‘Petje af’
Weg. Verdwenen. Kwijt.
Compleet spoorloos zelfs.
Mijn prijzige zwarte baseballcap. Ooit in Nederland aangeschaft was de aankoop een flinke rib uit mijn farang-lijf geweest. Maar de cap zag er dan ook cool uit, paste me prima en de kwaliteit was vergeleken met de wegwerp-prullen die ik gewoonlijk droeg ook nog eens uitstekend.
En nu was het ding pleite. Sinds gisteren. Mezelf suf peinzend waar ik het kostbare kleinood gelaten kon hebben, liet ik de gebeurtenissen van de vorige dag voor de zoveelste maal de revue passeren.
‘S ochtends had ik hem nog, een kleine wandelronde door de droge rijstvelden makend, nabij schoonmoeders optrekje in de Isaan. Even kijkend bij de kreek verderop om te zien of er vis of slangen gespot konden worden. Maar daarna?
Had ik het hoofddeksel misschien achtergelaten in de auto van schoonzus, waarmee we die dag naar de Tesco waren gereden? Een zoektocht in het interieur levert niets op. Dan misschien bij het soepstalletje waar we daarna tranentrekkend hete noedels slurpten? Bij navraag ook daar niets.
Was het ding uit het mandje gewaaid toen ik, al helmdragend, met vrouw Oy naar de markt in naburig Chakkarat was gekard op zwagers eeuwige afbetaling? Waar was ik die dag allemaal wel niet geweest. Denk, peins, pieker. Ik kreeg er een dusdanig punthoofd van dat die cap me sowieso niet meer ging passen, mocht ik deze ooit nog vinden.
Eega opperde de mogelijkheid dat ik mijn prijzige zonwering wel ergens zou hebben laten slingeren. En dat zei ze tegen mij, iemand die zuiniger met zijn dure petje omging dan de gemiddelde bank met andermans geld. Deze stuitende suggestie wierp ik dan ook verre van mij.
Dan borrelt er een minder mooie gedachte in me op. Want was er op de markt misschien iemand bezig geweest met les één van de cursus ‘proletarisch winkelen’ ? En had dit nijvere bijtje daarna de dagtrofee gescoord uit het open brommermandje?
Voor mijn geestesoog verschijnt ter plekke het beeld van een vrolijke Thai, als een vorst met mijn zwarte kroon rondrijdend.
Die gedachte doet rare dingen met mijn bloeddruk, en ik begin als een soort robocop de omgeving te scannen op lachende Thais met zwarte petjes. Het zal u verbazen hoeveel er daarvan rondlopen, en ik geef het dan ook al gauw op.
‘Waarom kunnen mensen niet gewoon gaan werken voor hun geld en van andermans spullen afblijven’ denk ik, inwendig smeulend van verontwaardiging. Maar het helpt niets, en onverrichter zake keren we huiswaarts.
Een week later, iedere hoop het vermiste stuk textiel ooit nog te vinden reeds lang vervlogen, stappen we het plaatselijke kruidenierswinkeltje binnen. Het oude besje dat de zaak runt ziet ons binnenkomen, en graait iets vanonder de toonbank.
En daar is ie, de verloren zoon.
Mijn pet!
Die ik daar had laten liggen toen Oy wat spullen kocht, en ik intussen met de huishond dolde. (Iets wat trouwens alleen farang in hun hoofd haalden volgens vrouwlief, massages geven aan een potentieel vlooien en teken-pakhuis.)
De kruidenierster had de cap zolang onder de toonbank bewaard, uit het zicht van andere klanten. Er op rekenend dat we wel weer eens langs zouden komen.
Oy geeft me een blik die zowel wár alsook leeghoofd zou kunnen betekenen. Ik vraag niet nader, en pak dankbaar mijn pet aan van het vrouwtje.
Daarna als tegenprestatie flink wat onnodige dingen uit haar schappen graaiend, omdat ze van geen fooi wil weten.
Want zij werkt voor haar geld.
Over deze blogger
-
Lieven Kattestaart (1963) woont samen met vrouw Oy op het mooie Goeree-Overflakkee.
Is werkzaam als havenmeester en bezoekt sinds 1993 het verre Thailand, waar hij in 98' Oy leerde kennen en haar overhaalde de zon vaarwel te zeggen en zich in dit kille moeras achter de dijken te vestigen.
Tegenwoordig de vakantieweken meestal doorbrengend in het Isaanse optrekje van schoonmoeder, afgewisseld met wat strandhangen in Pattaya, of klem zitten in bus of trein om andere en onbekende Thaise streken te bezoeken.
Zich voornemend na pensionering samen met Oy in Thailand te gaan wonen, en beiden kunnen nauwelijks wachten tot het zover is.
Hobby's: zodra er zich een inspiratie-vonkje aandient, doch meestal gekweld door schrijversblok, het toetsenbord beroeren teneinde het mooie Thailandblog van een nieuw stukje te voorzien, het beoefenen van lichamelijke bezigheid door middel van joggen (uiteraard met mate) online schaken, en het af en toe drinken van een prima Single Malt en daarbij wegdampen van een sigaar van Cubaanse origine.
Lees hier de laatste artikelen
- Cultuur10 december 2024Rooksignalen van oompje Mango
- Cultuur22 november 2024Tropenkolder
- Cultuur14 november 2024‘Drie dagen van bezoeking’
- Cultuur1 november 2024‘Kansloos koloniaal in Pattaya’
Ik was 23 jaar geleden in Phuket om mijn geliefde duiksport te beoefenen. Ik was toen en nog steeds een sportieve boy en deed ook op hoog niveau aan kickboksen. Omdat ik daar toch voor een hele maand op vakantie was besloot ik na een beetje vragen waar de plaatselijke thai box was om daar eens te gaan kijken en hopelijk een beetje mee te trainen. Brommertje gehuurd en daar vriendelijk welkom gekregen. Na een sportief uurtje mee trainen douche genomen en terug naar mijn appartement in Chalong Bay. Daar aangekomen wou ik op mijn poepdure duikhorloge kijken hoe laat het was en die was niet meer rond mijn pols. Ik natuurlijk diep in de stress en denken denken waar heb ik gelaten. Ik terug naar de thai box maar die waren gesloten en pas de volgende week maandag terug open. Dus ik na een nagelbijtende weekend zonder horloge op maandag teruggegaan en aan de aanwezige beheerder gevraagd of er misschien een horloge was gevonden. Die man glimlachte en pakte achter zijn rug met 2 handen mijn dierbare klokkie tevoorschijn. Ik maakte een wai zo ongeveer tot mijn tenen en ik was zo gelukkig. Thailand I love it.
Weer een schitterend verhaal, hier word ik vrolijk van.
Ik heb zo’n 15 jaar geleden een gelijksoortige ervaring gehad. Winkelen in Chumphon, en mijn vrouw droeg een zilveren horloge (waarde ongeveer 500 euro) wat ik haar net gegeven had. Al winkelend opeens een noodkreet, horloge pleiten! Wij terug, al zoekend op het trottoir, zes man sterk, terug totaan een supermarkt waar ze het horloge nog had. Niets te vinden! We liepen maar terug, nog steeds speurend naar het horloge. Tot van een van de vele eetkarretjes langs het trottoir een oud baasje vroeg wat we zochten. ‘Watch’, zei ik, waarop het oude baasje zei ‘you mean this one?’ en produceerde het zilveren horloge.
Ook hij wilde niets aannemen, zodat we uitgebreid gedineerd hebben van zijn karretje, met zes krukjes was zijn ‘restaurant’ gelijk vol.
En het was nog erg lekker ook!