‘Songkran en burengerucht’
Ooit, lang geleden, vierden mijn vrouw Oy en ik het Songkranfeest. Bij schoonmoeder, in haar Isaanse dorpje.
Dit gehucht, bevolkt door arme boeren, dagloners en krenterige kruideniers met versleten telraam, maakte van dit feest zoals overal in Thailand een complete waterorgie.
Met bal na.
De dag zelf begon uiterst sereen.
Schoonmoeder, zittend in de woonkamer, kreeg van de verzamelde familieleden vele kommetjes geurig water over de gerimpelde handen gesprenkeld.
Het oude mensje daarbij voorspoed, geluk, en een lang leven toewensend. Dat laatste ietwat overbodig, aangezien schoonma al aardig richting Methusalem begint te schieten wat leeftijd betreft.
Tijdens dit eerbetoon besloot deze Hollandse kleibint nu eens niet de simpele toerist uit te hangen, en dus de fotocamera in de tas te laten.
Bij mijn eigen poging om de matriarch de zegen te geven, wist ik haar in zeldzaam beroerd Thais de meest opzienbarende dingen toe te wensen. Velen die het aanschouwden ontvluchtten het pand dan ook met tranen in de ogen.
En dat terwijl er die dag toch al geen gebrek aan water was.
Want eenmaal buiten, vrouw Oy’s idee volgend om de verderop gelegen tempel te bezoeken voor het gezellige feestgedruis aldaar, bleek er onderweg geen enkele mogelijkheid aan een gerimpeld velletje te ontkomen.
Alle dorpelingen met watervrees hadden het gebied dan ook reeds lang verlaten, wetende wat er komen ging.
Nauwelijks vijftig meter van huis gebrommerd, stuitten we al op de eerste menselijke wegversperring. Een wonderschone Thaise, met het fijnbesneden gezicht van een engel, giet voorzichtig wat water over mijn handen en wrijft dan, bijna teder, wat talkpoeder in mijn roodverbrande farang-nek.
Totaal verrast door de lieftalligheid van dit gebeuren, ontwikkel ik ter plekke hoogst euforische gevoelens voor dit prachtige land, en diens zachtaardige inwoners.
Waarop de opgeschoten puber, staande naast mijn engel, zijn kans schoon ziet en me een complete emmer putjeswater over het hoofd smijt. In drie seconden van teder naar verzopen.
Thailand in een notendop.
Ietwat onthutst onze weg vervolgend, doornat en wit uitgeslagen van de poeder, merk ik dat mijn rechteroor dicht zit.
Ik neem het voor lief, niet wetende dat dit de volgende dagen zo zal blijven en uiteindelijk resulteren in een opzienbarend pijnlijke oorontsteking, die pas zou wijken na een hevig antibiotica-bombardement.
Wat later, na het zorgvuldig ontwijken van meerdere pelotons vocht-vandalen die gewapend met emmers, tupperware-bakjes, tuinslangen, en zelfs halve kokosnoten gereed stonden argeloze farangs van hun brommer te hozen, bereikten we de tempel.
Deze vertoonde die middag een groot gebrek aan oranje pijen, en de monniken schitterden dan ook door afwezigheid. Hun plaats werd nu ingenomen door vele, licht slagzij makende volgelingen van een zekere Bacchus. Druk bezig met offeren aan die laatstgenoemde, daarbij zware achterhoedegevechten leverend met hun eigen promillage en die vervelende zwaartekracht.
Daar, onder de onbarmhartige Thaise zon, speelden zich liederlijke taferelen af. Drijfnatte besandaalden in geblokt flanel dansten er op oorverdovende Mor-lam geluiden. Voortgebracht door speakers ter grootte van een kleine vrachtwagen, tientallen luidkeelse benevelden en enkele uiterst kortgerokte dansmariekes.
Deze laatsten dermate sexy dat het me even de verpletterende hitte deed vergeten.
Sommige van de feestgangers waren de April-oven ontvlucht door verkoeling te zoeken in het roestbruine water van een naastgelegen sloot. Iets wat ik zelf nog niet overwogen had, gekleed in asbest duikerpak, betonnen lieslaarzen en wankelend op de rand van zonnesteek.
Dan ontwaar ik tussen de dansende zombies onze Duitse buur ‘Otto’. Diens echte naam weet ik niet, en dat zal ook na deze Sonkran-dag zo blijven.
Hij bewoont, samen met Thaise vrouw en kinderen, een ruim, splinternieuw en van alle gemakken voorzien paleis nabij schoonmoeder’s optrekje.
Otto zelf ken ik echter alleen van het iedere morgen luid en opzichtig langsdaveren op zijn namaak-Harley, stoere stofwolken opwerpend op weg naar de buurtwinkel.
Gewapend met enorme zonnebril, zwarte handschoenen en de uitstraling van een valse rottweiler, kon er nimmer tijdens die ochtendlijke ritjes ook maar een groet of zwaai vanaf bij onze buur.
Dus het verbaast me wel als hij even later bezweet, roodhoofdig, en duidelijk boven zijn theewater, toch vriendelijk kennis komt maken.
Begeistert schudt hij ons de hand, praat in rap-ratel duitsch over alles behalve zichzelf en werpt zich dan hevig transpirerend en Chang bier morsend weer tussen de dansende menigte.
Maar niet nadat hij ons uitgenodigd heeft om snel eens op ‘Kaffee’ te komen in zijn veste.
Kijk eens aan.
Blijkt onze Otto toch nog een geschikte vent, wie had dat gedacht.
Later die middag besluit Oy dat ik genoeg schuimend gerstenat en onverdeelde aandacht van lieftallige dorpsdeernes tot mij genomen heb, en keren wij huiswaarts.
Waarbij het me opvalt dat diverse kuilen en obstakels die er op de heenweg beslist nog niet waren, nu moeiteloos mijn voorwiel weten te vinden.
Duo-passagier Oy, duidelijk niet overtuigd van mijn kunde op het onderdeel slalom, mept me meermaals op de schouder en voegt me allerlei details over mijn rijstijl toe. Gelukkig aan de kant waar mijn oorontsteking inmiddels tot volle wasdom is gekomen, zodat ik er niets van versta.
Onderweg passeren we ook buur Otto nog, verdwaasd gezeten op de achterklep van zijn eigen zwarte pick-up. Het hoofd gebogen, en algehele malaise uitstralend. Zijn vrolijk kwetterende Thaise schoonfamilie rijdt hem stapvoets naar huis, en het tafereel doet nog het meest denken aan een stel inheemsen die een dikke blanke zendeling hebben gestrikt voor in de kookpot.
De rest van de Songkran-dag breng ik gelukzalig door in schoonma’s hangmat. De wereld in het algemeen en de Thaise in het bijzonder aanziend voor de welbekende doedelzak.
De dag daarop kwam buur als vanouds weer langsgedaverd. Maar op mijn vriendelijke en hoopvolle armzwaai kwam zoals altijd geen enkele reactie.
Later zou blijken waarom.
Otto bleek namelijk uiterst gul, gastvrij en voorkomend als hij dronken was. Maar eenmaal nuchter en weer zichzelf, weinig meer dan een gierige zelfbevrediger die anderen alleen maar lastig vond.
Aldus zijn liefhebbende Thaise vrouw.
Wij hebben de veste dan ook nimmer betreden, en aldaar geen kennismakings-kaffee genoten.
En Otto?
Ach, je kunt van hem zeggen wat je wilt, maar in het dorp gaat een gerucht.
Namelijk dat hij leukere buren heeft dan mijn schoonmoeder.
Over deze blogger
-
Lieven Kattestaart (1963) woont samen met vrouw Oy op het mooie Goeree-Overflakkee.
Is werkzaam als havenmeester en bezoekt sinds 1993 het verre Thailand, waar hij in 98' Oy leerde kennen en haar overhaalde de zon vaarwel te zeggen en zich in dit kille moeras achter de dijken te vestigen.
Tegenwoordig de vakantieweken meestal doorbrengend in het Isaanse optrekje van schoonmoeder, afgewisseld met wat strandhangen in Pattaya, of klem zitten in bus of trein om andere en onbekende Thaise streken te bezoeken.
Zich voornemend na pensionering samen met Oy in Thailand te gaan wonen, en beiden kunnen nauwelijks wachten tot het zover is.
Hobby's: zodra er zich een inspiratie-vonkje aandient, doch meestal gekweld door schrijversblok, het toetsenbord beroeren teneinde het mooie Thailandblog van een nieuw stukje te voorzien, het beoefenen van lichamelijke bezigheid door middel van joggen (uiteraard met mate) online schaken, en het af en toe drinken van een prima Single Malt en daarbij wegdampen van een sigaar van Cubaanse origine.
Lees hier de laatste artikelen
- Cultuur10 december 2024Rooksignalen van oompje Mango
- Cultuur22 november 2024Tropenkolder
- Cultuur14 november 2024‘Drie dagen van bezoeking’
- Cultuur1 november 2024‘Kansloos koloniaal in Pattaya’
Enorm leuk verhaal en ik heb er dan ook bij het lezen smakelijk om moeten lachen. Vooral die scene met die lieftallige dame en die ‘opgeschoten puber’. Dat was een carambole. In één woord prachtig.
Beste SiamTon,
Het is een verhaal van jaren geleden, en Otto is inmiddels allang verdwenenn uit de streek vanwege ‘ huiselijke problemen’ . Dank voor je mooie reactie,
Vriendelijke groet, Lieven.
Hallo Lieven,
Nabij de Cabodiaanse grens in een dorpje in de buurt van het stadje Prasat heb ik een tijdje gewoond. Een aantal huizen verder woonde ook een Duitser in zijn ‘Residentie’ met twee witte auto’s (Fortuner en een pick-up van Toyota) en een aantal motorfietsen. Hij stond bekend in het dorp dat hij zijn Thaise vriendin regelmatig als hij dronken was mishandelde. En aangezien hij vrijwel dagelijks te veel dronk, was het dan ook bijna elke dag prijs. In het begin als ik langs liep met mijn vriendin en hij buiten op zijn terras zat zwaaide ik naar hem. Maar nooit zwaaide hij terug en keek altijd dwars door mij heen. Een naar mijn inziens onplezierige persoonlijkheid.
Vr.,gr.,
SiamTon
Ja SiamTon dat kan 2 redenen hebben, of hij is heel voorzichtig met het contact leggen met vreemden (wat heel begrijpelijk is),of hij is iemand die op de vlucht is en daarom zo dicht tegen de cambodiaanse grens is gaan wonen, dat zijn er meer dan je denkt.
Wees voorzichtig in het contact leggen met vreemden, ook al zien ze er zo uit als jij,er zitten rare snuiters bij.
“me een complete emmer putjeswater over het hoofd smijt”… erg leuk geschreven weer!, ik moest hier smakelijk om lachen. Wordt het niet eens tijd om je verhalen te bundelen en uit te laten geven? 🙂
Alweer diep genoten van uw verhaal Lieven , opnieuw geschreven in uw onnavolgbare humoristische stijl . Ik zie elk tafereel zo voor mijn ogen en lach met momenten zodanig dat mijn vrouw verschrikt opkijkt en vraagt wat er in Buddha ‘ s naam aan de hand is .
Weer mooi verteld Lieven, dat van die oorontsteking herken ik, hoewel we een gewone douche hebben vind ik het prettiger om op z’n Thais te douchen met een bakje,of het daar aan ligt weet ik niet,maar eens in de zoveel tijd heb ik een beginnende oorontsteking, heb daarom altijd zure oordruppels in de ijskast staan.