De boog kan niet altijd ontspannen zijn (deel 8)
John Wittenberg geeft een aantal persoonlijke bespiegelingen van zijn reis door Thailand die eerder verschenen zijn in de verhalenbundel ‘De boog kan niet altijd ontspannen zijn’ (2007). Wat voor John begon als een vlucht, weg van pijn en verdriet is gegroeid tot een zoektocht naar zingeving. Het Boeddhisme bleek hierbij een begaanbare weg te zijn. Op Thailandblog verschijnen vanaf nu met enige regelmaat zijn verhalen.
Maja, loodzwaar met een wespentaille
Vanavond achterop de brommer met Huy op antiekjacht. Ik maak me geen enkele illusie een koopje te vinden op een al tientallen jaren lang uitgeplozen terrein, maar het is een goede gewoonte van me iets moois te willen kopen van het land dat ik bezoek. Prachtig porselein doet mijn vrees voor breuk even wankelen, maar hoe graag ik het ook zou willen, ik moet het gewoon niet doen.
Mijn oog valt op een fiere bronzen krijger, paraat om de vijand te verslinden. Wow, achthonderd dollar is een lage prijs voor een oude, maar teveel voor een nieuwe. Het ziet er onbetrouwbaar uit en ik heb er geen goed gevoel bij. Niet doen John! De krijger moet maar even wachten op een ander huis.
In een vergeten hoekje ligt stilletjes, languit, sokkelloos en een beetje verdrietig een danseresje. Liefdevol neem ik haar in mijn armen, met een wespentaille is ze toch loodzwaar. Ze heeft haar slanke handen ver naar achteren gebogen en duim en wijsvinger tippen elkaar. Haar benen zijn gekruist als die van een cellospeler; haarfijne teentjes raken de hiel van haar andere voet. Grote oorbellen rusten op haar schouders, een prachtig gedecoreerd diadeem versiert een glimlachend hoofdje met uitdagende dikke lippen en onbeschaamde ogen. Een uitbundige halsketting, met bijpassende bovenarmbanden omringen haar onbedekte borsten.
Aha, voor zevenhonderd dollar een wulpse dame in huis, altijd beter dan een woeste krijger. Nu moet ik een spelletje spelen en ik kan goed acteren als het moet. Fijn dat Huy er is, hij kan vertalen. Wat is uw minimumprijs? Als antwoord: Wat wilt u bieden? Nee, wat is uw minimumprijs? En zo gaat het nog een kwartiertje door, het danseresje wiegend in mijn armen. Jammer, we komen er niet uit. De liefde wordt overstemd door het slijk der aarde. Teder leg ik haar weer terug.
Met hangende schouders verlaat ik de winkel, zeshonderd dollar hoor ik nog wat nagalmen, terwijl ik aan de wijze woorden denk: Er zijn meer vrouwen dan kerken! Na tien minuten ontdek ik dat ik mijn tas ben vergeten in de winkel en ik zie weer mijn nu wenende danseresje dat zich zo op het koude maar rijke Holland had verheugd. Ze voelt zowaar nog warm aan van mijn eerdere strelingen.
De liefdeloze eigenaar, blij om mij te zien, klaagt dat hij al dagenlang niets heeft verkocht en met tranen op mijn wangen bied ik uit meelij voor hem tweehonderd dollar en na wat heen en weer gepengel ben ik voor tweehonderdvijfentwintig dollar de trotste echtgenoot.
Ik noem haar Maja, als eerbetoon aan mijn gastvrouwe. Jeetje, wat ben ik blij. Verguld slaap ik in, met naast me de nog immer dansende bronzen Vietnamese schoonheid van een halve meter.
Een Japanner in Volendam
Vietnam heeft een kustlijn langer dan die van de USA. Saigon ligt in het zuiden en ik ben voornemens te eindigen in het uiterste noorden en dan terug te vliegen vanuit Hanoi naar Bangkok. Maar eerst nog even zeventig km naar het zuiden naar de Mekong Delta.
De Mekong rivier begint in het Tibetaanse plateau en loopt via Zuid-China, Burma, Laos, Thailand en Cambodja. De Jangtse en Gele rivier in Azië zijn langer, maar de Mekong is met zijn vierduizend kilometer een goede derde. Ik kies maar weer eens de makkelijkste weg en schrijf me voor acht dollar in voor een dagtocht.
Busje in, busje uit, overstappen in een grote boot, sjoeke, sjoeke tsjoek. Langs allerlei eilandjes, uitladen op een klein eilandje, demonstraties hoe ze kokosnootsnoepjes maken, een lunch met muziek, dan met een vlotje door de bush bush (jammer dat er geen krokodillen zijn) dan weer gezang, muziek en een dansdemonstratie en weer de bus in naar huis.
Tijd om Saigon nu achter mij te laten. Want vandaag voel ik me net een Japanner die in Volendam een klompendans op de kaasmarkt bekijkt.
In tussenstapjes naar het noorden
Op weg naar de Zuid-Chinese Zee. Ik wil weer de branding horen en geen getoeter meer. Routineus boek ik per internet een vlucht naar Nha Trang met Vietnamese Airlines. Een uurtje vliegen.
Ik heb een prachthotel aan de boulevard met uitzicht op zee. Maar het miezert en, al is het boven de twintig graden, het strand ziet er desolaat uit. Ik wandel wat neerslachtig over de eenzame boulevard. Een mooi breed strand, dat wel, met prachtige rotseilanden niet ver van de kust. En woeste golven, niet schuimend maar wel met witte koppen. Het begint harder te regenen. Ik schuil in een internetwinkel en beantwoord al mijn e- mails.Het typen gaat nog altijd met twee trage vingers.
Ik heb duidelijk een verkeerde keuze gemaakt door naar Nha Trang te gaan. Oorspronkelijk wilde ik naar Da Lat in de bergen gaan om de graven en tempels van de Vietnamese koningen te bezoeken, maar de vluchten waren volgeboekt en vanuit Nha Trang is het zes uur met een bus langs allerlei bergpassen en daar heb ik geen zin in. “Accepteer maar dat je niet alle hoogtepunten kan zien, bewaar het maar voor de volgende keer”, fluister ik als troost.
De avond verloopt wat eentonig. Na een tijdje met mijn ziel onder de arm gelopen te hebben richting mijn hotelkamer zie ik ineens honderden mensen op straat juichen en luid toeterend met scooters (in Vietnam ontkom je er werkelijk niet aan ) een voetbaloverwinning vieren. Vietnam heeft de kwart-finale bereikt en de voetbaldwaasheid is blijkbaar een mondiaal verschijnsel. Zodra de gemotoriseerde politie haar hielen heeft gelicht racen ze onder luid gejuich met wapperende vlaggen over de boulevard, een Neurenbergse partijdag waardig.
De avond eindigt in een Vietnamese kroeg waar ik enkel glimlachen ontvang, want niemand is de Engelse taal (een beetje) machtig. De volgende dag is het wat opgeklaard, maar niemand op het strand. Oh ja, toch wel! Drie spierwitte, opgezette Engelsen van ruim belegen leeftijd met opgestroopte bloemetjesjurken, tonen blanke blauwaderige vleeskwabben aan ieder die het maar zien wil. Ondanks mijn afgrijzen kan ik mijn blik niet van de kwabben afhouden en bekijk ik het allemaal langer dan goed voor me is. Ik hoop dat ik deze aberratie voldoende kan onderdrukken om verdere behandeling te voorkomen.
Nha Trang heeft nog een verrassing voor me in petto, de Po Nagar Cham torens op de heuvel Cu Lao. Vier tempels uit de zevende en twaalfde eeuw, gewijd aan Yang Ino Po Nagor, een vrouw van Shiva, een goddelijke moeder van het koninkrijk Vietnam. De tijd heeft zijn tol gevraagd, maar je kan nog immer de toren binnen gaan en een wat dikkige vrouw wordt hier al eeuwenlang aanbeden. Vrees niet, ik ga niet meedoen met de verheerlijking van dikke vrouwen, de grote verrassing is dat boven de ingang van deze tempeltoren een danseres is gegraveerd, een evenbeeld van mijn danseresje, Maja. Zij vindt haar wulpse oorsprong hier en haar bestemming is nu het calvinistische Den Haag. Dat zal voor haar wel even wennen zijn.
Ik wil de dag besluiten met een boottocht naar één van de eilanden, maar vanwege de woeste golven (niet hoger overigens dan in winters Holland) wordt ervan afgezien. Ik boek dezelfde avond een vlucht naar Da Nang om Hoi An te bezoeken, een Unesco World Heritage Site, vijftienhonderd kilometers naar het noorden.
Ik vind aldaar een reuze plezierig hotel, vlakbij het verkeersarme 16e-eeuwse centrum. Voorheen een doorvoerplaats van allerlei goederen. Rijk geworden handelaren (allemaal Chinezen natuurlijk) lieten hier fraaie houten huizen bouwen, niet weelderig maar functioneel. Het is werkelijk een plezierig, charmant en overzichtelijk plaatsje, gevuld met een rijke historie.
De entreekaarten voor de bezienswaardigheden zijn buitengewoon ingewikkeld. Je koopt voor vijf dollar een kaart en dan mag je kiezen voor een van de vier koopmanshuizen, één van de drie Chinese tempels, een van de muziekconcerten, dansen of werkplaats. Wanneer je twee koopmanshuizen wilt zien, kan je niet voor de tweede apart bijbetalen. Ik heb geen idee wat de achterliggende gedachte van dit ridicule systeem is, maar er is vast heel lang over nagedacht.
Je komt het oude centrum binnen over een stokoude houten overdekte Japanse brug. Chinezen zijn echte handelaren en vestigden zich hier vanuit allerlei streken uit China en organiseerden zich volgens de streek waar ze vandaan kwamen, met ieder hun eigen tempels en ontmoetingshuizen. In iedere tempel de eigen heilige: de godin van de zee en beschermer van de zeelui Thien Han of Ong Bon, een of andere Chinese admiraal.
Verder in de tempel beelden en foto’s van eerbiedwaardig kijkende notabelen en geestelijken. Veel versierde altaren met verse bloemen, fruit en glaasjes water en foto’s van recent overledenen om ze te ondersteunen in hun wekenlange tocht van hier naar gene zijde. Op het laatste na, kan ik weinig bekoring vinden in het interieur van de Chinese tempels.
Tijdens mijn wandeling in deze oude straatjes wordt mijn aandacht getrokken door een bord met de tekst: “Breaking the poverty circle, blue dragon children foundation”, en mijn doorweke hart wordt erdoor geraakt. Ik praat met allerlei bezoekers (de meesten uit Europa) en ik vind er een gezellig samenzijn om de avond door te brengen, het ene glas wijn na de andere achteroverslaand. Beneveld stort ik een royale donatie aan de stichting (webside: www.bdcf.org). Ik koop een poloshirt en heb er een goed gevoel bij.
Bij aankomst in het hotel is mijn spraakwater nog toereikend om wat na te keuvelen met de man van de receptie, die me terstond uitnodigt om ’s middags na zijn werk achterop zijn scooter de omgeving te bekijken en daarna een borrel te drinken. Wanneer zijn vriendin geen roet in het eten gooit, accepteert hij volgaarne een uitnodiging van mij om daarna te gaan dineren en voordat ik er erg in heb, poch ik dat ik een uitstekend poolbiljarter ben, terwijl mijn enige verdienste in het spel mijn zusje is, die een volleerd snookerspeelster is.
Maar zoals we allen weten, alcohol maakt ons helden. En al is het pochend, ik ben gezegend met een vrolijke dronk. Voordat ik mijn maagdelijke daden op het groene doek kan tonen (mijn grootmoeder was overigens ook een uitstekend biljarter, zou het genetisch helpen?), ga ik morgen naar een prachtig tempelcomplex, My Son, een uurtje rijden met de bus. Tevreden slaap ik in.
Twee kaatsballen in een net
Met een katerig kloppend gevoel stap ik vanuit mijn hotel de bus in, op weg naar My Son, veertig kilometer ten zuidwesten van Hoi An. In een prachtige, bosrijke en heuvelachtige omgeving lieten de Chamkoningen zich alhier in de vierde eeuw begraven onder geweldige tempels. Het werd beschouwd als de Olympus van Vietnam en de god- koningen voelden zich erg thuis temidden van de echte goden. Elke koning zocht wel een mooi plaatsje uit, zodat er ruim zeventig tempels te bezichtigen zijn, gebouwd tussen de zevende en de dertiende eeuw.
Wonderwel hebben ze de tijd goed doorstaan totdat in 1960 de tempels de culturele ontmoeting van de Amerikanen mochten smaken, die de hele boel bombardeerden. Gesponsord door Mercedes-Benz (?) hebben archeologen een aantal brokken bijeen gescharreld en zo goed en kwaad als het kan een tempel heropgericht.
Temidden van gehavende beelden en zonder begeleidende tekst is een huls van een niet ontplofte bom van ongeveer een meter hoog tentoongesteld. Ik heb zelden zo een stille getuige meegemaakt, die brulde met een gigantische kracht. Een aantal tempels is per ongeluk over het hoofd gezien door de Amerikanen, waardoor we toch nog een prachtige indruk kunnen krijgen van hoe het is geweest.
De kern van de rituelen in de tempel is dat de god-koning zich alleen terugtrok in een aparte bibliotheek en daarna, schijnbaar met goddelijke teksten begiftigd, liet hij over een stenen fallus wat water vloeien, in het bijzijn van familieleden en hogepriesters. Dit nu heilige water werd opgevangen in een gootje en aan het volk gegeven in ruil voor hun onderhorigheid aan de koning.
Geen gekke ruil en het lijkt me geen zware klus gewoon thuis met onze eigen fallus heilig water op deze wijze te doen ontstaan. Een klein probleempje voor de sacrale verandering van het water vormt waarschijnlijk de diameter van een centimeter of dertig en een hoogte van een halve meter. Maar een kniesoor die het verschil wil zien. Ik heb tientallen fallussen gezien in de tempels en ze worden ook in de winkels (in kleiner formaat) te koop aangeboden. Ik twijfel over de aanschaf, maar ik prefereer toch maar de mijne.
Het tempelgebied in de groene heuvels is een aantal vierkante kilometers groot en je loopt van het ene gebied naar het andere. Ik ben telkenmale onder de indruk wanneer ik door de poort van zo’n tempel binnentreed, omringd door prachtige graveringen. Meestal vlak boven de poort een Makara: een wonderlijke mengeling van een krokodil, olifant en vis, een symbool van creatie en verandering. Dit passerend kom je van de materiële wereld in de spirituele realiteit.
De almaar stromende regen noopt mij om minder tijd uit te trekken wat rond te scharrelen en in het begin van de namiddag ben ik weer terug in mijn hotel, neem een douche en wandel wat in het dorpje nu het weer is opgeklaard. Ik kan hier prachtige pakken laten maken voor vijftig dollar, maar ik heb er al meer dan twintig en ik verzuip bijna in mijn overhemden. Voor dames prachtige zijden kleurrijke mantelpakken en ruisende baljurken voor vijfenzeventig dollar.
Ondertussen is mijn hotelvriend klaar met werken en leidt hij mij rond op zijn brommer. Met een ondeugend gezicht vertelt hij dat zijn vriendin vanavond moet werken. Of ik van voetballen hou? Het interesseert me geen ene sodemieter, maar ik stel voor het te gaan bekijken in zijn stamkroeg. Een vriend wordt opgetrommeld en voordat ik er erg in heb, zit ik op een plastic stoeltje in een soort grote garage met een man of vijftig te juichen wanneer Vietnam scoort.
En bier erbij natuurlijk. Echte mannen drinken veel bier en ik laat me dat graag aanleunen. En stevige kost. Uiteindelijk eet ik de lokale specialiteit, een soep getrokken van een stierenpik en in stukjes gesneden stierenballen. Ik spoel het allemaal maar weg met veel bier.
Ik moet alleen oppassen nu niet voor de verkeerde partij de juichen. Na onze overwinning (de halve finale geloof ik): de tombola. Ik word verkozen om uit een grote glazen schaal de lootje te trekken. Met een serieus Haags notariaal gezicht trek ik de drie lootjes. Het eerste lootje ben ik nota bene zelf en onder luid applaus ontvang ik een te klein poloshirt. Het derde lootje ben ik ook en ik krijg als prijs een hele lading bier en als notarisgeld nog meer bier.
Schuldig ga ik zitten met al mijn prijzen op tafel, maar iedereen vindt het prachtig (het doet me denken aan een vakantie in Tsjechië, waar ik in een armoedig dorpje de jackpot won van een fruitkast waarvan ik nog steeds niet weet hoe die werkt en als schuldgevoel maar de hele kroeg trakteerde van de opbrengst). Ook hier verdeel ik het bier onder de gasten en ben ik de held van de avond.
Ik bied natuurlijk aan voor ons drieën te betalen en in ruil voor vijftien dollar hebben we gegeten en vooral ons klem gezopen. Beneveld door de roes van de voetbalvictorie word ik aangemoedigd mijn vermeende poolkwaliteiten te tonen. Ik keu maar wat raak, maar mijn Vietnamese tegenstanders gelukkig ook.
En ineens borrelt mijn genetische aanleg van grootmama op en gesteund door de spirituele kracht van mijn zusje stoot ik zomaar twee ballen in het gat en proef de overwinning. Dat het de ballen van de tegenstanders waren wordt me rijkelijk vergeven. En zo is het toch nog een Sint-Nicolaasfeest voor mij met twee kaatsballen in een net.
Wordt vervolgd
Over deze blogger
Lees hier de laatste artikelen
- Leven in Thailand10 september 2019De boog kan niet altijd ontspannen zijn (slot)
- Leven in Thailand9 september 2019De boog kan niet altijd ontspannen zijn (deel 26)
- Leven in Thailand8 september 2019De boog kan niet altijd ontspannen zijn (deel 25)
- Leven in Thailand7 september 2019De boog kan niet altijd ontspannen zijn (deel 24)
John, je zegt dat het je speet Da Lat niet te kunnen bezoeken met de graven van de Vietnamese koningen.
Maar de voormalige keizerlijke hoofdstad Hué is de plek om de tomben, graven en alles wat daarbij gebouwd was aan bibliotheken, vijvers, lusthoven enz. van de 13 Vietnamese keizers te bezoeken en te bewonderen.
Maar het is spijtiger dat je die stad niet hebt bezocht dan Da Lat, dat vroeger populair was bij de Franse kolonialisten als verblijf omdat het hoog gelegen was en dus koeler, maar waar historisch niet zo veel te zien is.
Beste Niek,
Dank je wel voor je reactie. Nu vind ik het ineens,na al die jaren, niet meer zo jammer dat de vlucht naar Da Lat volgeboekt was. Hue staat nu ,door je bericht , hoog op mijn verlanglijstje.