De Baliekluiver van Don Mueang
Jaren geleden.
Blijmoedig en op de bonnefooi strijk ik neer in ochtendlijk Bangkok, mijn hoofd een bruisende cocktail van vakantievreugde en dampende jetlag. Don Mueang verwelkomt mij met een mistige landingsbaan, voorbode van een uiterst zonnige en asfaltsmeltende Thaise dag.
Met de kille regenbuien van Schiphol nog vers in het geheugen heb ik voor de verandering eens niets te klagen.
De voorpret begon al in het vliegtuig, werd nauwelijks ingedeukt door krampaanvallen in economy en zou eenmaal veilig geland, worden voortgezet op Thaise Terra Firma.
Want met vele weken vakantie voor de boeg, flink wat geld in de buidel, en de lokroep van Pattaya aan zee in het vooruitzicht kon mijn dag niet meer stuk.
Ietwat onwezenlijk en licht euforisch struin ik dan ook door de aankomsthal. Een gevoel dat me nog steeds kippenvel geeft, na al die jaren.
Aanstonds zou paradijs per taxi een aanvang nemen.
Maar ik stuit alras op de Baliekluiver.
Deze zou mijn zo uitgelaten stemming behoorlijk onderuitschoppen. De aankomsthal beschikte toentertijd over een flinke balie waaraan de reiziger een hotel of taxi kon boeken. Iets wat ik al vaker gedaan had, en steeds tot volle tevredenheid. Bespaart gezoek en gezeur voor de alleenreizende backpacker, zo ver in den vreemde.
Ook ditmaal vervoegde ik mij aldaar, en werd vervolgens ietwat laatdunkend aangestaard door een strak in het pak zittende Thaise Oppperbevelhebber der Balie. Het laatdunkende was echter vooral gericht op mijn rugzakje, dat ik net had neergezet naast zijn glimmende bolwerk.
Een rugzakje, dat grensde aan heiligschennis.
Zo bleek.
Want op mijn vriendelijk verzoek een leuk hotelletje voor mij te zoeken, goed doch goedkoop, trok een welhaast depressieve uitdrukking over ’s mans gelaat.
De mondhoeken zakten, zijn armen maakten een hopeloos gebaar, en hij blies de wangen bol. Buiten mijn zicht blijkbaar tevens de belknop voor armoedzaaier-alarm beroerend, want bijna direct schoof een van de mindere goden op zijn plaats.
Minstens zo gemotiveerd kijkend als zijn superieur.
Laatstgenoemde trok zich terug in het kraaiennest, en ging op de uitkijk staan naar klanten die wél belangrijk waren. Mijn verbazing steeg intussen evenredig met de temperatuur buiten. Want waar was de zo geroemde Thaise beleefdheid gebleven?
Voor de balie staand kreeg ik het onprettige gevoel een Opel-rijder te zijn die per vergissing over de drempel van de Maserati-dealer is gestruikeld.
Om daarna met een gratis petje de chique showroom uitgebonjourd te worden.
Dat er zich in de gordel op mijn buik waarschijnlijk genoeg geld bevond om deze Don van Mueang zijn halfjaarsalaris in de knuistjes te duwen, bleef een goedbewaard geheim.
Mijn rugzak oppakkend bedankte ik voor de niet genomen moeite, en ging zelf op zoek naar een taxi. Overeind komend liet hij voorzichtig weten dat laatste nog wel voor me te willen doen, waarschijnlijk toch niet helemaal zeker van zijn zaak.
Maar ik zou wel gek zijn.
Óp naar Pattaya, want ik was hard aan een versnapering toe.
Neerbuigendheid maakt dorstig tenslotte.
Een jaar later.
Geland met de grote China Airlines-vogel, en wederom richting balie. Indachtig het jaar daarvoor, had ik al een plan de campagne opgesteld. Mocht ik een zeker persoon namelijk weer ontwaren, liep ik regelrecht door, zo was mijn nobel streven.
Je langverwachte en zuurverdiende vakantie beginnen met een hautaine ontvangst kan altijd nog.
Maar het was 1997.
Het jaar van de grote devaluatie. Thailand was door het ijs gezakt, en het wak was enorm. De Thaise baht had net daarvoor de bodem bereikt, en was nu ongeveer net zoveel waard als Guatemalese Quetzals op de zwarte markt van Zimbabwe.
Het had er flink ingehakt, ook op Don Mueang.
Was de balie kleiner geworden? Kon deze eerst niet eens vinden en speurde vervolgens naar neerbuigende of geringschattende blikken. Doch baliekluiver bleek verdwenen, evenals zijn assistent-leuningbijters. Hun plaats werd nu ingenomen door een eenzame doch vriendelijke Thaise jongeman, en deze bleek maar al te bereid me op weg te helpen naar een leuk hotelletje in een verderop gelegen badplaats.
Een gewoon mens, wat een verademing.
Op mijn vraag waar iedereen gebleven was, glimlachte hij en zei: ‘No work’!
Oftewel, baliekluiver en consorten afgevoerd, en terug naar de basis.
Leve de crisis!
Ik bestelde bij de jongeman een hotelbed, een taxiritje zuidwaarts richting paradijs, en wenste hem daarna het allerbeste met zijn carrière.
Die kwam er wel. Zeker na de flinke tip die ik op de balie achterliet.
Even later, bij een andere balie, kreeg ik voor mijn Europese muntjes zoveel Thaise bahts terug, dat ik er bijna een bruinpapieren zak voor nodig had.
Mijn rugzakje werd spontaan wat boller van vreugde.
Arme baliekluiver.
Zoveel geld,
het had zijn dag vast goedgemaakt.
Over deze blogger
-
Lieven Kattestaart (1963) woont samen met vrouw Oy op het mooie Goeree-Overflakkee.
Is werkzaam als havenmeester en bezoekt sinds 1993 het verre Thailand, waar hij in 98' Oy leerde kennen en haar overhaalde de zon vaarwel te zeggen en zich in dit kille moeras achter de dijken te vestigen.
Tegenwoordig de vakantieweken meestal doorbrengend in het Isaanse optrekje van schoonmoeder, afgewisseld met wat strandhangen in Pattaya, of klem zitten in bus of trein om andere en onbekende Thaise streken te bezoeken.
Zich voornemend na pensionering samen met Oy in Thailand te gaan wonen, en beiden kunnen nauwelijks wachten tot het zover is.
Hobby's: zodra er zich een inspiratie-vonkje aandient, doch meestal gekweld door schrijversblok, het toetsenbord beroeren teneinde het mooie Thailandblog van een nieuw stukje te voorzien, het beoefenen van lichamelijke bezigheid door middel van joggen (uiteraard met mate) online schaken, en het af en toe drinken van een prima Single Malt en daarbij wegdampen van een sigaar van Cubaanse origine.
Lees hier de laatste artikelen
- Cultuur10 december 2024Rooksignalen van oompje Mango
- Cultuur22 november 2024Tropenkolder
- Cultuur14 november 2024‘Drie dagen van bezoeking’
- Cultuur1 november 2024‘Kansloos koloniaal in Pattaya’
1997, het jaar dat het niet op kon voor de falang.
Meen me te herinneren dat 27-28 thb voor een gulden normaal was.
Ben in die jaren een keer extra naar Thailand gegaan.
Ook ik herinner me dat nog heel goed. De waarde van de baht kelderde van 7,5 cent naar 5,5 cent. Was plots te vergelijken met de waarde van de Belgische Frank.