‘Busperikelen’
Lang geleden.
Locatie: een kronkelige asfaltweg in het uiterste noorden van Thailand.
Samen met vrouw Oy de ellenlange busrit van Chiang Mai naar Mae Hong Son belevend.
Tot mijn verbazing zal de stokoude oranjegekleurde bus waarin we ons bevinden niet alleen de gehele rit rondkarren met open deuren, maar zal ik daarbij ook het al genoemde asfalt door de houten vloer onder me voorbij zien schieten.
Niet bepaald wat ik voor ogen had bij het aanschaffen van de tickets.
Het aantal bochten in deze niet ongevaarlijke weg is dan ook precies gelijk aan het aantal keren dat ik van kleur verschoot tijdens een steile afdaling, of me verder bekwaamde in zelfgefröbelde schietgebedjes bij het nemen van een schier onmogelijke bocht.
Vrouw Oy had nergens last van.
Ze wees me bij het instappen op een levensgroot Boeddha-amulet aan de binnenspiegel, waardoor we volgens haar verzekerd waren van een heelhuidse aankomst.
Dat de chauffeur vervolgens een smeekbede-ritueel richtte aan datzelfde amulet waarbij een Aztekenpriester zijn vingers had afgekloven, was een detail dat haar vreemd genoeg totaal ontging.
Honderduit babbelend tegen de naast ons gezeten kaartjesknipper, veroorzaakt ze daarna zelf het meest onveilige moment van de gehele reis. Door in een zeldzaam haakse haarspeldbocht de bestuurder vriendelijk drie flesjes Lipovitan-pepwater in handen te drukken.
Dat deze geste om de bestuurder alert te houden ook menig medepassagier overeind deed zitten, was wederom iets waar ze niets van meekreeg.
De kaartjesboy is tevens degene die bij alle haltes houten blokken onder de wielen schopt, om ons oranje vehikel bij optredende remproblemen een roemloos einde in greppel of ravijn te besparen.
Gezien de aanblik ervan, niet echt hoopgevend.
Want leeftijden schatten is altijd moeilijk, maar deze dingen ogen dermate fossiel dat de Birmezen er al over gestruikeld moeten zijn tijdens de val van Ayutthaya.
Ikzelf houdt, aan het raam gezeten, met één oog de peilloze dieptes naast me in de gaten, terwijl ik met het andere, al krabbend, mijn enkels inspecteer op de daar welig groeiende korstjes.
Een klein doch uiterst jeukerig souvenir van de menagerie, rondscharrelend op schoonmoeders Isaanse erf.
Ditmaal van opzienbarend bijterige mieren die me, enkele dagen geleden, op hun eigen wijze vertelden niet blootsvoets met mijn maat 45 in hun bijkeuken te gaan staan.
Hun taal niet sprekend is het wonderlijk hoe snel ik die hint oppakte, om vervolgens verwoed deel te nemen aan Hoekse en Kabeljauwse twisten op enkelhoogte.
Op mijn leeftijd vanuit stilstand nog zo hoog kunnen springen was ook voor mij een openbaring.
Bij deze gelegenheid kwam ik er tevens achter, iets later en nog nasmeulend, dat zoiets als Karma echt bestaat.
Want de plastic emmer waarin ik later mijn beide brandhaarden afkoelde was dezelfde waarin schoonmoeder eerder die dag hun soorgenoten had verzopen, alvorens ze in een friszure salade te verwerken.
Mijn eigen Koningin van het nest had trouwens geen enkel medelijden met mijn licht verhoogde zuurgraad.
Me al vaker aanradende altijd schoeisel te dragen op schoonma’s rommelige erf.
Aangezien dit geen Nederlandse polder betrof, waar je hoogstens een boterbloempje of naaktslak tussen je tenen kon verwachten.
Haar gelijk geven is moeilijk, maar twee afgekloven onderdanen die een motie van wantrouwen indienen aangaande mijn geestelijke vermogens, geven de doorslag.
Dat ook de busraampjes tijdens het rijden openstaan is fijn, gezien het aantal passagiers dat meent hun ontbijt via deze weg weer terug te moeten geven aan Moeder Natuur.
De meesten daarvan geveld door wagenziekte, gebrekkige vering, en geheel afwezige airco.
Éénmaal werd ik daardoor zelf ook onwel.
Aanschouwend hoe een Thaise puber zijn halfverteerde prakje via eigen peristaltiek het raam weer uitzwierde, terwijl ik net aan een bakje van Oy-wege verstrekte instant noedels was begonnen.
De witte flater op het asfalt beziend verging mij ter plekke alle eetlust, plús het idee ooit nog eens een busreis te willen boeken in deze contreien.
Mae Hong Son naderend verschijnen er regelmatig bezandzakte controleposten aan de horizon,
bemand door streng ogende militairen. Die zo te zien nog nooit van humor, coulance of bezoekende buitenlanders hebben gehoord.
Enkele malen kunnen we weer doorrijden na een gesprek met de chauffeur, maar kort voor onze eindbestemming is het raak.
Een sergeant, met een soldaat in zijn kielzog enteren onze rammelkast, kijken snel enkele Thaise id-cards na, en stevenen dan recht op mij af.
Bij de rest van de busreizigers afstekend als een Wilhelmina-pepermuntje tussen de Smarties is dat niet verwonderlijk.
De sergeant vraagt mijn reisdocument dat ik, zowaar eens wijs geworden door ervaring, al in de aanslag had.
Het boekwerkje langzaam doorbladerend mompelt hij wat voor zich heen, en begint dan, aan het einde gekomen, weer van voren af aan.
Dan vraagt hij aan vrouw Oy waar ik vandaan kom.
Wilde het woord ‘Holland’ vroeger nog wel eens ontaarden in uitroepen als ‘Gullit’ of ‘Ramon Dekker’, bij de sergeant borrelt van alles op, behalve herkenning. Aan zijn gelaatsuitdrukking te zien twijfelt hij zelfs aan het bestaan van genoemd land en diens inwoners.
Vreemd, want met Myanmar als goede buur is het niet te begrijpen dat ze in deze kaaskop geen verre vriend herkennen.
Stuurs bladert hij verder.
Om uiteindelijk, met een grom naar de soldaat, deze het paspoort te overhandigen en te maken dat hij wegkomt.
Soldaat, zo te zien uiterst verheugd met deze unieke opdracht van zijn meerdere, gaat op zijn beurt verder met doorspitten van het intussen meest bepotelde paspoort van Zuid-Oost Azië.
Na een minuut of wat geeft ook hij de moed op, retourneert mijn vodje, en verlaat schielijk de bus.
Mij ietwat in verwarring achterlatend.
Pas dan, na het optrekken van de bus en de controlepost achter ons latend, dringt het tot me door:
zowel sergeant als soldaat waren het Engels niet machtig, laat staan het Nederlandse spijkerschrift in mijn paspoort!
Maar dat toegeven zou gezichtsverlies hebben betekend voor onze stoere sergeant, dus schoof hij deze hete aardappel meteen door naar zijn ondergeschikte.
Die er verder ook niets mee kon, inwendig zwetend verder bladerde tot hij het welletjes vond en zijn zandzakken maar weer opzocht.
Oy geeft me een vermanende blik, en zegt dat het niet gepast is om het Thaise leger uit te lachen.
Maar ik kan het niet helpen.
Want had ik hen een Enkhuizer Almanak overhandigd, voorzien van pasfoto en handtekening, was hun reactie waarschijnlijk dezelfde geweest.
Doorbladeren, onbevreesde blikken werpen, en wegwezen.
Het is dan ook de vrolijkste farang in jaren, lijdend aan bultjes en binnenpret, die uiteindelijk aankomt op het busstation van Mae Hong Son.
Nóg vrolijker word ik enkele dagen later.
Als Oy te kennen geeft weer terug naar huis te willen.
Met Thai Airways.
Over deze blogger
-
Lieven Kattestaart (1963) woont samen met vrouw Oy op het mooie Goeree-Overflakkee.
Is werkzaam als havenmeester en bezoekt sinds 1993 het verre Thailand, waar hij in 98' Oy leerde kennen en haar overhaalde de zon vaarwel te zeggen en zich in dit kille moeras achter de dijken te vestigen.
Tegenwoordig de vakantieweken meestal doorbrengend in het Isaanse optrekje van schoonmoeder, afgewisseld met wat strandhangen in Pattaya, of klem zitten in bus of trein om andere en onbekende Thaise streken te bezoeken.
Zich voornemend na pensionering samen met Oy in Thailand te gaan wonen, en beiden kunnen nauwelijks wachten tot het zover is.
Hobby's: zodra er zich een inspiratie-vonkje aandient, doch meestal gekweld door schrijversblok, het toetsenbord beroeren teneinde het mooie Thailandblog van een nieuw stukje te voorzien, het beoefenen van lichamelijke bezigheid door middel van joggen (uiteraard met mate) online schaken, en het af en toe drinken van een prima Single Malt en daarbij wegdampen van een sigaar van Cubaanse origine.
Lees hier de laatste artikelen
- Cultuur10 december 2024Rooksignalen van oompje Mango
- Cultuur22 november 2024Tropenkolder
- Cultuur14 november 2024‘Drie dagen van bezoeking’
- Cultuur1 november 2024‘Kansloos koloniaal in Pattaya’
“Mijn eigen koningin van het nest,…” Goddelijke omschrijving Lieven. Je bent echt een woordkunstenaar. Heb er weer van genoten.
Lieven, vele jaren heb ik ook zo gereisd in Thailand. In bussen van bedenkelijk allooi en met een verdachte staat van onderhoud. Tussen Nongkhai en Tha Bo lopen dit soort bussen inclusief hun ernstig gebrek aan onderhoud. Dank voor weer een leuke bijdrage.
Maar toch! Nee, daar kun jij niks aan doen, dat doet de redactie. Die foto! Ben ik de enige die denkt dat dit geen Thaise bus is maar een vrolijk ingekleurd plaatje waar het stuur aan de linkerkant is ingetekend? Thaise bussen hebben het stuur toch rechts en de deuren aan de linkerkant, van achteren bezien?
Wat een prachtig stukje proza weer Lieven.
Desalniettemin vind ik het wel uitdagend om te beweren dat Holland een lánd is.
Waarschijnlijk zat dáár het onbegrip van onze Thaise gezagsdragers!
Ongeveer 14 jaar geleden met de bus van Khon Kaen naar Chiang May.
Op de doorgaande weg ging het prima maar zodra er hoogte verschillen kwamen hoorde ik iedere keer de versnellingsbak ratelen en knarsen.
Terug voor alle zekerheid maar vliegtuigje genomen , zo’n 20 zittertje…van Nok Air .