John Wittenberg geeft een aantal persoonlijke bespiegelingen van zijn reis door Thailand die eerder verschenen zijn in de verhalenbundel ‘De boog kan niet altijd ontspannen zijn’ (2007). Wat voor John begon als een vlucht, weg van pijn en verdriet is gegroeid tot een zoektocht naar zingeving. Het Boeddhisme bleek hierbij een begaanbare weg te zijn. Op Thailandblog verschijnen vanaf nu met enige regelmaat zijn verhalen.

Hanoi

De dag en ik glijden traag voorbij. Het bierfeest vraagt zijn tol en ik kom tergend langzaam op gang. Mooi tijd om mijn dagboek te schrijven, emails te beantwoorden, wat te slenteren en een alcoholloos diner te gebruiken in de Blue Dragon Children Foundation. Sloffend naar mijn hotel, waar mijn drankmaat net zo loom uit de ogen kijkt als ik.

Ik slaap vroeg in en de volgende dag heb ik met een warme omhelzing afscheid genomen (zeer uitzonderlijk voor een Aziaat, door de drank echter mannenbroeders geworden). En nu een vlucht naar Hanoi. Opgravingen tonen een vierduizend jaar oude beschaving aan. Wat een scherf van twaalfhonderd voor Christus van een pot schijnbaar aantoont in het historisch museum. Dit staat op een kaartje, daar zit altijd slechts nog achthonderd jaar tussen. Ik laat het er maar bij. Ik heb niet veel met scherven en bijltjes. Maar van lijken smul ik.

Ho Chi Minh ligt hier, gelijk Lenin, opgebaard in een kolossaal mausoleum. Ik heb reuze pech, het lijk krijgt een grote beurt in Moskou en wordt opgekalefaterd aldaar. Erg jammer. Hij wordt hier beschouwd als onze Willem de Zwijger, en toch heeft deze vader des vaderlands door zijn halsstarrigheid en vooral Russische steun het volk een economische teruggang en onnodige oorlogslachtoffers bezorgd. Zonder deze Noord- Vietnamese volksheld was Vietnam zo welvarend als Zuid-Korea, maar ga deze theorie van een koele Hollander hier maar eens uitleggen.

Ik ben gelukkig gespeend van zendingsdrang en geniet weer van deze charmante stad. Weer heel veel scooters, winkeltjes op straat, flanerende mensen rondom het Hoan Hiem meer, stokbrood en Franse gebouwen. Hanoi was de voormalige hoofdstad van Indochina, dat enorme Franse gebied: Vietnam, Cambodja, Laos en stukken van Thailand omspannend. Dat de Fransen de eeuwenoude gebouwen vervingen door hun koloniale residenties wordt hun niet vergeven, al smul ik van hun vooroorlogse bouwstijl. Ik zou het best naar mijn zin hebben gehad als koloniaal bestuurder!

In Saigon was ik enigszins beschermd door Vietnamees gezelschap, maar hier in Hanoi ben ik aan de Joden overgeleverd, zoals mijn oud-tante pleegt te zeggen. Elk moment proberen ze je een oor aan te naaien. In een merkshampoo die ik koop, is een goedkope waterige shampoo verstopt, de Engelse menukaart heeft geen prijzen en de brommertaxi’s vragen na afloop meer dan vooraf is afgesproken.

Op het laatst word ik zo pissig dat ik op de vuist wil gaan, tegen mijn doorgaans engelachtige natuur in. Nu scheelt het dat hij een kop kleiner is dan ik. Vietnamezen op straat bemoeien zich ermee en het pleit wordt beslecht door een Engelssprekende man die de chauffeur overreedt mijn wisselgeld grotendeels terug te geven. Zelfs de meters in de taxi’s kunnen ineens sneller gaan draaien. Nu ben ik wel opgewassen tegen deze uitwassen (zoals de waard is, vertrouwt hij zijn gasten), maar ik maak dit toch zelden mee in Thailand.

Ook hier natuurlijk de Chinese tempels en het allermooiste is de ’temple of literature of’ Van Mieu. De confuciaanse elfdeeeeuwse heiligheid gebouwd door koning Ly To als universiteit. Voor de gepromoveerden onder ons: hier wordt je naam met de doctorstitel gebeiteld op een zuil om voor de eeuwigheid voor je ongelooflijke, wetenschappelijke kennis aanbeden te worden. De zuil met de gebeitelde namen wordt ondersteund door een schildpad. De Hollandse symboliek gaat hier misschien ook op. Gelukkig hebben de Fransen in 1947 in een bombardement slecht gemikt, al is een elfdeeeuws paviljoen verloren gegaan. Na vijf dagen Hanoi morgen een dagtocht naar het uiterste noordoosten: Ha Long Bay.

Een uitgeleend hart

Op weg nu in een bus naar Ha Long bay, bijna vier uur rijden ten noordoosten van Hanoi, niet ver van de Chinese grens. Aan de pier van Cat Ba drijven tientallen, bijna identieke houten dubbeldeks boten, opvallend harmoniërend met de omgeving. Ze doen een beetje denken aan de Mississippiboten, maar dan zonder raderen.

Benedendeks het restaurant, met eromheen hutten en bovendeks wat stoelen. Mijn boot heeft drie armoedige sterren en een wat morsige, maar vriendelijke bemanning. Op de boten met vier of meer sterren dragen de bemanningsleden op zijn minst witte handschoenen en spierwitte uniformen. Ze doen me een beetje denken aan de schandknapen van de prins van Lignac. Ik tel al snel minstens vijftig boten.

En dan varen we langzaam uit, altijd een majestueus begin van een boottocht. De prachtige baai ligt in de golf van Tonkin. Nadat draken een Chinese invasie succesvol hadden weerstaan, veranderden ze in ontelbare rotseilanden. De boot laveert behendig tussen deze eilandjes en verrast me telkenmale. Besloten kleine baaitjes, grotten en het strakblauwe water doen me in extase geraken. Dit is voor mij het mooiste plekje van Vietnam, zo sereen, vredig en adembenemend.

We meren aan op het eilandje Hang Dau Go, waar in 1288 in opdracht van generaal Trn Hung Dao honderden houten speren op de bodem de boten van de gemene Mongolen doorboorden. Ik neem het maar aan, want je ziet er niets meer van. Maar de grootste verrassing is de Hang Thien Cung druipsteengrot.

Oorspronkelijk de riante verblijfplaats van een aap die eind jaren ’90 achtervolgd werd door een visser toen hij een schuilplaats zocht voor een naderende storm. Laten ze nou een standbeeld minder maken voor Ho Chi Minh en eentje voor deze visser, want deze druipsteengrot is fabuleus. Ik heb er verscheidene gezien in Europa, maar nog nooit zo indrukwekkend. Terwijl ik nog vervuld ben van deze indruk, geeft Moeder Natuur me nog een royale bonus door de zon weergaloos onder te laten gaan te midden van deze rotsen. De volgende keer boek ik een meerdaagse tocht, zodat ik kan overnachten in deze baai. Wat een geweldige afsluiting van mijn reis door Vietnam.

De volgende dag stap ik in het vliegtuig naar Bangkok. Ik ontmoet zowaar twee bekenden uit Saigon, die ik adviseerde deze goedkope vlucht van AirAsia te boeken. Maar bovenal werd ik vertederd door de wavegroet met de ontwapenende en stralende glimlach van een Thaise stewardess. De eerste wave van deze maand en het gebaar doen warm aan. Ik besef ineens dat, hoe indrukwekkend Cambodja en Vietnam ook mogen zijn, Thailand voorgoed mijn hart heeft gestolen en Vietnam en Cambodja het slechts even hebben mogen lenen.

De middenweg van Boeddha

Aha, Bangkok. Weer vertrouwde grond onder de voeten. Het vliegveld Don Muang wordt vreemd genoeg omringd door een golfbaan. Het is werkelijk ongelooflijk, maar dwars over de vliegbaan heen heb je heuse stoplichten. Is het groen dan loop je met je karretje over de vliegbaan naar de volgende hole. Mijn vliegtuig was nog geen minuut geland en ik zag het licht op groen springen toen we passeerden.

Voor een man met mijn handicap moet het een koud kunstje zijn om roekeloos af te slaan naar de ruit van de cockpit. In de zomer wordt het nieuwe megalomane vliegveld geopend, zodat dit risico beperkt blijft tot een paar maanden.

Mijn appartement in Bangkok staat nog steeds tot mijn beschikking, al is het tussentijds verhuurd. Ik vind Bangkok heerlijk, ik hou van vierentwintig-uurs economieën. Je kan winkelen en eten wanneer je wilt en er is altijd leven in de brouwerij. Ik probeer wat Thais te spreken, maar de Thai begrijpen er geen ene jota van. De variatie aanbrengen van vijf tonen (die onderling volgens mijn oren nauwelijks van elkaar verschillen) is gewoonweg niet voor me weggelegd en ootmoedig leg ik me erbij neer.

Na een paar wervelende dagen in Bangkok vlieg ik naar Chiang Mai, het Leiden van Thailand en een vrolijke studentenstad in het Noordwesten. Het is overzichtelijk, provinciaals in een heuvelachtige omgeving. Het is wat koeler, soms zelfs zo koel dat je een jasje ’s nachts aantrekt. Verder is het toch ongelooflijk dat ik al maandenlang rondloop in polo’s en sandalen (andijviestampers zoals mijn vriend Wouter ze noemt).

Ik bezoek Wat Umong, even buiten Chiang Mai en maak een afspraak met Dr. Phra Songserm Kesaradhammo, een vloeiend Engels sprekende monnik aldaar. Hij ontvangt me, zittend op een tafel in de lotushouding, omringd door telefoon, ordners, papieren en pennen. Eigenlijk zit hij gewoon op zijn bureaublad.

Ik maak de wave voor de monnik (met de punten van mijn vingers tippend aan mijn voorhoofd) en babbel met hem over wat koetjes en kalfjes, maar alras ga ik dieper op Boeddisme in en spreek met hem onbevangen over de overgang die ik heb gemaakt van het katholicisme naar het boeddhisme en de struikelblokken die ik op deze weg tegenkom. Hij wuift nagenoeg alle bezwaren weg en concludeert dat er twee wegen in harmonie naast elkaar kunnen bestaan. Een fraai uitgangspunt voor een volgende discussie samen, want ik wil mijn christelijke bagage het liefst incorporeren in deze nieuwe weg. Hij geeft me in elk geval toestemming de ordinatie als monnik hier te ondergaan.

Verguld neem ik afscheid van hem met de vereiste handelingen van respect. Je buigt drie keer en sluit met de wave af, zorgend dat je altijd lager blijft dan de monnik wat in dit geval niet zo moeilijk is, omdat hij al die tijd op zijn bureaublad zit en ik op een kleedje op de grond. Vergelijk het respect maar dat je betuigt met het kussen van de ring van een bisschop (wat ik altijd obstinaat geweigerd heb overigens, behalve de ring van Sinterklaas natuurlijk).

We spreken af om elkaar de volgende dag weer te ontmoeten en ondersteund door zijn aanbod vrienden te worden, voel ik een goede beslissing te hebben genomen hier de procedure te starten voor mijn ordinatie als monnik. Daarvoor moet ik later nog een gesprek hebben met de abt, het hoofd van deze tempel, één van de meest hooggeplaatste functies in Thailand. Het zal een soort toelatingsexamen worden. Ik maak een korte wandeling rondom een vijver, waar enorm grote vissen een veilige oude dag genieten en laat me met een tuk- tuk terugbrengen naar het centrum.

Vorig jaar heb ik in het vier sterren Mae Ping hotel gelogeerd, maar ik vind het wat ongezellig. Ik heb in Chiang Mai een gezelliger hotel gevonden. Als je zou willen, kan je in Chiang Mai een slaapplekje vinden voor nog geen vier euro per nacht, met gedeelde douche en wc, maar zo gezellig hoeft het voor mij nu ook weer niet.

De avond breng ik slenterend door op de night market en ik laat me verleiden door een Belgisch restaurant om draadjesvlees te eten met doperwten en worteltjes. Alles is hier een tikje gemoedelijker dan in Bangkok en de prijzen liggen duidelijk lager. Ik onderhandel flink over de aanschaf van een nepRolex.

De avond sluit ik af met een bezoek aan een bar vol met mooie Thaise meisjes die opvallend goed kunnen snookeren en vast over nog meer kwaliteiten beschikken. Een aanzienlijk contrast met de volgende dag, die ik grotendeels doorbreng in de bibliotheek van Wat Umong, vol met Engelse en Duitstalige boeddistische litteratuur.

Ik praat wat met monniken en ben verbaasd dat Phra Songserm niet aanwezig is. In Holland is een afspraak die je niet nakomt nogal stuitend, maar in een tempel nemen ze het schijnbaar niet zo nauw. Ik laat een briefje achter en stort me weer in het bruisende nachtleven van Chiang Mai. Dit is mijn vrije interpretatie van de middenweg, aanbevolen door Boeddha.

Wordt vervolgd.

Over deze blogger

John Wittenberg

3 reacties op “De boog kan niet altijd ontspannen zijn (deel 9)”

  1. Tino Kuis zegt op

    Prachtig….’mijn vrije interpratatie van de Middenweg, aanbevolen door de Boeddha’. De Boeddha was ook gek op lekker eten en mooie natuur, daar sprak hij vaak over. En hij sprak met courtisanes maar dat schijnt nu niet meer te mogen…

  2. Slagerij van Kampen zegt op

    Was benieuwd naar uw verhalenbundel: “De boog kan niet altijd ontspannen zijn” Leuke verhalen toch? Geen “touch” op internet! Behalve dit forum dan!

  3. l.lagemaat zegt op

    Weer een prachtig, relativerend verhaal met als afsluiting de middenweg volgens Boeddha tussen mooie snookerende Thaise meisjes.


Laat een reactie achter

Thailandblog.nl gebruikt cookies

Dankzij cookies werkt onze website het beste. Zo kunnen we je instellingen onthouden, jou een persoonlijk aanbod doen en help je ons de kwaliteit van de website te verbeteren. Lees meer

Ja, ik wil een goede website