Op 2 september j.l. deed de Centrale Raad van Beroep een onthutsende uitspraak inzake de verhoging van de aanvangsleeftijd voor de AOW van een geëmigreerde Nederlander (ECLI:NL:CRVB:2021:2244). Appellant was het niet eens met de verhoging van deze leeftijd van vijftien jaar naar zestien jaar en vier maanden.
Daarbij beriep hij zich op de beginselen van rechtszekerheid, opgewekt vertrouwen en zorgvuldigheid. Voor een groot deel kan ik hierin meegaan maar bij de Raad vond hij hierin geen gehoor.
De grief van appellant
Appellant stelde daarbij dat zijn positie als geëmigreerde met een AOW-opbouw beduidend nadeliger is dan de positie van mensen met een AOW-opbouw die in Nederland zijn gebleven, omdat deze laatsten, in tegenstelling tot appellant, tot hun nieuwe AOW-leeftijd verzekerd blijven en op die manier het aan de voorkant ontstane gat in hun verzekeringsloopbaan aan de achterkant kunnen opvullen. Ook dat argument vond geen gehoor bij de Raad op navolgende gronden.
De overwegingen en conclusie van de Centrale Raad van Beroep
De Centrale Raad van Beroep achtte in deze casus de verhoging van de aanvangsleeftijd proportioneel en verwees daarbij ook naar z’n eerdere uitspraken van 18 juli 2016, waaronder ECLI:NL:CRVB:2016:2502 en ECLI:NL:CRVB:2016:2503.
Het enige positieve wat ik aan de verwijzingen naar eerdere uitspraken kan ontlenen is dat de Raad wel zeer consequent is in haar uitspraken. Maar de optelsom van foutieve uitspraken in het verleden maakt de foutieve huidige uitspraak niet opeens goed!
De Raad concludeert vervolgens dat zowel voor mensen die in Nederland wonen als voor mensen die naar het buitenland zijn verhuisd, geldt dat de tijdvakken van verzekering die zij vóór hun aanvangsleeftijd hebben opgebouwd, niet in hun ouderdomspensioen verzilverd worden. Het verschil tussen beide categorieën is, voor zover hier van belang, dat mensen die in Nederland zijn blijven wonen, in beginsel tot hun AOW-leeftijd verzekerd blijven, terwijl personen die buiten Nederland zijn gaan wonen veelal niet langer AOW-verzekerd zijn.
Voor deze beperking van de verzekeringsplicht voor volksverzekeringen tot ingezetenen bestaat volgens vaste rechtspraak een toereikende objectieve rechtvaardiging. In die rechtspraak is overwogen dat het onderscheid tussen ingezetenen en niet-ingezetenen aansluit bij de basisgedachte van een volksverzekering. Die gedachte houdt in dat de overheid van een land alleen sociale bescherming door middel van een verplichte verzekering biedt aan personen die door ingezetenschap een voldoende band hebben met dat land (vgl. het arrest van de Hoge Raad van 10 juli 2009, ECLI:NL:HR:2009:BJ1980).
In die visie berust de primaire verantwoordelijkheid voor de sociale bescherming van personen die buiten Nederland zijn gaan wonen, bij het nieuwe woon- en/of werkland.
Kanttekeningen bij de uitspraak
Bovenstaande overwegingen van de Centrale Raad van Beroep bevatten ernstige gebreken, welke uiteraard weer terug te vinden zijn in de uitspraak. Het gaat in deze casus helemaal niet om het feit dat bij emigratie de opbouw van de AOW stopt of dat het nieuwe woon- en/of werkland sociale bescherming aan haar inwoners dient te verlenen. Dat waren zaken die appellant al ver voor zijn vertrek uit Nederland wist. Maar hij wist ook of meende althans te weten dat hij bij z’n emigratie al X pensioenjaren voor de AOW had opgebouwd en dat er in zijn optiek dus nog Y jaren restten.
Daarbij meende hij van een betrouwbare overheid te kunnen uitgaan. Het tegendeel is hem helaas nooit duidelijk gemaakt. Daar werd hij pas mee geconfronteerd toen het al te laat was en hij al lang en breed geëmigreerd was.
Het gaat hem om het verlies van een jaar en vier maanden aan de voorkant, wat hij niet heeft kunnen repareren aan de achterkant. En wat ook helemaal niet nodig zou moeten zijn als de overheid werkelijk betrouwbaar zou zijn gebleken. Dit heeft niets uit te staan met de door de Centrale Raad ontvouwde gedachte, inhoudende dat de overheid van een land alleen sociale bescherming door middel van een verplichte verzekering biedt aan personen die door ingezetenschap een voldoende band hebben met dat land. Hiermee gaat de Raad voorbij aan de aan appellant vanaf z’n vijftiende levensjaar al reeds geboden bescherming (is een verkregen recht) maar wat deels is teruggenomen. En dat is een geheel ander verhaal!
Dit is een flagrante schending van het aan appellant toekomende eigendomsrecht van de door Nederland geboden sociale bescherming vanaf z’n vijftiende levensjaar en daarmee in strijd met het Unierecht, waarover hierna meer.
Overigens erkent ook de Centrale Raad van Beroep het bestaan van dit eigendomsrecht blijkens zijn overwegingen en wel met de opmerking:
“Zowel voor mensen die in Nederland wonen als voor mensen die naar het buitenland zijn verhuisd, geldt dat de tijdvakken van verzekering die zij vóór hun aanvangsleeftijd hebben opgebouwd, niet in hun ouderdomspensioen verzilverd worden.” Kortom: je hebt wel sociale bescherming genoten c.q. rechten opgebouwd maar ze worden niet uitbetaald.
Een vreemde manier van verzekeren. Nederland e.o. zou te klein zijn als een lijfrente-verzekeraar eenzelfde stunt zou uithalen: wel premie incasseren maar dat wordt niet verzilverd. Geen enkele verzekeraar zal zich hieraan wagen. Maar deze norm van ethiek geldt niet voor de Nederlandse Staat.
Door het oprekken van zijn AOW-leeftijd verliest appellant niet alleen een jaar en vier maanden aan AOW-uitkering, maar ook nog eens een deel aan AOW-opbouw, wat hem de rest van z’n leven zal blijven achtervolgen. Er ontstaat immers een (groter) AOW-gat.
De Centrale Raad van Beroep acht dit allemaal nog proportioneel. Ik heb daar een andere mening over. Een jaar en vier maanden AOW-uitkering met een (groter) AOW-gat en wellicht ook nog voor iemand die geen andere oudedagsvoorziening heeft opgebouwd, vind ik niet niks.
Het lijkt er overigens op dat de Raad niet bij deze twee elementen van verlies heeft stilgestaan. Ik vind dat nl. niet terug in de uitspraak. Daarin wordt enkel gesproken over een verlies van een jaar en vier maanden aan de voorkant, zonder daar verdere consequenties aan te verbinden. Vervolgens concludeert de Raad wel even dat dit allemaal nog proportioneel is. Het valt dus allemaal best nog wel mee.
Ik blijf van mening dat appellant een jaar en vier maanden (en de nog bijkomende korting voor de rest van z’n leven), waarin hij wel verzekerd was voor de AOW en waar hij op kon vertrouwen, uitgaande van een betrouwbare overheid, door de neus zijn geboord. Wel verzekerd maar dat wordt niet verzilverd c.q. uitbetaald!
Ik merk hierbij op dat de termijn van het vrijwillig kunnen verzekeren voor o.a. de AOW niet is opgerekt van tien jaren naar elf jaren en vier maanden.
De verhoging van de aanvangsleeftijd voor de AOW in het licht van de Wet algemene bepalingen
Een wet bindt enkel voor de toekomst en heeft geen terugwerkende kracht, maar deze wetswijziging grijpt wel degelijk in het verleden in, nl. aan de voorkant van de AOW-opbouw, waar appellant een jaar en vier maanden werden ontnomen. Weliswaar niet formeel maar materieel gezien bevat deze wetswijziging wel degelijk een element van terugwerkende kracht. Vanaf de datum van inwerkingtreding van de wet worden in het verleden verkregen rechten aan appellant ontnomen.
Dat vind ik een schending van het recht, nl. van de strekking van artikel 4 van de Wet algemene bepalingen, luidend:
“Artikel 4
De wet verbindt alleen voor het toekomende en heeft geene terugwerkende kracht.”
Vreemd genoeg vind ik hier niets van terug in de uitspraak van de Raad. Even niet aan gedacht?
De verhoging van de aanvangsleeftijd voor de AOW in het licht van het Europees recht
Daarnaast vind ik dat t.a.v. de verhoging van de aanvangsleeftijd er sprake is van schending van artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag ter bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), luidend:
“Artikel 1. Bescherming van eigendom
Iedere natuurlijke of rechtspersoon heeft recht op het ongestoord genot van zijn eigendom. Aan niemand zal zijn eigendom worden ontnomen behalve in het algemeen belang en onder de voorwaarden voorzien in de wet en in de algemene beginselen van internationaal recht.”
Appellant had wel degelijk recht op het ongestoorde genot van z’n eigendomsrecht t.z.v. de AOW-opbouw vanaf z’n vijftiende levensjaar. Dat recht is hem nu voor een deel ontnemen. In de volksmond heet dat ‘stelen’. In juridische termen noemen we dat ‘je wederrechtelijk iets toe-eigenen’. Maar het komt wel op hetzelfde neer!
LET OP: probeer niet om op jouw beurt wat terug te doen door bijvoorbeeld belasting te ontduiken. Dat kan je al gauw op een vergrijpboete komen te staan. De Nederlandse Staat duldt nl. geen enkele concurrentie!
De Centrale Raad van Beroep gaat in zijn overwegingen nog wel in op het EVRM maar acht de verhoging van de aanvangsleeftijd voor de AOW in het algemeen proportioneel. M.a.w.: een beetje stelen mag maar het moet wel binnen de perken blijven. En dan blijft een jaar en vier maanden aan verlies aan een AOW-uitkering, nog te vermeerderen met het (hogere) AOW-gat, nog binnen de perken c.q. is nog proportioneel. Daar denk ik echter anders over. Dit gaat alle perken te buiten. Voor minder draait een doodgewone burger al gauw de bak in!
Overigens lees ik in artikel 1 van het EVRM niets over het proportioneel mogen stelen van iemands rechten. Dat is een bedenksel van de Raad om iets wat zo krom is als een hoepel toch maar recht te praten. Of zou dit de nieuwe ethische norm zijn anno 2021?
Het aan appellant ontnemen van een deel van z’n rechten gaat alle perken te buiten. Daarbij behoort de vraag of het al dan niet proportioneel is niet eens te worden gesteld. Het gaat niet om een beetje meer of een beetje minder maar om het ontnemen van een verkregen recht, waardoor er sprake is van schending van artikel 1 van het EVRM.
Ontwikkeling in de bestuursrechtspraak
Als nasleep van de toeslagenaffaire, waarop het Kabinet is gesneuveld en waarvan ik aanneem dat men dat in Thailand ook wel heeft gevolgd, hebben ook Bestuursrechters hun rol in dit geheel onder de loep genomen. Daarbij kwamen zij massaal tot de conclusie dat zij gefaald hadden: men had klakkeloos de lettertjes gevolgd zonder daarbij rekening te houden met de menselijke maat. Ook de Raad van State heeft daaraan meegewerkt en kortgeleden daarvoor zijn excuses aangeboden aan de gedupeerden.
Zeer recent vernietigde Rechtbank Arnhem een besluit van het UWV waarin zij de hoogte van een WIA-uitkering van een 28-jarige vrouw had vastgesteld. Hoewel het UWV de wetgeving juist had toegepast, mocht zij volgens de Rechtbank niet vasthouden aan de strikte toepassing daarvan. Strikte wetstoepassing zou leiden tot onevenredig nadelige gevolgen voor betrokkene, waardoor het UWV in dit geval de wetgeving buiten beschouwing had moeten laten. Ook hier zegevierde de menselijke maat.
Deze ontwikkeling in de bestuursrechtspraak is geheel voorbijgegaan aan de Centrale Raad van Beroep. Deze Raad blijft ijzerenheinig vasthouden aan het oude, vaste stramien. Je moet je vooral niets aantrekken van al dat moderne gedoe! Dat is nergens goed voor. Of toch wel, zoals bijv. voor de eenheid in de rechtspraak?
De wetgeving t.z.v. de verhoging van de aanvangsleeftijd voor de AOW bevat een duidelijke weeffout. Ik had op z’n minst een overgangsbepaling verwacht t.a.v. emigranten. Nu dat is nagelaten (even niet aan gedacht, zoals wel vaker gebeurt – denk bijv. aan de toeslagenaffaire) was het de beurt aan de Raad om hier corrigerend op te treden wegens een klaarblijkelijke hardheid. Zie de uitspraak van Rechtbank Arnhem.
Conclusie
Het vorenstaande in ogenschouw nemende kan ik tot geen andere conclusie komen dan dat de Centrale Raad van Beroep ernstig tekort is geschoten in het beoordelen van de grief van appellant, de belangen van appellant niet heeft meegewogen in zijn uiteindelijke oordeel en de rechten van appellant ernstig heeft geschonden.
In het weerleggen van de door appellant ingebrachte grieven t.z.v. de rechtszekerheid en het opgewekte vertrouwen heeft de Raad hopeloos gefaald!
Anders gezegd: de Raad creëert zijn eigen casus en bouwt daar een heel verhaal omheen maar gaat niet of nauwelijks in op de grieven van appellant.
Zie voor de uitspraak:
Lammert de Haan, fiscalist (gespecialiseerd in internationaal belastingrecht en sociale verzekeringen).
Over deze blogger
Lees hier de laatste artikelen
- Belasting Nederland4 juni 2023De grootste miskleun in de naoorlogse fiscale wetgeving
- Belasting Nederland18 februari 2023Vragen m.b.t. het nieuwe belastingverdrag Nederland – Thailand
- Belasting Nederland21 januari 2023Donkere wolken aan de horizon voor veel in Thailand wonende Nederlanders
- Belasting Nederland31 december 2022In Thailand wonende Nederlanders houden van het betalen van belasting
Verlies van rechten geldt trouwens niet alleen voor geemigreerden maar ook voor een ieder die werkt of de 3,4 miljoen personen die niet tot de beroepsbevolking behoren want zijn niet op zoek naar werk of anders ( huisvrouwen en en niet-werkende partners en anderen). Deze worden ook in de wacht gezet en dienen soms een periode van 2 jaar en 3 maanden te overbruggen zonder de vooraf ingecalculeerde AOW -ontvangt. Uiteindelijk wordt bijna een ieder in meer of minder mate geraakt en daarom vind het terecht dat geemigreerden ook geen herstel van hun rechten krijgen want dan zou je elk ander ook moeten compenseren; het gaat er juist om de AOW betaalbaar te houden voor een ieder. Om dan hier alleen de geemigreerden op te voeren is beperkt, neem dan ook de 3,4 miljoen niet-werkenden mee in je verhaal en dan zal een ieder begrijpen dat de groep te groot is en dan elke compensatie nadelig voor anderen zal uitpakken want de betaalbaarheid komt in het geding.
Het zou wat te gemakkelijk zijn om te zeggen dat de politiek een jaar of 20 eerder had moeten ingrijpen in de AOW. Of waren het alleen de echte deskundigen die het groter wordende tekort toen al zagen aankomen?
Einde jaren 90 liep op Vara TV het programma Het Lagerhuis waarin ik eens een debat zag tussen rode coryfeeën Flip de Kam en Marcel van Dam. Van Dam stelde toen al voor vanaf dat jaar ieder jaar de AOW een maand op te schuiven.
Dan hadden we nu dat probleem niet want dan had iedereen die nog niet vlak voor zijn pensioen stond extra kunnen sparen of verzekeren om dat gat te dichten.
Maar dat is achteraf oordelen. We zitten er nu mee en je verliest rechten als je nog niet aan de AOW toe bent. Ik ben 75, ik heb er geen last van gehad.
Ger-Korat, ik denk dat jij de geschetste problematiek t.a.v. geëmigreerde Nederlanders en de oplossingsrichting die ik voorsta, nl. het treffen van een overgangsbepaling, niet goed begrijpt. Daarom zal ik nog even in het kort de problematiek en de voorgestane oplossing schetsen.
In 2011 werd wettelijk bepaald dat de AOW-leeftijd in 2025 naar 67 jaar zou gaan. Maar de overheid haalde in 2013 en 2015 de verhoging verder naar voren zodat de AOW-leeftijd al in 2021 op 67 jaar ligt. Dus in een tijdsbestek van 4 jaar schuift de pensioenleeftijd van 67 vier jaar naar voren. Deze versnelling heeft niets uit te staan met de toegenomen levensverwachting maar was louter een budgettaire maatregel.
Als gevolg van de banken- en latere economische crises moest er bezuinigd worden. Daarbij sneed het mes voor de overheid aan twee kanten. Mensen werken langer en betalen dus langer (meer) belasting en sociale premies en de overheid hoeft minder AOW uit te keren.
Dit is allemaal heel logisch. Om de overheidsfinanciën op orde te krijgen geldt het adagium: overheid en burger gaan samen de trap af.
Maar wat is de situatie nu? De toch al diepe zakken van de Minister van Financiën zijn tot de rand gevuld. En dan geldt het adagium: overheid en burger gaan samen de trap weer op. De overheid heeft hierbij echter grote groepen onder aan de trap laten staan, waaronder de ouderen. Echter niet alleen de ouderen maar ook sectoren waarop toen der tijd aanzienlijk is bezuinigd zoals de gezondheidszorg en de veiligheid. En zie nu eens wat voor gevolgen dit heeft.
De overheid steekt nu miljarden in ook niet levensvatbare ondernemingen in de vorm van coronasteun. Het aantal faillissementen van bedrijven is nog nooit zo laag geweest als in de afgelopen twee jaar. En dat alles door de coronasteun.
Zoals ik in het artikel aangeef kunnen mensen die in Nederland zijn blijven wonen het verlies aan de voorkant aan de achterkant weer inhalen. Dat zou je nog proportioneel kunnen noemen. Maar dat geldt niet voor mensen die geëmigreerd zijn. Bij hen kun je niet spreken van enige proportionaliteit maar van een klaarblijkelijke hardheid. Zij zijn het verlies aan de voorkant volledig kwijt zonder dat ze dit kunnen compenseren aan de achterkant.
In mijn optiek had een overgangsregeling getroffen moeten worden, welke zich dan vervolgens beperkt tot diegenen die vóór 2011 zijn geëmigreerd. Zij wisten toen nog niet dat de aanvangsleeftijd voor de AOW zou worden verhoogd en al helemaal niets over de versnelling die daarin is aangebracht. Zij hebben dus niet tijdig maatregelen kunnen treffen.
En voor deze slechts beperkte groep had ik dus op z’n minst overgangsrecht verwacht. Maar nu dat niet heeft plaatsgevonden noem ik dat een weeffout in de wet (even niet aan gedacht).
Tja, Lammert, je noemt het zelf al een weeffout en dat was ook mijn eerste gedachte toen ik dit las. Toch had de rechter tenminste een dikke sneer naar de politiek kunnen geven want dáár zit de fout of heeft men zitten pitten. Of heeft het heilige coalitie-akkoord het gewonnen van de opgebouwde rechten van de emigrant.
Een jaar en vier maanden, afgerond twee jaar, betekent vier procent minder AOW dus zeg 500 euro per jaar bruto, te vermenigvuldigen met de levensverwachting van zeg 15 jaar en met toevoeging van de jaarlijkse index. Zeg iets tegen de 8 tot 9 mille euro bruto. Nou, als dat een schijntje genoemd wordt….
Reken maar dat hier geen kabinet voor gaat vallen. Ik heb in 2006 een pittige brief geschreven aan een politieke partij toen, door de nieuwe zorgverzekeringswet, veel emigranten hun NL ziektekostenpolis kwijtraakten. Het antwoord kwam hier op neer: Roer niet te hard in de brij want men denkt aan emigranten in termen van ‘Van onze centen op de rug in de zon…’. En daar kon ik het mee doen…
Natuurlijk Erik, ze zijn meer begaan met de komst van geluks zoekers.
Die waarvan velen nooit enige bijdrage zullen toevoegen aan ons landje aan de Zuiderzee.
Wat denk, je zelfs vele Nederlanders waaronder veel jongeren die wonen in Nederland staan achter in de rij als ze een woning willen huren.
Kopen van een huis is alleen al een utopie voor velen aan het worden.
En dat is nog maar een simpel voorbeeld,nog maar te zwijgen over vrije sociale hulp Bad brood enz waaronder het ziekenfonds zonder daar maar enige financiele bijdrage aan te hebben geleverd.
Verwacht je dan dat geemigreerde Nederlanders naar Thailand nog gekoesterd worden.
Ze mogen overigens blij zijn dat wij ooit eens zijn vertrokken, want mede dank zij ons komt er leef en woonruimte vrij in ons ooit eens zo geliefde Holland, waarbij de huidige generatie profijt van kan trekken.
Erik, Nederland is ons liever kwijt dan rijk en zo voel ik het als een persoon die hier vele jaren gezwoegt heeft, in weer en wind.
Jan Beute.
Ik denk dat u het anders moet bekijken.
Door de verhoging van de AOW van 65 jaar naar 67, wordt van iedere Nederlander van Nederland 2 jaar AOW afgenomen.
Je sterfdatum ligt immers vast (ook al weet je die niet van tevoren) maar de uitbetaling van de AOW begint 2 jaar later.
Dus neemt de overheid je 2 jaar AOW af.
Dat twee jaar langer moeten werken heeft natuurlijk alles te maken met die gestegen levensverwachting, Ruud. Zelf mag waarschijnlijk door tot 68 jaar, maar dat is pas 5 jaar daarvoor ‘zeker’. Toevallig: exact 10 jaar later dan mijn vader destijds met de VUT kon …
Dat van die gestelde levensverwachting klopt natuurlijk wel.
De AOW was bij invoering echter geen uitkering voor een bepaalde tijd, maar een uitkering voor de rest van je leven, al wilde je 200 jaar oud worden.
In die zin hebben ze twee jaar gestolen, door de ingangsdatum van de uitkering twee jaar te verschuiven, wat niet hetzelfde is als twee jaar minder uitkering krijgen als ten tijde van de invoering van de AOW, want mensen werden gemiddeld minder oud.
En weet je, je kon 10 jaar vrijwillig je AOW premie doorbetalen, heb ik gedaan, maar ze hebben ons nooit de mogelijkheid gegeven voor lieden zoals ik om ook die vrijwillige bijdrage met 2 jaar te kunnen verlengen.
Zodat we een hoger AOW uitkering konden verkrijgen op onze 67 jarige leeftijd.
Jan Beute.
en ook langer AOW premie betalen.
Met het verhogen van de aow-leeftijd worden emigranten geboren na 1 januari 1953 gruwelijk genaaid door de Nederlandse staat. Naast het feit dat je langer moet wachten op je aow wordt aan de achterkant ook nog een paar jaar van je gestolen. Reden is natuurlijk dat men niet meer dan 100% wilde betalen. In beginsel werd aow opgebouwd vanaf je 15de jaar (al dan niet werkend) tot je 65ste jaar. Dat is 50 jaar en met de opbouw van 2% per jaar bouwde je dus 100% op. Toen kwam men op het lumineuze idee om de aow leeftijd te verhogen, want we worden zogenaamd veel ouder. Met de oude regeling van 2% per jaar zou je dus met een jaar langer werken 102% opbouwen. Dat kost extra geld, dus wordt het maar aan de achterkant afgepakt. Vooral mensen die op jonge leeftijd – 15 jaar – zijn gaan werken worden hiervan extra de dupe, want je hebt wel premie betaald over die (verlengde) werkzame periode, maar je wordt toch gekort op je aow. Volgens mij krijg je als emigrant jonge ook nog een strafkoritng van 1 of 2% omdat je bent gestopt met premie betalen. Niets zo onbetrouwbaar als de politiek!
Beetje harde taal over de overheid, dat er door de toenemende vergrijzing de AOW-kosten flink stijgen hoor ik je niet vertellen maar dit betekent dat een werkende veel meer (zou) moeten betalen. In zoverre neemt de regering dus een wijs besluit ( had ze al 50 jaar geleden dienen te doen), want wie wil graag meer belasting betalen ?
Hier een stuk over de levensverwachting in de afgelopen 70 jaren waarin wel degelijk blijkt dat deze sterk is gestegen en daardoor het gebruik van de AOW in jaren is verdubbeld:
Levensverwachting voor mannen sinds 1970 sterk gestegen
De levensverwachting bij geboorte voor mannen is in de periode 1950-2019 met ruim 10 jaar toegenomen, van 70,3 tot 80,5 jaar. De levensverwachting was in de periode 1950-1975 vrijwel constant. Daarna steeg de levensverwachting voor mannen sterk, vooral in de periode 2002-2010.
Levensverwachting vrouwen stijgt sinds 2002 sterk
De levensverwachting bij geboorte voor vrouwen is in de periode 1950-2019 met 11 jaar toegenomen, van 72,6 tot 83,6 jaar. Vooral in de periode 1950-1980 en 2002-2014 steeg de levensverwachting voor vrouwen sterk. In de periode 1980-2000 nam de levensverwachting voor vrouwen nauwelijks toe.
zie de link:
https://www.volksgezondheidenzorg.info/onderwerp/levensverwachting/cijfers-context/trends#bron–node-tabel-bronnen-bij-de-cijfers-over-levensverwachting
Kan ook nog mededelen dat in het jaar van in werking treden van de uitkering, 1957, er afgerond 738.000 AOW-ers waren. Op dit moment zitten we al boven de 3 miljoen. Dit tezamen met de gestegen levensverwachting was de reden om de AOW- leeftijd te verhogen om het stelsel betaalbaar te houden voor degene welke de premie betalen en dat zijn de werkenden. En dat is niet genoeg want er wordt ook betaald uit belastingontvangsten van de overheid.
Beste Ger-Korat, Met die mooie cijfers van het CBS wordt ons natuurlijk een mooi rad voor de ogen gedraaid! Die enorme stijging in de levensverwachting wordt onder andere veroorzaakt door de afname van de kindersterfte bij geboorte. In de 50′ en 60′ jaren stierven bij geboorte nog rond de 50 per 1.000 geboortes. Nu zijn dat er nog rond de 10(-). Dit heeft uiteraard een enorm effect op de gemiddelden, maar daar hoor je nooit iets over.
Ander fenomeen over de vermeende vergrijzing waar je nooit iets over hoort is de de ‘babyboom’; de gezinsgrootte. Na de 2de wereldoorlog werden er meer kinderen geboren; de bekende babyboom. Het gemiddelde gezin had 4(+) kinderen. Nu zijn dat er nog maar 1 a 2. Logischerwijs betekent dit dat deze geboortegolf toekomstig zal leiden in tot een afname het aantal AOW’ers.
Een andere ontwikkeling waar je in het kader van de vergrijzing en betaalbaarheid van de AOW nog niemand over hoort is de betaalbaarheid van de gezondheidszorg. D66 spreekt al van een voltooid leven en vraagt zich af of dure behandelingen nog wel moeten worden uitgevoerd op een bepaalde leeftijd.
Artsen spreken hun zorgen al uit over de steeds hoger wordende drempel voor de aanvraag van zorg. Voor steeds meer mensen worden de behandelkosten bij ziekte een obstakel en stellen zorg dus uit. Dit leidt – of is lijdt hier beter? – tot steeds groter wordende gezondheidsrisico’s en uiteraard hebben die ook hun weerslag op de toekomstige levensverwachting.
Kortom, die hele discussie over de vergrijzing en betaalbaarheid van de AOW is er vooral een voor de bühne die waarschijnlijk meer te maken heeft met politieke prioriteiten dan dan met de realiteit.
Dan nog die ‘harde’ taal over de overheid. Iedere maatschappij is gebaat bij wet- en regelgeving en de overheid is hierin niet meer dan het uitvoerend orgaan. Een overheid dient capabel en vooral dienstbaar te zijn. Dienstbaar aan het volk.
Ik begin even bij het capabel. Jaarlijks worden er 10-tallen miljarden over de balk gegooid aan consultancy, mislukte ict-projecten, infrastructurele miscalculaties, idealistische ‘speeltjes’ van politici en subsidies die nergens aan bijdragen. En dan heb ik het nog maar niet over de EU, waaraan we ook bijdragen, want daar gebeurt dit in een veelvoud. Alleen al met een tiende deel van deze miljarden zou de AOW voor deze eeuw gewaarborgd zijn.
Voor het dienstbaar hoef ik alleen maar te verwijzen naar de toeslagenaffaire. Op z’n zachts gezegd een gotspe! En hoe vaak lezen we niet dat de afstand – ander woord voor niet luisteren naar – tussen de politici en het volk te groot is. Uiteraard komen dan het bekende stokpaardje uit de kast dat bij coalitievorming nu eenmaal water bij de wijn moet worden gedaan. Maar wat te denken dan van het Oekraïne referendum of het referendum over de aanpassing van de EU grondwet? Op geen enkele manier werd er gehoor gegeven aan de democratisch gevormde wens van het volk.
Nederland glijdt steeds meer af naar een feodale samenleving dat wordt bestuurd door een kleine groep eliten al dan niet gestuurd door de EU, WEF of George Soros.
Tja. En als je dan daar ook nog eens de diefstal die middels fiscalisatie plaats vind bij opteld dan zakt je broek echt af tot beneden Amsterdams peil. Oftewel je staat onder water.
Groet antonius
Antonius, van die fiscalisering heb je in NL geen last, het is slechts een verschuiving van premie volksverzekering naar inkomstenbelasting. Maar na emigratie naar o.a. Thailand hang je er aan al is in het originele plan beloofd de AOW dan te verhogen. Maar ja, ten aanzien van beloftes kan het geheugen politici in de steek laten…..
Hi Lammert – Dank voor jouw uitvoerige response. Hoe kan ik met jou in contact treden? Heb je een telefoonnummer of whatsapp nummer? Ik heb een soortgelijke issue. Dank en groet, Alex
Dag Alex,
Je kunt contact met me opnemen via email: [email protected]
De eenvoudige oplossing was geweest de ingangsdatum en einddatum van de opbouw niet aan te passen. De AOW leeftijd had men kunnen verhogen, maar de opbouw had gewoont tot je 65ste moeten blijven. Dan kun je de AOW leeftijd desgewenst verder verhogen zonder problemen, maar ook weer verlagen, zonder de opbouw aan te tasten. Overigens hadden latere instromers dan een probleem gehad, maar dat is dan maar zo. Je kunt niet, zoals nu gebeurd is, met terugwerkende kracht een begindatum aanpassen. Dat druist in tegen alle rechtsgevoel.
Er zullen 685 AOW mensen gedupeerd zijn door de Algemene ouderdomswet artikel 7a, lid 1
Er zijn volgens het CBS in 1952 t/m 1954 totaal 685 kinderen geboren in NL welke mits nog in leven het volgende van toepassing is:
In mijn geval worden de volgende punten geconformeerd bij de SVB verklaring op mijn bezwaarschrift :
– [x] Geboren in Nov 1953
– [x] Start opbouw AOW 22-Maart-1970
– [x] Start pensioen gerechtelijke leeftijd 22-Maart-2020.
– [x] 13 jaar in buitenland gewerkt.(klopt)
However:
Als ik hiervan uitgaat 2020 min 1970 = 50 jaar
50-13=37 jaar maal 2% = 81%
Ik krijg echter maar 74% AOW uitgekeerd.
Dit is 81-74=7% minder per maand, waarvoor ik volgens mijn loonstrookjes vanaf de beginjaren wel AOW premies etc. voor betaald heb.
Ik noem dit gewoon diefstal die elke maand weer gebeurd zo lang ik leef, schandalig.
Wat valt hieraan te doen? als ik ook uw rechtbank uitspraak zie wordt ik hier ook niet vrolijk van of zullen we ook maar Mr. Omzicht bellen ?
Hartelijke groeten
Meneer Smink.
Meneer Smink, ik begrijp jouw rekenmethode niet helemaal maar misschien heb je verkeerde cijfers geplaatst. Ik bedoel deze tekst:
‘Als ik hiervan uitgaat 2020 min 1970 = 50 jaar
’50-13=37 jaar maal 2% = 81%
‘Ik krijg echter maar 74% AOW uitgekeerd.
Wel, 2 x 37 is echt wel 74. Nu ben je opbouw kwijt van november 1968 tot maart 1970. Dat is afgerond 2×2 procent dus 4. Ook dan kan ik jouw 81% niet verklaren. Overigens tellen loonstrookjes en het betalen van premie niet mee; wat wel telt is of je toen (hoofdregel) ingezetene was.
Ik ben het volledig met u eens meneer De Haan. De rechtspraak heeft een probleem als het op deze voet door blijft gaan. Veel mensen hebben het vertrouwen al verloren. Een excuus is een begin van de fouten die gemaakt zijn in te zien. Nu nog herstellen en aanpassen aan rechtspraak die wel recht doet. Of we dit nog gaan meemaken waag ik te betwijfelen. Net als de AOW problematiek is de pensioenproblematiek in Nederland onderhavig aan uitspraken die de zaak niet dienen en geen recht doen aan de gepensioneerden. Het lijkt erop als het te veel gaat kosten er andere wegen worden bewandeld en vestzak broekzak politiek wordt bedreven met de politiek. Diezelfde politieke hoogwaardigheidsbekleders waar een hoop mis mee is, maar waar het merendeel van de Nederlanders toch op blijft stemmen. Dus uiteindelijk krijg deze meerderheid wat het verdient op het politieke vlak en dat is en blijft mij een raadsel, gezien de problemen die hiermede niet worden opgelost. .