De jongens van alledagen… (vrij naar Carmiggelt)
Dit jaar zal het precies 90 jaar geleden zijn dat Simon Carmiggelt – als uitgever van zijn schoolkrant – zijn eerste -aarzelende- stappen in de journalistiek zette. Lung Jan schreef een Thais-geïnspireerde hommage aan deze grote schrijver…
Lung Kaew, de waard van onze ouwe stamkroeg stierf, zoals dat hoort, in het harnas. Bijna veertig jaar had hij achter dezelfde tapkast gestaan en met gulle hand vloeibare troost geschonken. Eerst als een gezellige, vlotte prater, samen met zijn nog vlottere eega Noi. De laatste jaren als een verstilde weduwnaar, alleen. Want zijn enige zoon was, zoals zoveel jongelui uit de regio, andere wegen ingeslagen.
Het in zijn ogen saaie leven in Isaan kon de lichtjes eigenwijze Kaew jr. absoluut niet bekoren en de grootstad met al haar verlokkingen lonkte. Wij, de jongens van alledagen, die al sinds mensenheugenis en soms zelfs nog eerder, in de kleine, ietwat morsige en daarom gelukkig nogal schemerige dorpskroeg over de met peuken bezaaide vloer van aangestampte aarde kwamen, kregen af en toe een foto van hem te zien. Hier ging hij met een paar erg fraai geproportioneerde leuke meiden op stap naar Phuket. En daar stond hij manhaftig in dienst. ‘Gezonde jongen’, zeiden ze dan, de foto terugschuivend, want gezondheid vonden ze een belangrijk iets. Zélf waren ze gelukkig allemaal gezond, de jongen van alledagen. Ze dronken wel hun glaasje, maar mankeren deden ze nooit wat. Soms ging er opeens wel één de pijp uit. Dan zeiden de achterblijvers filosofisch: ‘Die Puk, verleden vrijdag stond ie hier nog…’ En er werd manhaftig doorgedronken met de ernst die bij zo’n gelegenheid passend was. Karma was karma, daar was toch niets aan te doen…
Toen Lung Kaew het tijdelijke met het eeuwige had gewisseld en de jongens van alledagen hem waardig en naar goede Isaanse gewoonte rijkelijk overgoten, met het nodige vuurwerk én vuurwater naar het hiernamaals hadden begeleid, bleef het kroegje voor langere tijd dicht. Ietwat verweesd en onwennig zochten de jongens van alledagen soelaas voor hun droge kelen aan vreemde tapkasten maar niets kon hen bekoren… ‘Zijn jongen gaat de zaak voortzetten’ wist er een. En dàt was zo. Op een snikhete donderdag in april ging de zaak weer open. De jongens van alledagen, zowel de blijmoedige borrelaars als de sjofele, op zoek naar vergetelheid zijnde underdogs, keerden nieuwsgierig terug naar de hun ooit zo vertrouwde omgeving.
Ze hadden tijd nodig om te wennen, want ze herkenden het kroegje niet meer. Het was getransformeerd tot een wijd, van helder licht overvloeiend etablissement met hoge, blankhouten krukken en een blits uitziende en rijkelijk van spiegelglas en koper voorziene bar. De flessen achter de bar, vroeger het uitverkoren speelterrein voor allerlei, op stofnesten verlekkerd ongedierte, stonden nu, mooi met een spotje uitgelicht te glinsteren op kleine plankjes. Lichte vlakken in pasteltinten moesten de herinnering doen vervagen aan de vroegere muren, die in de loop van vele jaren tot een soort van ondefinieerbare dikke, nicotinebruine dinosauriërhuid waren geëvolueerd. De dankzij Carabao zo populair geworden buffelschedel met enorme stoffige hoorns was vervangen door een monumentale, blérende flatscreen TV waaruit onafgebroken sportcommentatoren luidkeels hun erudiete meningen naar de buitenwereld ventileerden. Tijd voor een bezadigde dronk was er ook al niet écht meer, want eens een fles leeg dreigde te raken stond, tot ontzetting van de jongens van alledag, een van de drie ingehuurde voluptueuze deernen met duizelingwekkend diep uitgesneden décolté al met een oogverblindende tandpastaglimlach klaar om de volgende te ontkurken…
En dan was er nog de zoon. Aanvankelijk waren de jongens van alledagen ontroerd geweest door het feit dat zoonlief ondanks al zijn vroegere voorbehoud, nu toch in vaders sandalen was gestapt. Ze glimlachten zelfs toegefelijk wanneer er weer eens druppel naast viel, want uiteindelijk was dit een vak waarvan je de fijne kneepjes moest leren… Aan de jongens van alledagen heeft het heus niet gelegen maar hij… Hij kon het gewoonweg niet… Het uitbaten van een kroeg met veel jongens van alledagen vereist een fijn dooraderd beleid. Je moet meer aandacht besteden aan hen dan aan de glimmende espressomachine, een monster van chroom en knalrode lak dat pijn deed aan de ogen van de jongens van alledagen. Maar dat besefte ie niet. Zelfs een gewone, simpele wai ter begroeting leek soms een brug te ver voor hem… Té lang in Bangkok gebleven, oordeelden de jongens van alledag, die stilletjes hoopten dat hij wel zou bijdraaien. Praten dééd hij wel en véél. Zo véél dat hij wel een Zuidoost-Aziatische kloon van Emiel Ratelband leek… Maar het was niet de vrijblijvende smalltalk die een deel van het succes van zijn vader had bepaald. Nee, bij Khun Kaew jr. was het een bij tijd en wijle naar betweterigheid neigend, hoekig discours vol exacte mededelingen en soms té concrete vragen, waarop – godbetert – weerwerk moest geleverd worden. ‘Bangkok is prachtig hoor, ‘zei ie bijvoorbeeld tegen Koh. ‘Ben je er al eens geweest?’ ‘Ja, ja,…’ antwoordde Koh tegen z’n zin.
Simon CarmiggeltZijn glas stond leeg en hij had al tweemaal op zijn onmerkbare wijze gewezen dat hij het graag gevuld had gezien. ‘Waar ben je precies geweest?’ wilde Kaew jr. weten. ‘Het paleis en Sanaam Luang zijn schitterend, maar ook Dusit vind ik erg aangenaam. Een mooi park en heerlijk om er te wandelen. Kan je trouwens ook goed in Lumphini. Of een terrasje meepikken naast de Chao Phraya… En dan zwijg ik nog over Yaowarat Road en Chinatown. Wel eens gezien? ‘ ‘Ja, ja’, knorde een langzaam geïrriteerd rakende Koh. Hij wou wat in zijn glas en niet al dat gevraag. Hij zat hier verdomme toch niet om deel te nemen aan een quiz? De jongens van alledagen hadden een hekel aan gevraag. Het stoorde hun milde schemer, het priemde ongenadig in hun dagdromen en het bedreigde de façade van hun sinds jaar en dag zorgvuldig gecultiveerde reputatie.
Het was onvermijdelijk: Langzaam maar zeker begonnen ze weg te blijven, elkaar droevig en nu écht verweesd terugvindend in de obscuriteit van een kroegje een beetje verderop. De zoon bleef achter met een spiksplinternieuwe zaak waar alleen een verdwaalde reiziger zijn dorst kwam lessen of een paar pukkelige pubers urenlang op zijn gratis WIFI kwamen surfen. Langzaam maar o zo zeker ging zijn zaak op de fles. Er zit nu een goed boerende 7-Eleven…
Steeds kleiner wordt het schemerige rijk van de jongens van alledagen…
Over deze blogger
Lees hier de laatste artikelen
- Achtergrond10 december 2024Wat Phra That Phanom: parel van de Mekongvallei
- Achtergrond29 november 2024Wat Phra Kaew: de tempel van de smaragdgroene Boeddha
- Bezienswaardigheden24 november 2024Het Leng Buai Iaschrijn in Bangkok
- Achtergrond22 oktober 2024Si Satchanalai & Chaliang Historical park: de omweg meer dan waard
Mooi verhaal.
Een schitterend verhaal, Lung Jan, het is prachtig in de stijl van mijn eeuwig favoriete schrijver Simon Carmiggelt.
Als er leven is na de dood, dan weet ik zeker, dat hij het ook met een glimlach heeft gelezen.
Een mooie ¨Kronkel¨ Lung Jan, en een ode aan Carmiggelt in Thai style. Ik heb hier veel sukkels ontmoet, die net als in dit verhaal dachten dat een bar runnen een vrijblijvende hobby was om snel rijk te worden.
Maar een bar runnen is nog steeds een vak, een skill die velen die zoiets begonnen hier niet begrepen hebben toen ze eraan begonnen. De meesten betaalden de laatste rekening…