John Wittenberg geeft een aantal persoonlijke bespiegelingen van zijn reis door Thailand die eerder verschenen zijn in de verhalenbundel ‘De boog kan niet altijd ontspannen zijn’ (2007). Wat voor John begon als een vlucht, weg van pijn en verdriet is gegroeid tot een zoektocht naar zingeving. Het Boeddhisme bleek hierbij een begaanbare weg te zijn. Op Thailandblog verschijnen vanaf nu met enige regelmaat zijn verhalen.

Een boeddhistische kerstpelgrimage

Ik vlieg weer terug naar Bangkok en koop op een antiekveiling een prachtig vuurverguld antiek Boeddhabeeld en een ivoren doos, met haarfijn uitgesneden pastorale taferelen rondom. Ik heb een officiële verklaring dat het ivoor meer dan honderd jaar oud is, om de risico’s te ontlopen in Holland van inbeslagname en vijfhonderd euro boete. Thailand zelf ligt er niet wakker van. Daar wordt men weer bloedlink wanneer ik een tweehondervijftig jaar oud Boeddhabeeld wil exporteren en daar ligt men in Nederland weer niet wakker van. Zo kan iedereen op zijn tijd rustig slapen.

Het uiterste Noordoosten van Thailand is mijn volgende bestemming. Ik vier de kerst in Thatphanon, één van de vier heilige plaatsen van Thailand, omdat een stuk net niet gecremeerd rib van Boeddha hier wordt bewaard. Tegen zessen ga ik op kerstavond naar de kerk en op het kerkplein ontwaar ik honderden katholieken in opperste feeststemming. Ik krijg een heerlijke kop soep uitgereikt met gefrituurde rijstkoekjes in eierdeeg. En als toetje een schepijsje uit een grote ijzeren emmer. Nu eet ik hier nooit ijs op straat, maar hoe kan ik deze gift met Gods zegen nu op kerstavond weigeren?

Ik maak een praatje met meneer pastoor en vraag wanneer de mis begint: “Over een uurtje!”, stort me in het feestgewoel en accepteer weer een heerlijke kop soep. De kerstman komt naar me toe en vult mijn twee handen vol met snoep, dat ik vervolgens als zijn assistent verder verdeel. De mis laat lang op zich wachten, maar meneer pastoor blijft geduldig vriendelijk op de achtergrond wachten. Ik doe mee met de tombola en mijn geluk laat me ook hier niet in de steek. Ik win een tuinbroek, een poloshirt, een paar zakken snoep en talkpoeder(?). Gelukkig win ik niet de hoofdprijs: een mountainbike. Ik geef al mijn prijzen weg aan verbaasde kinderen, die me buitengewoon vriendelijk met een wave en een buiging bedanken.

Meneer pastoor komt nu naar mij toe en vraagt me op deze heilige avond honderduit over Hollands voetbal. Ik babbel wat veinzend enthousiast mee en word toch echt wel wat ongeduldig over de aanvang van de mis, daar ik het plein langzaam zie leegstromen. Tussen twee bekende voetbalnamen door verneem ik dat de mis een uur voordat ik aankwam was afgelopen. Ach, het heeft zo moeten zijn, morgen weer een kans. In elk geval heb ik me te midden van honderden vrolijke mensen een bescheiden, maar uiterst hartelijk kerstmaal met grote dankbaarheid laten smaken.

Ik heb al een paar dagen een steeds groter wordende bobbel onder mijn arm. Ik dacht eerst aan een allergie vanwege mijn deodorant, maar het blijkt een abces te zijn, wat wij Breugheliaans heel fijnbesnaard een steenpuist noemen.

De dokter houdt praktijk in een open ruimte met een schuifdeurtje als separatie. Er wachten zeker twintig mensen. In het midden een bureautje waar ik de assistente slechts door het tonen van de bobbel duidelijk kan maken wat ik mankeer, wat met grote interesse wordt gadegeslagen door alle wachtenden. Ik ben eens te meer blij geen venerische kwaal te hebben.

Het is ongelooflijk, maar zonder enig protest van de wachtenden word ik meteen door de dokter geholpen. Likkebaardend snijdt hij zonder enig haperen de puist open, onder grote belangstelling overigens. Ik gil als een speenvarken wanneer een in betadine gedrenkt verband in de wond wordt aangebracht. Ondersteund door een dozijn vol met meelij kijkende Thai wordt dit halve lijk uitgeleide gedaan.

Ik rol mijn bed in en ben de hele middag een gebroken man. De volgende dag wordt de wond verschoond en onder een werkelijk helse pijn het verband met bijtende Betadine vervangen. Het moge duidelijk zijn, vandaag glipt de heilige mis weer tussen de vingers weg.

’s Middags houd ik pelgrimage naar That Phanon. De eeuwenoude chedi (de kolom waar de rib wordt bewaard) stortte recent ineen en tussen de wrakstukken werd inderdaad een kistje in een kistje in een kistje gevonden. Foto’s van de kistjes zijn te zien in een tentoonstellingsruimte, evenals andere attributen, zoals mooie stenen en Boeddhabeelden. Maar over de rib wordt een groot stilzwijgen bewaard. Geen foto van de rib, zelfs niet van een hoopje as.

Nadat een nieuwe chedi is gebouwd, worden er mooie dingen in verstopt. In aanwezigheid van de koning, ook het kistje met de rib. Zou hij wel in het kistje een kijkje hebben mogen nemen? In elk geval staat de chedi er in zijn volle glorie bij.

Ik loop drie keer stilletjes in mooie gedachten verzonken om de chedi heen, het beste wensend en denkend aan ieder die me lief is. Te beginnen bij mijn moeder, zusje en nichtje en zo loop ik alle namen langs. Een vreemde samenloop van omstandigheden dat ik geen mogelijkheid had de mis te bezoeken, maar wel met kerst een boeddhistische aanbidding. Waar en hoe dan ook, mijn goede gedachten waren speciaal met kerst voor degenen van wie ik hou.

Met gepaste arrogantie, verzacht door mijn ongeveinsde charme, heb ik mijzelf uitgenodigd bij Sonja en Guido in Singapore. Liefdevol ben ik ontvangen en smaak ik aldaar de genoegens van een leven als expat in een luxueus condominium met bijna meer badkamers dan slaapkamers, maar vreemd genoeg geen vaatwasser, wat mij weer de mogelijkheid biedt een huishoudelijke bijdrage te leveren om mijn dankbaarheid voor de overvloedige gastvrijheid te tonen.

In Bangkok is net het grootste warenhuis van Azië van tweehonderdvijftig miljoen dollar geopend: Paragon. De parfumerieafdeling is net zo groot als onze hele Bijenkorf, daardoor niet verbazingwekkend dat ik door de overdaad aan geuren en lieftallige nichten geen keuze kan maken om een geschenk voor de gastvrouw te vinden.

Uiteindelijk heb ik na lang dralen, kreeften gaan immers niet over een nacht ijs, een zijdezachte shawl gevonden. Ik heb werkelijk niets fluweelzachter in mijn handen gehad dan deze pashmina shawl (de donszachte wang van de Thai buiten beschouwing gelaten). Een mooier compliment kan Sonja de gever niet bezorgen dan door met ons drieën dansend het nieuwe jaar te openen, waarbij de shawl de elegante danspassen van deze betoverende dame draperend volgt.

Guido is zo buitengewoon attent mij af te halen van het vliegveld. Opvallend is dat zijn boomlange verschijning een opmerkelijk contrast vormt met de normale lengte van de Aziaat en mij. ’s Avonds een zálige Italiaanse maaltijd met mijn Italiaanse lievelingswijn, Barolo.

De volgende dag een ziekenhuisbezoek om mijn wond te reinigen en naar de Thaise ambassade om een visum voor twee maanden te krijgen. Tevergeefs, omdat ze tot twee januari gesloten zijn. Dit kan nog eens verdraaid lastig gaan worden, omdat ik zonder dit visum binnen een maand weer uit Thailand moet reizen. Het is me nog steeds niet duidelijk waarom ik dit uitsluitend buiten Thailand kan regelen.

In de namiddag heb ik als keurmeester een toeziend oog gehouden op de oliebollen en appelflappen (of zijn het beignets?) bakkende Sonja en Guido. Gewapend met een enorme schaal banket en een fles champagne maken we onze opwachting bij vrienden van Sonja en Guido.

Iedereen beantwoordt aan het verwachtingspatroon en dat vind ik buitengewoon plezierig. De Amerikaan behoort oppervlakkig joviaal en luidruchtig te zijn, zijn wulpse dochter nog meer. De gastheer met een royaal expatsalaris behoort kwistig rond te gaan met dure champagne, uit een schier onuitputtelijke voorraad. Een vriend des huizes, die al jaren in het buitenland woont, hoort zich erover te beklagen hoe slecht het allemaal nu in Nederland gaat en de gastvrouw behoort erg diep in het glaasje te kijken en op het eind met een dubbele tong buitengewoon openhartig en aanhalig te worden.

En het is allemaal zo uitgekomen, zodat we een geweldige oudejaarsavond hebben.En om -ook volgens het verwachtingspatroon- de volgende dag brak door te brengen. Maar wel vastend om ons voor te bereiden op een groots diner in het Raffles Hotel.

Mijn voorstel om hier het nieuwjaarsdiner te gebruiken werd eenstemmig gewaardeerd. Vorig jaar heb ik hier ook gegeten. Je kan in verschillende ruimtes dineren, ik kan de bar en billiard-room zonder meer aanraden. Het is het meest uitgebreide buffet dat ik heb meegemaakt: topkwaliteit gepaard aan vindingrijke culinaire hoogstandjes. Voordat we de strijd aangaan, wordt het slagveld strategisch onderzocht en maken we een passende indeling van de opeenvolgende gangen. We beginnen met een aantal gevulde lepels en kleinere hapjes om op gang te komen. (de ganzenlever uit een hypocriet gevoel van meelij overslaand).

Via een kreeft, oesters en andere vissoorten glijden we naar een kreeftensoep om de overgang te vergemakkelijken naar de hoofdgerechten. Een lamsstew, runderhachee, eendenpastij en nog wat meer onschuldige dieren worden gretig en onbekommerd verorberd. Daarna de Yorkshireham, in honing gedrenkt (viel een beetje tegen), wat gegrilde garnalen en daarna nog een biefstukje om de ergste honger weg te nemen.

Het toetjesbuffet wordt strategisch in vieren verdeeld. Ongelooflijk zalig sorbetijs (en ik kan het weten), daarna wat taartjes. Voordat het buffet sluit (het is me vorig jaar overkomen, en dat nooit weer) maak ik voor de zekerheid een kaasplateau met acht soorten, hetgeen voor Azië uitzonderlijk is, en als afsluiting, mochten we nog rammelen van de honger, tongstrelende bonbons. Welgeteld komen we op twaalf gangen uit. Nog net niet uit onze voegen barstend, strompelen we in een taxi en laten we ons als tonnetjes zo rond als Billy en Bessy Turf in ons bed glijden. Ik ben misschien tekort gekomen, want ’s nachts heb ik dromend het buffet nog eens dunnetjes overgedaan, omdat ik schijnbaar niet genoeg kan krijgen van het opscheppen.

Toch maar niet de oren gewassen

De hoofdstraat van Singapore is Orchard Road, het Mekka voor het verwende winkelende publiek. Je kan hier van de straat eten, alles is bijna steriel. Nergens eetstalletjes op straat, hooguit een ijscoman op een fortuinlijk plekje dat ik ook zou hebben uitgekozen.

Schuin oversteken is tweehonderdvijftig euro boete, evenals spugen op straat, vergeten de plee door te trekken en het eten van kauwgom. Toen niemand keek ben ik lekker schuin overgestoken, heb ik gespuugd op straat (wat ik nooit doe) en, tegen mijn gewoonte in, niet doorgetrokken. Jammer dat ik niet van kauwgom hou.

Een genot is dat Singapore bijna rookvrij is. Ik heb weer mijn wond laten schoonmaken (waarvan de kosten het tienvoudige bedragen van die in Thailand) en vernomen van de Thaise ambassade dat mijn visum voor mijn terugvlucht niet kan worden geregeld zodat ik weer binnen een maand Thailand moet verlaten. Ze zijn als de dood dat ik na een maand aan de bedelstaf geraak en een beroep doe op de uiterst schamele sociale dienst in Thailand.

’s Avonds is er een afscheidsdiner aan de Boat Quay in een Manhattanachtige omgeving. Sonja en Guido geraken in opperste verbazing door mijn ongebreidelde vraatzucht, waarmee ik alle restjes opeet van wat rijkelijk op tafel wordt opgediend. Voor spinazie kunnen ze me midden in de nacht wakker maken.

Liefdevol neem ik de volgende dag afscheid van een geweldig gastvrij en charmant echtpaar. Na het inchecken kwam ik zowaar Thaksin Shinawatra, de premier van Thailand, tegen. Hij vroeg me of ik hier werkte en adviseerde me veel naar Thailand te komen toen ik hem vertelde welke landen ik bezocht heb en dat Thailand overduidelijk mijn voorkeur geniet.

Hij is één van de rijkste mannen van Thailand, goed voor een miljardje of drie (in euro’s). Zijn dochter en echtgenote behoren er tot de rijkste vrouwen. Hij heeft zijn zwager minister gemaakt, zijn neven bezetten invloedrijke regeringsposten en zijn bedrijf geniet bijna een staatsmonopolie op de telecom.

Kritiek op zijn beleid wordt in de kiem gesmoord onder dreigementen van rechtszaken en toch heeft het Thaise volk hem een royaal mandaat gegeven voor een tweede termijn, waarbij overigens niet geschroomd is geld aan arme boeren te geven (de meerderheid van de stemmers), vlak voordat ze het stemhokje binnenstapten.

Zijn methode is om het land te leiden als een onderneming met een grote aandeelhouder. Het BNP is behoorlijk gestegen (economische prognose is zeven procent voor 2006), maar het grootste deel van de groei verdwijnt in de zakken van enkele politici en hun kornuiten. Op Rusland na, is Thailand het land in de wereld met de meeste economische rijkdom in handen van regeringsfunctionarissen. Verder vallen er heel wat doden in het opstandige islamitische zuiden (het is volgens mij slechts een kwestie van tijd voordat de eerste bom in Bangkok ontploft). De ondernemersgerichte stijl van regeren biedt hier nauwelijks soelaas.

Kortom, genoeg stof om hem eventjes flink de oren te wassen. Maar de koning heeft het al in zijn verjaardagsrede gedaan en ik moest op tijd naar mijn vliegtuig, zodat ik geen tijd had de kritiek op zijn beleid dunnetjes over te doen. Ik schudde met een uiterst hypocriete glimlach hartelijk de met corruptie en bloed besmeurde hand van deze premier en vervolgde mijn weg naar Bangkok, maar de volgende keer zal ik zijn oren eens flink wassen!

Wordt vervolgd.

Over deze blogger

John Wittenberg

1 reactie op “De boog kan niet altijd ontspannen zijn (deel 10)”

  1. onder gaande zonnetje zegt op

    Ik heb het laatste eerst gelezen(vaak eerst het laatste dan de rest) als er nu over met een hele grote ego gesproken wordt is dit wel een treffend voorbeeld. Het oude Nederlandse vingertje van ik zal eens de oren wassen hij zal wel denken wie ben jij dan wel? Als ik lees over schuin oversteken en andere dingen begin ik me af te vragen is het voor leuk lezen of is hier iemand werkelijk van het padje af.


Laat een reactie achter

Thailandblog.nl gebruikt cookies

Dankzij cookies werkt onze website het beste. Zo kunnen we je instellingen onthouden, jou een persoonlijk aanbod doen en help je ons de kwaliteit van de website te verbeteren. Lees meer

Ja, ik wil een goede website