Hoe gingen Nederlanders en Thais 270 jaar geleden met elkaar om? Ik verbaasde me over de gedurfde openheid en nieuwsgierigheid van beide kanten terwijl tegelijkertijd begrip voor elkaars meningen en gewoonten ook hoog in het vaandel stonden.
Achtergrond
In 1737 beval de vrome Koning Borommakot het opperhoofd van de VOC factorij in Ayutthaya, Theodorus Jacobus van den Heuvel, hem te vergezellen op zijn jaarlijkse pelgrimstocht naar de ‘Voetafdruk van de Boeddha’ (พระพุทธบาท,Phra Poetthabaat).
Het waren moeilijke tijden voor de factorij. Er werd verlies geleden, er waren ernstige wrijvingen met het hof (die had een grote schuld bij de VOC), het monopolie van de VOC kwam onder druk te staan en de factorij werd dan ook door Batavia in 1740 opgeheven. Het is wel zeker dat het hof, met alle pracht en praal, zijn macht en goedwillendheid ten toon wilde spreiden en zo indruk wilde maken op Van den Heuvel om een voordeel te verwerven bij de onderhandelingen. Van die pelgrimstocht is een journaal overgeleverd, het Dagregister.
De pelgrimstocht gaat eerst over water (Pa Sak, ‘Teakbos’ rivier,) en dan vanaf Tha Reua (‘Haven”) over een kaarsrechte weg tot aan de ‘Voetafdruk’. Deze weg heet nu nog thanon farang song khlong, ofwel ‘de weg van de farang met de verrekijker’. De traditie zegt dat een Nederlander deze weg heeft aangelegd.
Phra Poetthabaat ligt 20 km ten zuid-oosten van Lopburi in de provincie Saraburi en is nu nog een van de belangrijkste pelgrimsoorden in Thailand. Een bezoek waard! Ik koos vooral passages die de omgang tussen de Nederlanders en de Thais beschrijven, ik schat een kleine helft van de totale tekst. Merkwaardig is wel dat de Nederlanders de Boeddha consequent ‘een god’ noemen. Ze hadden beter moeten weten hoewel ik wel snap waarom ze dat dachten.
Enige passages uit het ‘Dagregister’
6 maart 1737 – Vandaag, gehoorzamend aan het bevel van de koning, vertrok het opperhoofd naar Prabat (Phra Phutthabaat) in gezelschap van twee hoge beambten, afgevaardigd door de koning….
7 maart – De zoon van de vroegere kroonprins, nu een monnik, voegde zich bij ons……
Niet lang daarna zagen we de koning en zijn gevolg, dat bestond uit 120 grote boten, waarvan de kleinste wel 40 roeiers bevatten….
De boten waren wonderschoon gesneden in de vorm van draken en andere schepselen, geheel verguld, net als de riemen en voorzien van kleine huisjes…..
Toen de koning langskwam, bukten we ons en brachten onze handen driemaal boven ons hoofd, zoals de traditie voorschrijft……..
We konden de koning goed zien, een oudere man met een ingevallen gelaat….gekleed in wit gewaad tot hoog in de hals geknoopt om zijn kropsgezwel (vergroting van de schildklier door gebrek aan jodium) te verbergen……..
Een jong hert, achterna gezeten door honden, sprong in het water. We hadden het gemakkelijk buit kunnen maken maar we gunden dat plezier aan bovengenoemde monnik…..
8 maart – ‘s Morgens vroeg kwam een afgevaardigde namens de koning vragen wat we nodig hadden…
Na onze uiterste dankbaarheid te hebben uitgesproken vroegen wij om vervoer…..
Tot onze blijdschap kwamen er om vier uur ‘s middags acht paarden, vijf olifanten en 5 karren… de weg daarna was vol karren, en olifanten, beladen met allelei goederen en we passeerden grote markten waar allelei fruit en andere voedingsmiddelen werden verkocht….
9 maart – We kregen veel bezoek van hogere beambten die we onthaalden op geconfituurd fruit en betel…..
10 maart – De koning, gezeten in een huisje op een grote olifant met lange slagtanden, passeerde ons op een afstand van 8 meter. Hij werd voorafgegaan door wel duizend soldaten in twee colonnes, bestaande uit bergvolkeren, Cambodjanen, Chinezen en Maleisiërs, gewapend met musketten, pijl en boog, zwaarden en speren…..
Vlak daarna kwam een beambte, in opdracht van de koning, informeren naar ons welzijn. Na onze dankbaarheid geuit te hebben vroeger wij om water…
Een hogere beambte bracht ons terug naar ons verblijf hoewel het opperhoofd waarschuwde dat dit niet juist was omdat de koning nog niet vertrokken was….
11 maart – We kregen bezoek van diverse hoge beambten, waarschijnlijk om ons gedrag en onze woorden te bespioneren, wat we zouden zeggen over de koning en zijn hof. We gedroegen ons daarom extra vrolijk en prezen de weldadigheid van de koning.
12 maart – We kregen bezoek van een hoge ambtenaar die ons, namens de koning, uitnodigde een bezoek te brengen aan de ‘Voetafdruk van de Boeddha’ maar dat we dan uit eerbied onze handen boven ons hoofd moesten opheffen, zoals zelfs de koning moest doen. We antwoordden dat we dan onze nieuwsgierigheid onbevredigd zouden laten omdat zoiets tegen ons geweten en godsdienst in zou druisen….
De ambtenaar probeerde ons te overtuigen met meer dwaasheden en brutaliteiten tot het opperhoofd hem verzocht te zwijgen omdat het ons mateloos ergerde. Wij merkten op dat wij geloven in de Ene Ware God en dat we liever hier en nu wilden lijden dan voor eeuwig gestraft worden, als wij een valse god zouden aanbidden. De ambtenaar bond in, en zei dat we gelijk hadden en dat hij onze woorden aan de koning zou overbrengen.
Wij ontvingen verschillende giften, fruit, gebak enz. In opdracht van de koning werden gouden en zilveren munten in de menigte gegooid en daarna was er vuurwerk.
13 maart – …..een hoge beambte verzocht ons, in naam van de koning, een voorstelling bij te wonen van ‘s konings danseressen. We zaten ruim 3 uur in de hete zon, wat aanvoelde als een boetedoening hetgeen we echter niet durfden laten blijken. Het opperhoofd bood de danseressen na afloop 120 rijksdaalders aan wat zij beleefd weigerden aan te nemen……
14 maart – De koning zond een gift bestaande uit een jas van Perzische gouden stof en een paar broeken van satijn gemaakt en versierd met gouden bloemen en 51 gouden knoopjes……
Het opperhoofd wendde zich naar het paleis en hief zijn handen met de giften driemaal boven zijn hoofd en zei dat hij de kleren zou dragen ter ere van de koning en als bewijs van ‘s konings goedertierenheid…..
De beambten werden getracteerd op geconfijte vruchten en thee en namen vriendelijk afscheid…..
15 maart – Nadat de koning gehoord had wat op de 12e maart was gezegd over het bezoek aan de Voetafdruk van de Boeddha liet hij ons het volgende weten: ’Zij hebben gelijk, zij zijn vreemdelingen, laat ze doen wat ze willen doen want hij, die niet trouw is aan zijn eigen god, is ook niet trouw aan zijn meester.’
De koning zond twee hoge beambten die ons alles lieten zien in de pagoda die zeer vereerd wordt door de Siamezen. (volgt een uitgebreide beschrijving van de pagoda) . De hoge beambte vroeg ons of wij de god, Boeddha, niet zouden kunnen vereren omdat hij allelei bezielde en onbezielde wezens onder zijn voetzool had waarop wij er wijselijk het zwijgen toe deden…..
Wij verzochten ons terug te mogen trekken maar moesten eerst, met onze hongerige magen (het was al na twaalven), een nieuwe voorstelling van danseressen bijwonen. De koning, die blijkbaar onze beproeving twee dagen geleden had gezien, had opdracht gegeven een zonnescherm op te zetten wat meestal niet werd toegestaan.
16 maart – We werden ‘s avonds om 8 uur uitgenodigd een bezoek te brengen aan een hooggeplaatste monnik. Het was een beleefde, spraakzame en nieuwsgierige man die ons het hemd van het lijf vroeg over Europese gebouwen en de manier van leven in die streken. Juist op dat moment was er een maansverduistering en hij vroeg naar onze mening over dit verschijnsel…….
(waarop er van de ene zijde een college volgde over westerse astronomische ideeën en van de andere zijde de ideeën van de Brahmanen werden uitgelegd, een draak die de maan eet…)
De prins Walpothai, in de wandeling ‘de malle prins’ genoemd, vroeg zich af hoe de wereld toch zijn god (de Boeddha), zwaarder dan honderdduizend mensen, kon dragen, als wij gelijk hadden. De monnik en wij reageerden met een glimlach. Na een kop thee en wat betel namen wij afscheid.
17 maart – Om zes uur ‘s ochtends reden wij uit met twee beambten voor een pleziertocht in de omgeving. We reden door valleien bedekt met bos tot aan de voet van een steil gebergte. We bezochten een aantal grotten waarin vergulde beelden waren geplaatst…….
We begaven ons naar een beroemde dam, een tweehonderd meter lang, met een sluis in het midden. Het water wordt gebruikt voor de koning en zijn onderdanen die anders zouden lijden onder een gebrek aan water…..
We beklommen de dijk en genoten in de schaduw van een boom van de koelte en de frisse lucht. We aten wat en maakten in het bos een wandeling langs het aquaduct….
23 maart – Tijdens onze terugreis gebeurde er niets opmerkelijks maar we constateerden wel dat het land goed bevolkt en gecultiveerd was en vol pagoda’s.
Bron: In the King’s Trail, an 18th Century Dutch Journey to the Buddha’s Footprint, The Royal Netherlands Embassy, Bangkok, 1997
Over deze blogger
Lees hier de laatste artikelen
- Opinie30 oktober 2024Hervorming van het monnikendom of anders komen er steeds nieuwe schandalen
- Maatschappij28 oktober 2024Straffeloosheid na de Tak Bai massamoord op 25 oktober 2004
- Achtergrond23 september 2024Politieke activist Panupong “Mike Rayong” Jadnok is gevlucht naar Nieuw-Zeeland
- Cultuur3 september 2024Hoe Siam/Thailand reageerde op de aantrekkingskracht van het Westen
Een interessant verhaal en respect voor de Nederlandse mensen voor het reizen in die tijd.
Dank voor dit gedetailleerde stuk, interessant om eens zicht te hebben als een insider in het toenmalige contact tussen de koning en het opperhoofd der VOC.
NicoB
Inderdaad leuk om te lezen
Zeer interessant verhaal, mede omdat ik hier niet erg ver vandaan woon.
Interessant is dat de VOC ook zijn sporen nagelaten heeft in Laos en Cambodia. Pas nog over gelezen. In VOC logboeken werd zelfs vermeld dat Angkor Wat nog bezocht werd door prominenten terwijl het al verwoest heette te zijn door de Thais.Hier wordt dus de Cambodjaans/Franse lezing van verwoesting door de Thais in twijfel getrokken. Heb me ook altijd afgevraagd waar bepaalde woorden die ouderen nog bezigen in de Isaan vandaan komen. Bv Hetwerk. Toch het werk? Of versta ik het verkeerd? Erfenis van de VOC?
Het verhaal komt me zeer bekend voor maar desalniettemin wederom bedankt beste Tino.