegeven, en iedere keer weer langsgaan om aan haar vleselijke lusten te voldoen.
Zwager had natuurlijk gevochten als een leeuw, maar ja, tegen zulke bovennatuurlijke krachten stond hij machteloos.
Stel je de wanhoop van die gozer eens voor.
Geld moeten bietsen alsof het uit de roulatie gaat, iedere dag weer zoveel flessen bier kantelen, pakjes Falling Rain laten verdampen, en dan ook nog eens om de haverklap besprongen worden door die enge mevrouw.
Woorden schieten tekort.
Toen Oy me vertelde dat hij uiteindelijk terugkeerde in de echtelijke sponde, en zijn vrouw het verhaal over de zwarte magie geloofde en hem vergaf, keek ik er wel van op.
Maar me verbazen?
Nee, dat niet meer.
Dat is voor farangs die nog hoop hebben Thailand ooit te zullen gaan begrijpen.
Over deze blogger
-
Lieven Kattestaart (1963) woont samen met vrouw Oy op het mooie Goeree-Overflakkee.
Is werkzaam als havenmeester en bezoekt sinds 1993 het verre Thailand, waar hij in 98' Oy leerde kennen en haar overhaalde de zon vaarwel te zeggen en zich in dit kille moeras achter de dijken te vestigen.
Tegenwoordig de vakantieweken meestal doorbrengend in het Isaanse optrekje van schoonmoeder, afgewisseld met wat strandhangen in Pattaya, of klem zitten in bus of trein om andere en onbekende Thaise streken te bezoeken.
Zich voornemend na pensionering samen met Oy in Thailand te gaan wonen, en beiden kunnen nauwelijks wachten tot het zover is.
Hobby's: zodra er zich een inspiratie-vonkje aandient, doch meestal gekweld door schrijversblok, het toetsenbord beroeren teneinde het mooie Thailandblog van een nieuw stukje te voorzien, het beoefenen van lichamelijke bezigheid door middel van joggen (uiteraard met mate) online schaken, en het af en toe drinken van een prima Single Malt en daarbij wegdampen van een sigaar van Cubaanse origine.
Lees hier de laatste artikelen
- Cultuur10 december 2024Rooksignalen van oompje Mango
- Cultuur22 november 2024Tropenkolder
- Cultuur14 november 2024‘Drie dagen van bezoeking’
- Cultuur1 november 2024‘Kansloos koloniaal in Pattaya’
Lieven, een verrassend land met verrassende mensen dus. Is ook mijn ervaring in 30 jaar Thailand. Maar Laos en Indonesië, waar ik ook jarenlang heb gereisd, geven hetzelfde beeld voor de westerling die uit een heel andere cultuur komt.
Tja, wie lacht niet die de mens beziet, een kreet die wij toeschrijven aan Vadertje Cats en anderen. Afstand nemen en het proberen te begrijpen, net zoals Bomans ooit het verschijnsel carnaval probeerde te bevatten. Het levert in ieder geval fraai proza op.
wat ontzettend leuk geschreven weer dankjewel
Wat een geweldig verhaal waar ik smakelijk om gelachen heb. Super
Weer een fantastisch stuk en heb weer genoten van je taalgebruik en verhaal. Bedankt
Bedankt Lieven voor jouw ervaringen met unieke verteltrant. Ook ik verbaas me niet meer en verwonder me constant in Thailand. Verstandig van jouw zwager om uiteindelijk zijn hoofd in de muil van een krokodil te stoppen. Maar ja, hij was bevriend met broeder alcohol en vriendje gok verslaving! Een prachtig verhaal.