Je maakt van alles mee in Thailand (82)
Bloglezer Jan Hegman is een rasechte Rotterdammer; hij is er geboren en getogen en heeft altijd in de haven gewerkt. Jan heeft drie kinderen en hij is getrouwd met de Thaise Lek. In 2014 schreef hij een prachtig verhaal voor Thailandblog over zijn eerste vliegreis naar Thailand.
Zijn verhaal mocht zeker niet ontbreken in onze serie “Je maakt van alles mee in Thailand”
Voor de eerste keer naar Thailand
‘Mijn man Kees, hij kon ook overal slapen’, klonk het plotseling en zomaar uit het niets. Het was de oude dame, die naast Lek bij het raampje zat. We waren al dik twee uur onderweg. Ik zat naar het tv-scherm te staren, waarop een klein vliegtuigje te zien was dat aangaf waar wij ons op dat moment bevonden.
Lek had zich in een grijze deken gerold, die voor elke passagier van tevoren op de stoel was klaargelegd en was met haar hoofd rustend op mijn schouder in slaap gevallen. ‘Nee meneer, daar had hij geen moeite mee’, zo ging de welbespraakte dame met een zachte stem verder.
‘O, is dat zo?’, antwoordde ik.
‘Ja, net als uw vrouw. Ik was wel eens jaloers op hem hoor, vooral als we net als nu met het vliegtuig gingen. Soms sliep hij bijna de hele vlucht door, tot aan Thailand toe!’
Om ook een bijdrage te leveren aan het gesprek vroeg ik aan haar: ‘En u mevrouw? Kunt u goed slapen in een vliegtuig?’
– ‘Zeg maar Annie hoor’, zei ze.
‘Aangenaam Jan’, stelde ik mij voor, ‘en dat is Lek mijn vriendin’, wijzend naar de slaapkop naast mij.
Gluiperd
– ‘Nee’, antwoordde de dame. ‘Ik heb last van vliegangst. Ik doe geen oog dicht, al moet ik wel zeggen hoe vaker je vliegt hoe minder last je ervan hebt, hoor.’
‘Ach, weet u mevrouw, je loopt met de auto meer kans op een ongeluk dan met een vliegtuig (om maar weer eens een cliché uit de kast te halen). Er is onderzocht dat er omgerekend van de twee miljoen vluchten er één vliegtuig neerstort! Dus als je het goed bekijkt is er niet zoveel reden om bang te zijn.’ Hoor wie het zegt! Wat ben jij een gluiperd zeg, zei een stemmetje in mijn hoofd.
– ‘O is dat zo?’, antwoordde de dame, terwijl ze mij met van die doordringende ogen aankeek. Je kent dat wel, sommige mensen hebben dat, die kijken dwars door je heen, het is alsof ze je gedachten kunnen lezen.
– ‘Maar je zal maar net in dat ene vliegtuig zitten’, ging ze verder. ’En u dan? Kunt u wel slapen in een vliegtuig?’
Ik kan heel slecht liegen, maar ik was op dat moment te trots om aan de eerste de beste wildvreemde oude oma te vertellen dat ik ook vliegangst had. Kijk, zij was een oude vrouw, en dan is er niemand die daar raar van opkijkt als zij erover vertelt, bedacht ik bekrompen. Maar ik, de uit de kluiten gewassen havenwerker uit Rotterdam, vliegangst? Nee, dat kon toch niet!
‘O ja hoor. Geen probleem, ik slaap overal (leugentje om bestwil moet kunnen, dacht ik), maar ik heb nu geen slaap. Ik ben gisteren vroeg naar bed gegaan’, loog ik.
Even naar het toilet
Ping!, klonk het. Het waarschuwingslichtje waarop te lezen stond fasten your seatbelt ging uit, dus een mooi moment om naar het toilet te gaan. Voorzichtig tilde ik met één hand het hoofd van Lek van mijn schouder en liet het zachtjes tegen de achterkant van de stoel rusten. Ze snurkte gewoon verder.
‘Excuus mevrouw, uh Annie, even naar het toilet’, zei ik tegen de oude dame. Last van vluchtgedrag? Daar was dat irritante stemmetje weer, ach bemoei je er niet mee, antwoordde ik in gedachte.
Een beetje stijf van de toch al lange zit, waggelde ik door het schaars verlichte gangpad naar het toilet, dat zich halverwege in het vliegtuig bevond. Het toilet was bezet en er stond nog een man te wachten. Al vragend naar de bekende weg vroeg ik hem: ‘Bezet?’
– ‘Joa’, grinnikte de man, ‘en volgens mij is hij er doorgezakt.’
Hij was jonger en kleiner dan ik, en sprak met een Brabants accent. Om zijn nek hing een dikke gouden schakelketting die hij met voorbedachten rade over zijn T-shirt droeg, duidelijk met de bedoeling deze te showen aan ieder die hem maar wilde zien. Er stond met grote letters Chang Beer op zijn T-shirt, en aan zijn dikke buik te zien. die hij onmogelijk in het T-shirt kon verbergen, lustte hij er wel pap van!
‘Ja, je zal maar nodig moeten hè’, antwoordde ik. Hij knikte instemmend.
‘Ook op vakaans noar Thailand?’, vroeg hij. Nog voor ik antwoord kon geven, ging hij verder. ‘Lekker hoor, weg uit dat kouwe kikkerlandje.’
Het was zo iemand die onafgebroken door kwebbelt, waar je geen woord tussen kreeg.
‘Skon land hoor Thailand, ik kom er al joaren’, zei hij.
‘Ik ga er voor het eerst naar toe’, antwoordde ik snel, voordat hij weer begon met ratelen.
Dat had ik beter niet kunnen zeggen
Foutje! Dat had ik beter niet kunnen zeggen. De man ontpopte zich plotseling als zijnde de Thailandexpert. Hij begon mij te waarschuwen voor alle gevaren aldaar (overigens wel goed bedoeld, hoor) en welk eten er lekker was, en welke gerechten ik zeker eens moest gaan uitproberen.
Als hij mij nu ook even aan het woord had gelaten, dan had ik hem kunnen vertellen, dat mijn vriendin, die ik in Nederland had leren kennen een Thaise is, en omdat zij Thaise is, ik daarom best wel redelijk goed op de hoogte was van het land en de daarbij behorende cultuur!
Maar de spraakwaterval ging maar door met zijn aanbevelingen. Hij begon als een wandelende reisgids de bezienswaardigheden van het land aan te prijzen. En toen kwamen de vrouwtjes ter sprake.
‘Als ge op zoek zijt naar un durske (vrouw)’, zo ging hij verder, ‘dan motte gij naar Thailand goan.’
‘Is dat zo?’, vroeg ik hem.
‘Ja doar hoef gij er niet veel moeite voor te doen, hoor, want ze zijn koekwous op Farang! Witte gij wat doar mee wordt bedoeld, met Farang? Dah is het Thaise woord voor unne buitenlander!’
Jaja, knikte ik begrijpend, alsof ik het niet wist!
– ‘Gek gezegd, als gij het zou willen dan hangt er al ééntje aan oewe arm zodra ge het vliegtuig uit stapt. Eerlik woar, zo gemakkelijk gaat dat doar.’
De toiletdeur ging open. Er kwam een kleine kalende en wat bezwete man uit. ‘Sorry voor het lange wachten, beetje last’, wijzend op zijn buik.
‘Ja dat is vervelend hè?’
Waar was je zo lang, teerak
Teruggekomen bij mijn stoel zag ik dat Lek inmiddels wakker was geworden. Ze was in gesprek met Annie. Hopelijk was niet mijn vliegangst het onderwerp van het gesprek, want plotseling viel het gesprek stil toen ze mij zagen aankomen.
‘Waar was je zo lang teerak’, vroeg Lek.
‘Oh even naar het toilet, maar een meneer had een beetje lang werk, dus ik moest even wachten.’
Op hetzelfde moment kwam er een stewardess met een wagentje drinken langs. Het was deze keer niet de miss Thailand in spe, maar deze mocht er ook wezen. Ik had haar eerder aan het begin van de vlucht in ons gangpad zien staan. Toen deed zij haar verplichte oefeningen met het zwemvest en de zuurstofkapjes, en dan het hoogtepunt toen zij op o zo elegante manier op het fluitje blies. Dat stond nog op mijn netvlies gebrand!
Sir, keek ze mij vragend aan.
‘May have some water ma’am’, vroeg ik, en terwijl ze mij een bekertje water gaf, blies de ventilatie de frisse geur van haar parfum naar mij toe. De oriëntale geur van jasmijn en bloesemblaadjes nam mij heel even mee op een korte maar sensuele tocht. Juist op dat moment, turbulentie! Het vliegtuig schudde een paar seconden alle kanten op, en ik ontwaakte uit mijn droom. ‘O mijn God’, zei ik.
‘Thank you ma’am’.
‘You are welcome sir’, zei ze met een lief verlegen lachje. Ach, wat is het leven soms toch mooi, dacht ik.
Het landen was begonnen, ik zat alweer vastgesjord
Op het tv-schermpje was te zien dat ons vliegtuigje het landkaartje van Thailand had bereikt. Op hetzelfde moment klonk een mannenstem door de luidsprekers. In bijna onverstaanbaar Engels zei de stem: ’Ladies and gentlemen, this is your captain. Thank you, that you have been flying with China Airlines. In about twenty minutes we land at the Bangkok airport! ….. blablabla’.
Het landen was begonnen, ik zat alweer vastgesjord in mijn stoel en ik moet toegeven het vliegen was mij honderd procent meegevallen. Na een feilloze landing en een luid applaus van een deel van de passagiers werden ongeduldig de bagagekastjes opengetrokken. Na enige tijd besloot ik ook mijn spullen te pakken.
‘Als u even aanwijst welke bagage van u is, dan pak ik die ook even’, zei ik tegen Annie. En zogezegd zo gedaan. ‘Nou Annie, we zijn er. Laat de vakantie maar beginnen.’
‘Ja fijn hè’, antwoordde zij, terwijl ze een rol pepermunt uit haar handtasje haalde. ‘Hier, lekker fris voor onderweg, maar ik ben er nog niet, ik heb nog een aardige reis naar Hua Hin voor de boeg hoor.’
Een rot ziekte is het
Ze had ons tijdens de vlucht verteld over haar man (Kees), en zijn plotselinge ziekte, binnen drie maanden was het gebeurd.
‘Ach je doet er niks tegen, als je het eenmaal hebt, dan is het meestal gebeurd met je, een rot ziekte is het. Ja ik mis hem wel, hoor. Ik kon zo fijn met hem praten. Als ik soms niet kon slapen, of als ik ergens mee zat, hij was er altijd voor me, en hij had ook altijd wel een oplossing.’
Er verscheen een licht glimlachje om haar mond.
‘Ach het was zo’n goedzak, soms wel eens te goed Jan, als je begrijpt wat ik bedoel.’ Ik knikte.
‘Maar we hebben een mooie tijd samen gehad, hoor. We hebben veel gereisd en mooie landen gezien, hij was net als ik ook gek op Thailand, en Thailand was gek op hem.’
Wat ze met het laatste precies bedoelde weet ik niet. Ik wilde het haar ook niet vragen. Soms is het beter om alleen maar te luisteren.
‘En nu ga ik naar goeie vrienden in Hua Hin. Ik ken ze al meer dan dertig jaar. Ja, we hebben heel wat afgelachen vroeger. Altijd met z`n vieren op stap, we reisden heel Thailand door. Ze hebben me nooit in de steek gelaten. Echte vrienden zijn het, en ik ben er ook altijd welkom! Het is er nog steeds leuk, hoor, maar toch is het anders hè, zonder mijn Kees.’
Charmeur, lachte ze
We namen afscheid van haar, ze wenste ons een heel fijne vakantie.
‘En zorg goed voor haar hè, (doelend op Lek), want u heeft een lieve vrouw!’
‘Nou u mag er ook wezen, hoor!’
Charmeur, lachte ze. En bij het verlaten van het vliegtuig, fluisterde ze mij nog even toe: ‘O ja Jan, niet vergeten hè! De volgende keer heb je er nog minder last van hoor. Je zult het zien!’
Ik keek haar vragend aan.
‘Angst om te vliegen!’, fluisterde ze zacht ……Dus toch!!
Toen wij zelf het vliegtuig verlieten, zagen wij haar nergens meer, het leek wel of ze in het niets was op gegaan!
Het is nu 2014 wanneer ik dit dagboekje schrijf. Maar tot op de dag van vandaag, telkens als wij weer op Schiphol in de vertrekhal op het punt staan om op weg naar Thailand het vliegtuig binnen te gaan, laat ik altijd mijn blik weer even langs de andere passagiers dwalen in de hoop Annie weer te zien, maar wij hebben haar helaas nooit meer gezien.
Over deze blogger
Lees hier de laatste artikelen
- Lezersinzending21 december 2024Controleer de voorwaarden van je Nederlandse levensverzekering bij emigratie naar Thailand (lezersinzending)
- Leven in Thailand21 december 2024Nog meer buren (lezersinzending)
- Visumvraag21 december 2024Thailand Visa vraag Nr 228/24: Visum en huwelijk
- Gezondheid21 december 2024Vraag aan huisarts Maarten: Hoofdpijn na krachttraining
Geweldig verhaal zo herkenbaar. Al heb ik geen vlieg angst
Inderdaad geheel terecht dat dit prachtige verhaal uit 2014 herplaatst is.
Mooi verhaal, mooi geschreven met een warme taal en aandacht voor details.