Integratie van de Farang, de Thaise inburgering
Als ik weer eens in Udon Thani uithang wil ik dat het liefst zo ‘authentiek’ mogelijk doen. Het juk van de farang afwerpen en gewoon een uit de kluiten gewassen Thai zijn. Mijn opvallende looks verraden mij natuurlijk steeds, maar eigenlijk bedoel ik het ook niet op die manier. Nee, gewoon die paar weekjes meedraaien in de plaatselijke maatschappij.
Ik besef ook wel dat ik me in dat streven behoorlijk zelf belemmer. De knop volledig omzetten voor zo’n relatief korte periode is onrealistisch, maar ik doe zo goed mogelijk mijn best. Eigenlijk tamelijk onbewust komen we bijvoorbeeld zelden in contact met andere farangs, hoogstens eens een keer met de buitenlandse vriend van een oude schoolvriendin. Ook voor ons vertier zoeken we geen plekken op die primair farangs aantrekken. Natuurlijk zijn ze er wel, maar er is geen cohesie, eerder adhesie. Ik streef daar niet naar, maar het is wel doorgaans het geval. Als ik hier lees hoe sommige farangs denken over en neerkijken op hun lotgenoten kan ik mij dat gebrek aan aantrekkingskracht wel een beetje voorstellen. Maar dat is het bij mij niet. Ik respecteer de keuzes van anderen en realiseer me dat achter ieder mens een lang en intens verhaal schuilgaat dat in ‘kwaliteit’ niet onder zal doen voor dat van de anderen of het mijne.
Daarbij kan het contact met een collega farang best verfrissend en afwisselend zijn. Sommigen hier hebben bij dergelijke ontmoetingen een vertekend beeld; vieze en onverzorgde mannetjes, ‘horny’ opa’s op een dieet van viagra, veel te jonge vrouwen en vettige hamburgers die ze in hun vuile tanktops met liters bier wegspoelen, zodat hun dikke pens nog wat meer minachting kan oproepen bij de onvrijwillige toeschouwers ervan. Ik herken dat beeld niet. Ik kom ze in die vorm dan ook niet tegen. Eerder nog in Nederland of Duitsland waar ze met een kartonnen bekertje tussen de benen langs een winkelmuur hangen en geld eisen van voorbijgangers voor koffie en een zoet broodje, geld dat na ontvangst meteen omgezet wordt in goedkope wijn of gewoon blikjes bier. Maar zelfs deze onfortuinlijke lieden minacht ik niet. Mijn frequente hoofdschudden is geen verwijt naar hun, maar naar de maatschappij die niet in staat is om ze de zorg te geven die ze nodig hebben en ook verdienen. Niemand kiest namelijk echt voor zo’n leven. Veel vaker is het gewoon onvermijdelijk. Nee, de kring van heertjes waarin ik mij heel af en toe wel eens begeef, bestaat gewoon uit nette gepensioneerden, met nette huizen en idem auto’s. Geen patsers, maar gewoon integere lieden die na een lang werkzaam leven ervoor kozen om het laatste kwart door te brengen in de zon en bovenal in het thuis ontbeerde gezelschap van een fijne levenspartner.
Twee ervan zijn collega’s van vroeger. In de ogen van de Thaise vrouwen knappe kerels met glimmende kale kopjes, nette kleding, een coole wagen om ze in rond te paraderen. Altijd goed voor het imago. Allebei ook sportief als de pest, ze draaien hun hand niet om voor een ritje van 200 km in de verzengende zon op hun lokaal aangeschafte racefietsen waarvan de aankoop menig Thais maandsalaris zou opslokken. Ik speelde zelf ook altijd met veel te dure rackets om te compenseren voor gebrek aan talent en de fysieke teloorgang die nu eenmaal hoort bij het ouder worden. Helaas is één van de twee fietstoppers deze maand even moeten afstappen wegens een (kennelijk lichte) hartaanval, die hem vooralsnog niet het leven kostte, thank Buddha for that, maar wel een levensreddend en meerdaags verblijf op de ICU opleverde, niet te verwarren met de UCI. Gelukkig is hij daar in het zuiden aan het strand in het genot van een heuse poolkamer in zijn piekfijne huisje en die zal nu wellicht veranderen van een prestigeobject in een nuttige aanschaf, om samen met de jongens en in de pool voor de deur de rehabilitatie op te pakken.
De schuldige fiets zal binnenkort wel eindigen op ebay.th voor zover dat bestaat. Vriend nummer drie woont amper een kilometer of twee verderop, in mijn eigen Udon, ik zou er zo naar toe kunnen met het openbaar vervoer, op een koele dag zelfs te voet. Maar het gebeurt zelden of nooit, al is hij nog zo charmant. Een oud-politieman uit een dorpje in de buurt van Cannes. Een soort Louis de Funes, maar dan groter en niet zo’n opgewonden standje, eerder een tikje stoïcijns. En natuurlijk geen gendarme, wat Louis wel moest voorstellen, maar de gemeenteversie van meneer agent. En dat alles dan aan de Côte d’Azur, waar nooit een onvertogen woord valt richting een wetsdienaar en nooit een wapen getrokken moest worden.
Hij heeft dan ook meer de verschijning van een geschiedenisleraar, maar een geweldig aardige vent. Een slimme filosoof, die mij op zijn beurt de man vindt die over alles kan meepraten. Kan ik ook wel, maar soms is het gewoon uit de duim gezogen bluf of uitgesproken logica die eigenlijk voor iedereen voor de hand ligt. Ik beschrijf mijzelf dan altijd, om zijn enthousiasme wat te temperen als iemand die een beetje weet van veel, maar niet veel van weinig. Misschien herkent de lezer dat in mij of ook in zichzelf? Nu moet ik er wel bij zeggen dat ik ook soms van mezelf opkijk als ik me zo beluister. Ik moet hem eigenlijk toch wel een beetje gelijk geven. Een goede mensenkennis heeft hij wel, dat komt misschien door zijn vroegere vak en hij had een paar strepen op zijn schouder om het te bewijzen. Ik heb ze zelf gezien daar beneden in Frankrijk. Prachtig was het daar. De ruil met Thailand misschien niet eens waard. Maar wat voor de één het schitterende Zuid-Limburg is, is voor de ander het nog veel mooiere Zuid-Frankrijk en toch hebben we allebei onze koffers gepakt. Hij al concreet en ik ergens in de toekomst.
Wat een grote valkuil voor onze communicatie is; ik spreek ogenschijnlijk behoorlijk vlot Frans, maar zo’n dikke 25 jaar na mijn laatste Franstalige werkgever roesten vocabulaire en grammatica langzaam maar zeker weg. Ik praat er niet langzamer Frans door, maar wel bekrompener. Dus wat denkt mijn vriend? Dat ik volledig Francofoon ben en dan ratelt hij erop los alsof hij tegen zijn collega’s of kinderen praat. Nu had ik vroeger ook al heel wat meer moeite met verstaan van het originele Frans dan met de variant van de Walen. Soms stond er een heuse Fransoos op kantoor tegen me te ratelen en ik verstond minder dan de helft. Die ontbrekende helft vulde ik dan maar improviserend zelf in. Vaak kreeg ik dan een verbaasde blik, maar niemand had het echt door of zei er verder maar niets van.
Maar elkaar opzoeken voor een Franse conversatie in Udon gebeurt hoe dan ook gewoon te weinig. Pourquoi? Ik weet het zelf ook niet. Leuker dan die man worden de expats echt niet, misschien hoogstens een stelletje hier op de blog, maar Thailand is groot en de trefkans daarmee klein. Misschien is het ook maar beter zo; soms is de werkelijkheid minder fraai dan de vluchtige virtuele en diffuse blogwereld. Maar andersom kan het ook uitpakken. Vorige week had ik een gloednieuwe ICT-monteur over de vloer. Over de telefoon vorm je daar dan meteen een hoogstwaarschijnlijk uiterlijk bij. Nerdy, maar hondsbrutaal. Bleek en mager door het constante getuur op zijn monitor. Stond me daar opeens zo’n lekkere grote knuffelbeer voor de deur, heel anders dan ik had verwacht.
Mensen projecteren te vaak hun eigen verwachtingen op anderen, verwachtingen waaraan zeker in het geval van mijn monteur eigenlijk niet te voldoen valt. Misschien na een ingrijpend dieet of een bezoek aan de dokter Now van de Lage Landen, maar wie begint daarover te zeuren bij zo’n eerste ontmoeting? Ik niet, ik heb echt geen behoefte aan fat shaming, zeker niet omdat ik zelf ook niet bepaald een panlat ben. Eerder een nokbalk of misschien een stel daarvan op elkaar gespijkerd voor een onverwoestbaar dak. Bovendien zag de jongeman er ook bijzonder schattig uit in zijn fatsuit van vlees en bloed, maar ik vrees dat het visceraal vet in dikke klonters van zijn ingewanden af droop. Niet echt gezond dus. Ook niet voor de knieën, ik hoorde ze welhaast schreeuwen om verlichting, maar hun noodkreet ging verloren achter mogelijk al flink ingescheurde knieschijven en overbelaste menisci. Het vertekende beeld van mijn verwachtingen werd niettemin naar het rijk der fabelen getransporteerd en vervangen door een veel sympathiekere werkelijkheid.
Eén van de activiteiten die mij het dichtst bij het ware Thailand en zijn inwoners brengt, is het reizen in de Songthaew, de handige tot openlucht taxi’s omgebouwde pick-ups die dag in dag uit op en neer rijden langs onwrikbaar in hun geheugens vastliggende routes. Nooit kan ervan afgeweken worden, alleen maar als er wegwerkzaamheden plaatsvinden (wat natuurlijk nooit het geval is gezien de bijna Belgische kwaliteit van het wegdek) of als een deel van hun route voor die dag in beslag is genomen door een bobo die er met opzichtig escorte doorheen wil, soms pas uren na de afzetting, soms helemaal niet, maar dat is de macht van het geld en van de politiek. Voor mij als reiziger is die grote constante een zegening. Ik hoef alleen maar het nummer te onthouden van het ‘busje’ dat me naar Central Plaza brengt en in de avond weer terug. Hoe laat dat dit allemaal plaatsvindt, ligt nergens echt vast, maar ieder uur van de dag duiken er in de verte een paar 44-ers op, soms vlak na elkaar en soms een kwartier of zelfs een half uur uit elkaar. Heel af en toe halen ze elkaar zelfs in; ik probeer nog uit te vissen wat daar de reden van is.
Wellicht valse concurrentie, misschien gewoon grote haast of ‘buiten dienst’ maar het verlichte bordje daarvoor bestaat niet in Thailand en anders kon ik het toch niet lezen. De prijs voor al dit comfort is 20 baht, tenminste dat neem ik aan. Op de plaats van bestemming duw ik altijd zo’n blauw-groen briefje door het openstaande linker raam naar binnen en ik krijg nooit wisselgeld terug of wordt gevraagd om meer, wat ik in dat geval toch niet zou verstaan. Ik ben na al die jaren nog steeds analfabeet in ons mooie Thailand. Ik schrijf dit stukje dan ook gehuld in een virtueel boetekleed van ruw en oncomfortabel jute, niet de mooie felle oranje variant der monniken, maar gewoon eentje in de kleuren van een aardappelzak. Ik draag er wel een boxershort onder (geen zorgen, ik ben één van de weinige expats die zijn ondergoed wast), want dat losse gebungel dat ook in Schotland gangbaar schijnt te zijn, heeft mij altijd afgestoten, al ben ik wel van mening dat iedereen lekker moet dragen wat hij zelf wil, wat zeker geldt voor een gepensioneerde werknemer die niet meer langer een verplichte stropdas om moet, een slecht zittend uniform aan of een timmermansbroek, waar uit iedere zak een doosje spijkers, een stelletje tangen of zelfs een hamer bungelt. Op zich laat ik het ook graag lekker los hangen, zeker in een klimaat waar de hitte alle sap uit je lijf wil zuigen, maar er is een plaats en tijd voor alles en dat is niet altijd en overal het geval.
De tocht naar de opstapplaats bij ons vóór de 7/11 (of eigenlijk waar je zelf maar wil, als het maar aan de grote weg is) blijft altijd een uitdaging. Niet van jewelste, maar niettemin. De afstand is niet eens zo groot, misschien 300 meter, maar de temperatuur is meestal bijzonder hinderlijk om zonder zonwering of luchtkoeling dat op zich nabije doel te bereiken. Nu gaat mij die wandeling op zich nog vrij goed af, wat gezien de geringe duur ook niet verwonderlijk is. Nee, het gevaar schuilt hem in de laatste 30 meter of zo, waarin ik twee ventwegen en twee autowegen moet oversteken, altijd met enig gevaar voor lijf en leven. Allereerst is er steeds weer even de verwarring van de rijrichting. Op de eerste ventweg eerst rechts links rechts kijken, snel oversteken naar de tussenberm die altijd een met gras en bomen begroeid heuveltje is. Dan rechts kijken of de autoweg vrij is en snel naar vluchtheuvel twee. Weer een met groen bedekt heuveltje.
Vervolgens naar links turend alvorens de oversteek naar het laatste heuveltje. Dan nog een keer rechts links rechts kijken en ik sta heelhuids met iets verhoogde hartslag precies voor de 7/11. Lekker in de schaduw voor onbepaalde tijd wachtend op mijn lift de stad in. Soms zie ik vanaf vluchtheuvel 2 al in de verte de 44 aankomen, maar ik mag mij nooit laten leiden door haast. Beter even wachten op de volgende bus dan in gruzelementen op het asfalt eindigen wat extra pijnvol is in de altijd genadeloze zon. Sommige chauffeurs wachten ook wel even als je zwaait, om je niet onnodig risico te laten nemen. Sommige niet en die geven gauw gas en spurten ervandoor. Die 20 baht boren ze zich dan wel zelf door de neus en mag de opvolgende collega wel volledig opstrijken. Zakelijk inzicht blijft altijd een heikel punt in de Thaise economie, alhoewel het landje qua aantal (dollar, niet baht) miljonairs per capita het zogenaamd welvarende Nederland royaal naar de kroon steekt. Las ik ooit, maar pin me er niet op vast. Vaak wel dollars die helaas verdiend zijn over de rug van minder gefortuneerden, maar dat geldt voor Thailand niet meer dan voor andere economieën. Dat is het masochisme van de arme man, ze aanbidden de rijkaard die ze uitgezogen heeft voor eigen winstbejag.
Het is mij overigens streng en duidelijk verboden om ‘de grote oversteek’ te maken als ik alleen ben. Eigenlijk moet ik dan de voetgangersbrug honderd meter verderop nemen van mijn altijd zorgzame en bezorgde vrouw. Ik begrijp dat gevoel ook wel; je haren reizen terecht te berge als het dierbaarste in je leven de waaghals uit wil gaan hangen op de Thaise autowegen terwijl er een veilig alternatief binnen handbereik ligt. De onoverkomelijke keerzijde van die meer gevaarloze route is de steile trap die naar de top leidt. De weinig ergonomisch aangebrachte betonnen treden vreten aan mijn toch al niet formidabele stamina en wegen zwaarder dan een horizontale oversteek, al moet die altijd in lichte galop verricht worden. Ook al is er een kilometer verderop geen auto te bekennen, rustig wandelen over de autoweg stuit bij mij altijd op instinctief ongemak, iets waar veel Thaise wandelaars minder last van lijken te hebben. Ze moeten het zelf weten, hun statistieken aangaande fataliteiten in het verkeer spreken wat dat betreft boekdelen.
Ik vraag me altijd af hoe die chauffeurs rond kunnen komen van die paar baht per meelifter. Ook al zitten we met zijn allen boven op goedgevulde tanks met voordelig LPG erin lijkt me zo’n onderneming toch een wankele basis voor een leven in relatieve welgesteldheid. Ik moet het toch eens goed doorrekenen. De eerlijkheid gebiedt mij echter te bekennen dat ik de laatste paar jaar nauwelijks nog gebruikmaak van de unieke diensten van dit typische nationale voertuig voor de gewone man en vrouw. De intrede van onze kleine Honda City is daar debet aan. Meestal trekken mijn vrouw en ik samen de stad in voor ons alledaags vertier en hoewel het wellicht voordeliger is om de Songthaew te nemen zijn er toch wel een paar nadelen gekoppeld aan een keuze in zijn voordeel.
Met de auto begint de gemotoriseerde reis al op de oprit thuis, lekker fris in de airco. De nog steeds levensgevaarlijke overtocht vindt plaats in een metalen voertuig wat de overlevingskansen ondanks U-turns toch nog aanzienlijk verhoogt. Geen wachttijd vóór de 7/11 en een vervolgens ononderbroken transport in een comfortabele zetel naast het favoriete mensje van mijn keuze dat ons trefzeker en veilig door het drukke verkeer in haar stad loodst. Plus je kunt nog wel eens afwijken van de voorgeprogrammeerde route als dat voor je reisbestemming beter uitkomt. Ook belangrijk is het achterwege blijven van gezichtsverlies voor als er plots een bekende naast je zit op de spaarzaam met kunstleer beklede zitplaatsen van het toch minderwaardige Songthaew busje. Dat laatste tegenargument verzin ik hier en nu ter plekke zelf. Mijn redelijk perfecte wettelijke echtgenote zou dergelijk verwerpelijk gedachtegoed nooit bezigen. Dat is wat 25 jaar Nederland met je kan doen. Ik ben er zelf ooit geboren, dus grootspraak is toch al nooit mijn ding geweest. Low profile met goed gevulde beurs wel. In zoverre ben ik wellicht niet goed bezig met het naadloos opgaan in de Thaise populatie.
Maar er zijn ook nadelen aan transport per eigen vervoer en het passeren van de Songthaew als voertuig van keuze. Het geeft mij altijd het ultieme vakantiegevoel om erin te zitten. Niet als toerist, maar als fijn geïntegreerde farang die zichzelf niet te goed vindt om zo’n basaal voertuig te delen met de echte autochtonen. Gebrek aan comfort en een overdaad aan gevaar belangeloos trotseert samen met de financieel minder bedeelde lokale reizigers. Ten tijde van Songkran adviseer ik wel een plastic zakje voor telefoon en beurs, want bij iedere stop staan er wel een paar jeugdige onverlaten klaar met hun emmers ijskoud en hopelijk schoon water om de farang en de Thaise rest te laten meedelen in de feestvreugde. Heel verfrissend.
Het levert doorgaans wel een stel verbaasde blikken op als ik daar al breed op mijn bankje in de bus zit te wachten op medepassagiers in het gebruikelijke toeristenkloffie, dat zich echter doorgaans nog noordelijk van de mode kwaliteit der medereizigers bevindt, maar geen centje pijn voor hun of mij. Over smaak valt immers niet te twisten en we bevinden ons ook niet bepaald in een heilig gebouw waar bepaalde delen van het menselijk lichaam niet welkom zijn. Tenminste, niet onbedekt. Wie bedacht heeft dat het boeddhisme eindeloos tolerant is, komt er wel eens op de jasmijnthee en bevindt zich plots in een tegen geringe vergoeding uitgeleende wambuis en dito ruim zittende beenbekleding, die niet bepaald beantwoorden aan het actuele modebeeld. Maar vooruit, we willen Boeddha of zijn aardse vertegenwoordigers ook niet tegen het hoofd stoten, wat ook algemeen wordt afgeraden en dat laatste niet alleen omdat er achter elke monnik een oud Muay Thai strijder schuil kan gaan. Net als achter elke op het oog aantrekkelijke kathoey, al is de spoeling van vechtjassen daar wat dunner.
Of wanneer ik instap als er al anderen zitten die dan met een wat vermoeide beweging plaats maken voor die dubbele portie farang die hun zitplaats komt opeisen. Je treft er allerhande volk, maar echt contact wordt er niet gemaakt. Ik sta er voor open maar op de één of andere manier komt dat niet zo over en volgt doorgaans een hectisch maar zwijgzaam tripje van zo’n half uur langs de zijkant van de weg jakkeren waarbij ik soms uit een ooghoek anderen bestudeer, maar zij mij eigenlijk niet, of het moet al heel erg verdekt gebeuren. De één na de ander springt weer op de straat na de druk op de bel en rekent af zonder wie dan ook en mij in het bijzonder een verdere blik waardig te gunnen.
Nieuwe passagiers nemen hun plaats in en de grote exodus vindt doorgaans plaats vóór Central Plaza, waar ook de chauffeur niet bepaald vriendelijk afscheid neemt. Zijn hoffelijkheid beperkt zich tot het zwijgend vooruit kijkend incasseren van de vrachtprijs. Toch stap ikzelf altijd weer vrolijk de wereld in na zo’n ritje. Blij dat ik het weer een keer overleefd heb en voor een klein prijsje mijn reisdoel heb bereikt. Voor mijn tripje terug eet ik dan ‘met de Thai mee’ van een klein kraampje op het marktje vóór Central Plaza. De joviale dame herkent mij al na tien jaar klandizie en spreekt ook genoeg Engels (ja, ja, mijn taalhandicap, maar ik heb al een boetekleed aan) om mij duidelijk te maken wat ze vandaag dan weer gekookt heeft. Meestal heel smaakvol spul, zij het met voor mijn smaak standaard te veel pepers erin en ook kippenbotten, die ik zoals bekend liever niet in mijn eten tegenkom. Na het openluchtdiner spoed ik mij dan met lekker gevuld buikje naar de opstapplaats enkele tientallen meters verderop.
Hopelijk valt de laatste rit vanavond niet uit en kom ik ook vandaag weer onbeschadigd met mijn aankoopjes thuis aan. De zon is alvast onder, dus daar heb ik dan straks fijn geen last meer van. Al was die glanzende bol in de verte argument nummer één om te verkassen (op de voet gevolgd door de liefde en de voordelige tarieven daarvoor en de andere dagelijkse kosten), eenmaal aangekomen blijkt het eerder een pest dan een zegening en roepen we de goden aan om verlichting, daarbij precies de grenzen aangevend wat we nog als aangenaam weertje wensen te ervaren. Loslopende en mogelijk bijtgrage honden zien we wel als het zover is. Wegrennen heeft in elk geval geen zin en wekt eerder agressie op.
Met elk geslaagd Songthaew ritje komt mijn integratie een stapje dichterbij. Deden alle gasten in vreemde landen maar zo goed hun best als ik. De wereld zou er behoorlijk van opknappen.
Over deze blogger
- Khun Rick dateert van 1959 (momenteel 65 jaar), opgegroeid en nog steeds woonachtig in Zuid-Limburg. Na 40 jaar ambtenarij nu al bijna 5 jaar met vervroegd pensioen. Komt sinds 2001 regelmatig als toerist in Thailand, maar leerde zijn vrouw in Nederland kennen en is met haar vaak te vinden bij schoonmoeder in Udon Thani. Samen reizen is zijn passie, eten (helaas) ook en sporten een noodzaak. En natuurlijk schrijven: vroeger serieus en nu luchtiger.
Lees hier de laatste artikelen
- Cultuur19 november 2024Angsten en fobieën
- Cultuur17 november 2024Loy Krathong, als Thailand de liefde viert op de scheidslijn van water en land
- Cultuur15 november 2024Een kwestie van (on-) geloof, religie onder een loep van opaalglas
- Cultuur13 november 2024Dromen van een gouden truck
Als ik die verhalen lees valt me steeds hetzelfde op. Ik heb lange tijd in Ecuador vertoeft en ik had daar na een paar maanden of eerder weken heel wat mannelijke vrienden of laten we zeggen toch kenissen. Allemaal leutige oudere mannetjes waar ik een drankje mee ging nutten bij zonsondergang.
Ik hoor dit omzeggens van geen enkele man hier in Thailand. Er is blijkbaar toch heel weinig menselijke interactie tussen farangs en locals. Ik ken geen enkel Farang Thai koppel die eens gaat aperitieven of een koffietje drinken bij een Thais stel……Ik zie zelfs in Pattaya geen enkele Farang aan een tafel zitten lullen met Thaise mannen. Het is een enorm verschil met Zuid Amerika waar je naar mijn mening redelijk vlug iemand van hun bent. Na twee dagen kende iedereen me daar ook bij naam. In ons Isaans dorpje blijf ik voor iedereen nog steeds de Farang…..denk niemand me echt bij naam kent en het lijkt ook niemand te interesseren. Ontegensprekelijk speelt ook de taalbarriere een grote rol. Spaans is nu eenmaal een taal die men snel wat onder de knie heeft.
Nu je het zegt, Fred is dat inderdaad eerder de uitzondering dan de regel. Wel zijn er de familie etentjes en familie bezoeken, maar ‘op bezoek gaan’ bij een Thais stel niet echt. Wel eens sporadisch met zijn vieren drinken en eten gaan. Maar in Nederland gaat dat er ook steeds meer vanaf….het ‘cocooning’ grijpt misschien wereldwijd om zich heen. Bedankt voor je reactie!
Over dat motten staan in de bus, dat is niet nodig, ik ben 75, maar het is al 10-jaar zo dat ik het vraag mij een zit plaats te geven . In het Thais gevraagd. Uiteraard. En geen probleem., ik krijg mijn plaats met een glimlach. Er wordt geen reden gevraagd.
Voorts ik reis veelal zelfstandig, dus alleen. In een restaurant als ik alleen wil eten, drinken dan eet en drink ik alleen. Als ik compagnie wil dat is zo gepiept met een uitnodiging om erbij te komen zitten. Vaak is het zo dat ze zeggen/vragen kom jij maar bij ons aanschuiven. Alles wel in het Thais, maar leuker is in het Engels., want voor Thais is dat sanuk mahk chammat lehy., maar dan wel het gesprek gaande houden door vragen te vragen, geïnteresseerd te zijn met wie je aan tafel zit., dus al met een goed gesprek te stimuleren. Mag erbij schrijven dat dat niet altijd multi dimensionaal is., vaak gewoon simpel maar wel respect vol.
Rudolf
Mijn ervaring is dat Thai mannen helemaal net zitten te wachten om een conversatie te hebben, of zoals jij zegt te “lullen” met farang. Op de eerste plaats is daar de taalbarrière. Welke farang kan zich communicatief goed uitdrukken in het Thai? Dat zijn er slechts enkelen. Dan heb je nog dat vor Thai het leven en alle momenten in deze sabaai sabaai moet zijn. Wachten tot stiltemomenten worden doorbroken is ongemak. Komt nog bij dat Thai mannen jaloers zijn op farang vanwege hun budgetten en het vermogen dientengevolge hun vrouwen weg te halen, en tot slot: Thai zijn per definitie chauvinistisch en hebben geen behoefte aan discussie over wat dan ook.
Mooi verhaal! Veel herkenbaar voor mij. Ook ik ben inmiddels 65 maar nog volop aan het werk in NL. Mijn Thailand bezoek beperkt zich daarom tot een lange vakantiereis rond Loy Kratong en uiteraard en bezoek aan mijn vriendin en familie die ik al een paar jaar ken en ook afkomstig is uit de omgeving van Udon Thani.
Door Corona en 2 gecancelde vakanties was het contact met mijn vriendin dus alleen dagelijks via social media videocontact en heb ik haar pas voor het eerst ontmoet in 2022. Was zo spannend!
Heerlijk om de blogs te lezen van anderen op deze site. Ik voel me nog wel een groentje, maar probeer zo hoffelijk mogelijk te zijn en ook iedereen te aanvaarden en te waarderen zoals ze zijn.
Binnenkort dus pas mijn 3e bezoek aan mijn inmiddels Thaise familie en in totaal de 4e keer een bezoek aan dat prachtige land.
Het landen op Bangkok voelt al een beetje als thuiskomen. Lieve bloggers: blijf schrijven over alle bijzonderheden en eigenaardigheden in dit prachtige land.
Bedankt voor je reactie Bram.
Misschien zijn die eerste paar jaar wel de mooiste. Het nieuwe leven ontdekken; het land en zijn mensen. Jezelf. Veel plezier en geluk toegewenst op deze ontdekkingsreis.
Het oude Thailandblog met echte schrijfliefhebbers met originele teksten is weer terug. Ik ben er blij mee.
Bedankt voor je positieve reactie, Eric.
Ik ben er zelf ook nog maar kort, maar geloof je op je woord. Veel leesplezier!
Prachtig geschreven weer Rick en ook heel herkenbaar, ik ging ook jarenlang met de Songthaew naar de Mall in Korat een rit van precies 15 km,eerst met de bromfiets naar de hoofdweg daar parkeren bij de bromfiets monteur, via de voetgangersbrug naar de overkant en wachten op vervoer.
Maar tijden veranderen, waar vroeger de schooljeugd nog opstond voor een bejaarde Farang blijven ze nu stoïcijns op hun mobieltje staren en mag opa hangend aan de achterkant de 15 km overbruggen.
Nu pakken we de Honda city en komen gekoeld aan bij de mall,gemak dient de mens.
Bedankt voor je aardige reactie weer, Geert!
Zelfs de Honda City klopt. Alleen kan ik het kleine stuk tot de autoweg nog tevoet overbruggen. Ik heb zelf nog niet hoeven staan in de Songtheaw, maar heb wel al andere oudjes zuur zien kijken naar zittende jongelui….Helaas voor hun voel ik mij dan ook niet geroepen om als pensionado mijn zitplaats af te geven….of het moet al een echt hulpeloos oudje betreffen…
Groetjes Rick
Het nadeel van songthaews, zoals ik dat ervaar in Chiangmai, dat je er nooit zeker van bent dat de kortst mogelijke route wordt genomen, maar dat die afhankelijk is van de bestemmingen van de andere passagiers en dat kan best eens een half uur verschil uitmaken, wat kritiek kan zijn ivm je vertrektijd van de luchthaven.
Bedankt voor je reactie, Niek. Ze rijden hier vaste routes en ik ga er alleen maar mee de stad in dus geen tijdsdruk….naar het vliegveld ermee met volle bepakking lijkt me sowieso een halve doodsstrijd 😉
Voor een buitenlander is het inderdaad niet eenvoudig om te integreren in de Thaise samenleving en dat heeft meerdere oorzaken.
1. De taal. Weinig buitenlanders zijn de Thaise taal onvoldoende machtig om over diverse onderwerpen mee te kunnen praten.
2. Het sociale milieu. Veel buitenlanders hebben een relatie met een Thai uit een” lager” milieu, en hun interactie is met hoofdzakelijk met mannen (en vrouwen) uit dat milieu. Als je je via werk kunt begeven in een een hoger milieu en de goed Thais spreekt, dan is het niet echt moeilijk om ook Thaise mannen tot vriend te hebben, waarmee je wel zeker goed kunt discussieren over economie, politiek e.d.
3. Onder Thais worden langdurige vriendschappen geschapen vanaf de middelbare school, en afhankelijk van de school en later de universiteit, wordt het sociale milieu waarin men zich kan begeven grotendeels bepaald.
Zelf heb ik meer Thaise mannelijke vrienden in Thailand dan andere buitenlanders of Nederlanders. Door mijn vorige “Ambassade” baan heb ik veel vrienden overgehouden in de hogere ambtenarij, politiek en het bedrijfsleven, ,waarvan de meesten nu net als ik inmiddels met pensioen zijn. We spreken regelmatig af voor een lunch om bij te praten, ik wordt uitgenodigd voor bruiloften van hun (klein) kinderen, deel mee in bijzondere ceremonieën, of we gaan lekker een potje golfen.
De communicatie is dan bijna altijd in het Thai ook al spreken de meesten vrij goed Engels. Grappig genoeg is 1 van mijn goede Thaise vrienden een Sino-Thai CEO van een beursgenoteerde firma en mijn Thai is beter dan dat van hem (hij spreekt thuis en op kantoor meestal Chinees. Mijn beste Thaise vriend die ik al 35 jaar ken, was minister in het Srettha kabinet en die spreekt grappig genoeg geen woord Engels.
Inderdaad. Ik ga nu al jaren iedere ochtend mijn koffie drinken bij een Amazone cafe in de Isaan. Het is er druk bezocht . Ik zit daar meestal alleen. Nog nooit heeft een Thai zich daar even tot mij gericht. In Ecuador zat ik eender waar nog geen 5 minuten of de mensen wilden weten waar ik vandaan kwam hoe ik noemde hoe het er in mijn land aan toeging of ik werkte of gehuwd was enz…..soms beetje op het opdringerige af maar een bewijs dat ze in mij enige interesse hadden. Hier in Thailand eigenlijk nooit. Heb de indruk ze helemaal geen interesse hebben in hoe wat of wie. Uiteraard is dit ook een groot voordeel. Men laat je overal lekker met rust.
Thais spreken onbekenden nu eenmaal niet aan in een openbare gelegenheid. Dat is inderdaad heel anders in zuid-Amerika.
Het betekent ook dat als je Thais niet al kent via studie of werk het erg moeilijk is interessante contacten op te doen. Het help ook niet echt dat de buitenlander zich aansluit bij de nationale clubjes & verenigingen van zijn land in Thailand. Zo blijf je in de grotere steden verstoken in de typische “expat” wereld en kom je eigenlijk geen potentiele Thaise vrienden tegen.
Goede punten Peter. Integreren is voor veel mensen toch lastig, de taal, nieuwe contacten maken en dergelijke. De leeftijd zal ook een rol spelen vermoed ik: wie pas als bejaard persoon permanent verkast zal minder nieuwe mensen tegenkomen waarmee regelmatig contact is (denk aan collega’s en andere werkcontacten).
Goed dat jij vloeiend Thais spreekt beste Petervz, zodat jij kunt converseren met je beste Thaise vriend die je al 35 jaar kent!
Ik vind het knap dat jouw vriend minister is geworden, want in Nederland zou het ondenkbaar zijn dat ‘n minister-kandidaat geen Engels heeft geleerd in z’n studietijd.
Ik ben echt jaloers op jou omdat míj́n Thais ontoereikend is om goed te communiceren met Thaise mensen buiten mijn directe omgeving. Maar ik blíj́f proberen om contact met hun te krijgen en dat lukt me redelijk alhoewel de gesprekken niet diepgaand zijn.
Haha Peer,
Toen ik nog op de ambassade werkte kwam er eens een Nederlandse staatssecretaris van V&W langs die ook geen woord Engels sprak. En ik ook de huidige minister president Schoof heeft die taal niet echt onder de knie. In de politiek is het beheersen van een vreemde taal geen vereiste.
Niet alleen zijn veel Thailanders nogal chauvinistisch van aard zoals Henk al opmerkt, maar ook nogal egocentrisch, dat wil uiteraard helemaal niet zeggen dat het geen aardige mensen zijn, maar de wereld is wel verdeeld in het eigen land en daarna de persoon/familie zelf, andere volgorde mag ook.
Ook als Thai onder elkaar is dat geen vreemde zaak en heeft men een stevige hiërarchie ladder over de positie van andere.
Er is nog nooit iemand in die 16 jaar dat ik hier woon geweest die langer als 1 minuut geïnformeerd heeft naar mijn nationaliteit of beroep, of achtergrond en dan geef ik al een ruim naar boven afgerond getal.
En ik kan ze op een hand tellen.
Wat Petervz zijn puntjes betreft
Nummer 1 ik vraag mij al jaren af waarom er buiten de toeristische streken om zo weinig Thailanders, Engels spreken of het zelfs maar proberen.
En je moet in de toeristische streken ook niet vreemd opkijken als de goed sprekende Thai toevallig eigenlijk Cambodjaan is.
Nummer 2 Klopt toen wij 22 jaar terug hier een huis kochten werd mijn vrouw in zeer korte tijd duidelijk gemaakt dat ze onder aan de ladder stond.
Men had er weinig schaamte mee om te vertellen dat een hertrouwde vrouw met een farang eigenlijk niet gewenst was, in hun omgeving.
Die houding is iets veranderd in de loop van de jaren maar niet veel.
Nummer 3 Vriendschappen bij veel Thailanders bestaan uit netwerken die elkaar de bal toespelen en ja, soms zijn dat schoolvrienden. Kaartenhuizen waar je niet te veel aan moet schudden.
Integratie is go with the flow maar blijf jezelf, voor mij.
P.s. in Europa zijn er ook nog wel wat landen en dus veel mensen die dat kwaaltje hebben.
Ja Willem ik had punt 1 ook ander kunnen stellen, Namelijk dat de meeste Thai de Engelse taal onvoldoende beheersen op over diverse interessante onderwerpen te kunnen discussieren in het Engels.ik heb het daarom vanaf het begin dat ik hier kwam wonen (al weer 44 jaar geleden) erg belangrijk gevonden om de Thaise taal zo snel mogelijk op niveau te beheersen.
En overigens in veel Europese landen spreekt de gemiddelde inwoner ook nauwelijks een woord Engels.als je een land kiest om er permanent te gaan wonen dan is het leren van de taal essentieel in mijn ogen. Ik pluk daar nu echt de vruchten van.
En punt 3, inderdaad het zijn de netwerken die in dit land uiterst belangrijk zijn. Deze worden veelal al op de middelbare school gevormd.ook een Thai heeft veel moeite vriendschappen te sluiten buiten het netwerk om, en de armere Thai uit de “lagere” sociale” klassen komen daardoor bijna nooit in een vriendschappelijk contact met de “hogere” klassen.
Dat er in Europa in veel landen ook beperkt Engels woord gesproken ga ik echt niet ontkennen, punt is alleen dat in beroepen waar dat gewenst is zo niet noodzakelijk toch zeker in Nederland men een bepaald niveau moet hebben.
In Thailand ontbreekt dat in hoge mate.
Dat vele buitenlanders, maar beperkt de Thaise taal beheersen, vind ik al jaren een dooddoener,
De meeste spreken Engels ’thuis’ of zoals ik Nederlands, het was verplicht in Nederland.
Meeste werken hier niet officieel en leven prima op die manier, het is ook nooit een visum eis geweest, en dat zal ook niet zonder reden geweest zijn.
Thailand staat ook bekend als een land waar Engels het stiefkindje is, slecht tot zeer slecht.
Maar goed, dat is een discussie apart.
Wij kunnen er ook niet wakker van liggen, de ‘hogere’ en de ‘lagere’ klasse zegt veel over de mens niet over zijn bankrekening.
Ook met Thai in ‘hogere sociale klasse’, die goed engels spreken(!) is het vaak moeilijk om samen te converseren/discussiëren.
Hun denken, gespreksstof is erg naar Thai-binnengericht. Niks cosmopolities.
Zo gauw je een niet Thais onderwerp aanraakt haken ze af. Geen interesse. Weten er ook niets/van over.
Gemiddeld is de Hogere Sociale Klasse in Thailand is trouwens meer geld/power klasse dan educatie klasse.
Uit geldklasse komende hebben de meeste hun ‘educatie’ gekocht.
Kochten op scholen hun ‘overgaan’, en sloften eensgelijk thaise universiteiten door tot bul uitreiking.
Voor Thai uit lagere klassen blijft het bij op die manier hun rijbewijs halen.
Is corruptie cultuur geënt.
Nou nou William, dat de meesten hun educatie gekocht hebben is pertinent niet waar.
Overigens plaats ik “lagere” en “hogere” tussen aanhalingstekens, omdat ik zelf geen klasse onderscheid maak.
Onder de Thaise vrienden van mij is ongeveer de helft afgestudeerd aan een gerenomeerde universiteit is het VK of de VS en de andere helft aan een top universiteit in Thailand. Met allen kan je prima een gesprek voeren over niet-thai specifieke zaken, maar hun kennis over Nederland is vaak beperkt tot de kennis over water en voetbal.
Ben hier al paar artsen tegengekomen dat ik me echt wel afvroeg of die al dan niet hun diploma hadden gekocht. Op het randje af van het absurde. Zo een foute diagnose alles behalve normaal terwijl ze mijn bloedwaarden onder ogen hadden.
Beste Rick, ik heb genoten van je mooie verhaal en herken veel van wat je beschrijft. Per slot van rekening woon ik ook al weer 7 jaar in Udon Thani, al ben ik met mijn vrouw nu wat landelijker gesitueerd.
Als je wil kunnen we best eens een bakkie doen ergens in de stad. Ik denk dat je via de redactie wel aan mijn e-mailadres kunt komen
Kijk uit naar je volgende verhaal.
Gr. Johannes
Bedankt voor je fijne bericht, Johannes.
Ja, dat gaan we zeker een keer doen, dat bakkie hier in Udon. Ben nu even een paar dagen in Hua Hin maar daarna nog een weekje of 2-3 in Udon. Dat moet dus vast lukken.
In de tussentijd verzin ik weer een nieuw verhaaltje voor de blog.
Groetjes Rick
Petervz: Dat U geen klasse onderscheid maakt is prachtig.
Echter is het overbekend dat Thailand een klasse society is waar de Thai duidelijk weet wat zijn plaats is en zich erna voegt, leeft en gedraagt