Verhaaltje uit Thailand: Koh Chang
Op vrijdag bridge ik altijd met vrienden, beurtelings bij mensen thuis of in het favoriete café. Dinsdag krijg ik een telefoontje dat de plaats van samenkomst gewijzigd is. De verbinding is slecht, dus zeg ik maar dat ik de nieuwe plaats prima vind. Later nog een telefoontje. Weer is de plaats gewijzigd. Nu zullen we spelen op Koh Chang. Prachtig.
Ik kom veertig jaar in Thailand en Koh Chang staat nog steeds op mijn verlanglijstje. Ik kan mee rijden met Bert en zijn twee vrienden. Coen gaat met Ton en diens familie. Hij reserveert het Penny Resort, omdat hij hoorde dat Jaap daar zou zijn met zijn drie huisgenoten. Later voegt Fred en zijn partner zich bij de groep. Kortom onverwacht een massabijeenkomst. En dan reken ik de drie honden nog niet mee.
We hebben vrijdag om zeven uur afgesproken en precies op die tijd ontmoet ik mijn reisgenoten. Om halfelf stoppen we even bij een tankstation en daar komen ook twee van de drie andere wagens binnenrijden. De wereld is klein. Halftwaalf verlaten we de hoofdweg richting vliegveld Trat. Op een geven moment zien we een afslag links met Bypass to Ferry. Die afslag nemen we, maar later merken we dat we gewoon rechtdoor hadden gemoeten. Daar vertrekt een grote veerpont, goed voor honderddertig auto’s, die er twintig minuten overdoet. Nu hebben we een pont voor veertig auto’s en deze doet bijna een uur over de zeereis. Het is druk en het weer is wisselend. Zo nu en dan verdwijnt Koh Chang volledig uit beeld door heftige regenbuien.
Halfeen varen we eindelijk weg en een uur later gaan we aan land op het eiland. We moeten rechtsaf en volgen de kustweg aan de westzijde langs allerlei dorpen en stadjes vol winkels en resorts. Na vijf 7 Elevens zien we de afslag naar ons resort. Het is een klein en gemoedelijk resort en de bungalows of kamers zijn prima in orde. Kosten voor mijn kamer 990 Baht per nacht. Gelukkig een uitstekende leeslamp. We ontmoeten onze vrienden en drinken een bier.
’s Avonds gaan we gezamenlijk eten. Eerst proberen we een zaak die we onderweg tegenkwamen. Het Amsterdams Eetcafé. Ze hebben geen bitterballen, dus vertrekken we weer. Nu naar een Thais culinair hoogstandje, althans volgens Internet. Het heet Kati Culinair. Heerlijk. Terug in het hotel ga ik naar mijn kamer, anderen drinken nog wat.
Zeven uur ontbijt. Dit zit bij de prijs inbegrepen en bestaat dan ook uit twee schamele boterhammetjes met wat jam. Voor eieren moet je bijbetalen. In plaats van het brood is gelukkig ook een Kao Thom Moo mogelijk en die is voortreffelijk. De anderen hebben ontdekt dat de televisie op de kamers zowaar BVN uitzendt. Leuk, maar met de zomerprogrammering niet onmisbaar.
Vandaag staat de grootste waterval van Koh Chang op het programma. Die heet Khlong Phu. De weersomstandigheden zijn zeer stabiel, een half uur regen wisselt voortdurend met een half uur zon. De toegang tot de waterval ligt aan de weg waar ook ons hotel aanligt, maar dan zuidelijker. Er zijn helaas meer mensen op het idee gekomen om dit natuurjuweeltje te bewonderen, want we kunnen nauwelijks de auto kwijt. Gelukkig hoor ik van te voren dat het een forse wandeling in het berglandschap moet zijn, dus besluiten Bert en ik in een restaurantje bij de ingang de actieve voorbijkomende jeugd gade te slaan. Met een bier Chang en een gekruide geroosterde kip, een specialiteit hier. Er mogen geen plastic zakken meegenomen worden in het park, want die zouden beslist achterblijven. Ook geen alcohol trouwens. Of dit principieel is of om geen flessen op te hoeven ruimen is onbekend. Na een uur komt de groep vol enthousiaste verhalen terug. Onderstaande foto’s zijn dus niet van mij.
We gaan verder naar het Zuiden. Op de zuidelijkste punt is een vissersdorp Bang Bae. Alles is stampvol, maar we vinden gelukkig een niet gebruikte ruimte tegenover een restaurant, waar we voorzien worden van allerhande visgerechten. Vooral de crabballen bevallen me goed. Op de terugweg stoppen we bij een uitzichtpunt. Het is hier echt prachtig. Terug in het hotel voel ik me moe. Ik ga dus naar mijn kamer, de anderen kaarten en eten.
Om zeven uur ontbijt ik en ik moet eigenlijk lachen omdat contact met het bedienend personeel uitsluitend tot stand kan komen door achter ze aan te rennen en ze dan staande te houden. Ze doen verder hun uiterste best niemand te zien. Misschien verlegenheid door een taalprobleem. Ze komen vermoedelijk uit Cambodja.
Vandaag gaan verschillende mensen terug naar Pattaya, maar Bert en ik hebben besloten een dag langer te blijven en vandaag naar de oostzijde van het eiland te gaan. Aan de westzijde van Koh Chang zijn veel witte zandstranden. Dat moet aan de andere kant anders zijn. Helaas kunnen we niet onderlangs naar die andere kant rijden. Beneden houdt de weg op. Dus naar het noorden langs de twee veerponten op de noordelijkste punt en dan weer naar beneden. Dit plan lijkt eenvoudig, maar we hebben niet gerekend op het feit dat het, in verband met Boeddhafeesten, vandaag het einde is van een lang weekend. Alle Thais moeten terug. En alle auto’s komen van de resorts aan onze kant van het eiland en gaan naar de veerponten. Er is slechts een smalle tweebaansweg, één heen en één terug. Dus we komen in een file. Er zijn altijd mensen die gaan passeren om later weer in te voegen, zodat ze zichzelf bevoordelen en anderen benadelen. Dit gebeurt ook nu en als er tegenliggers komen wordt het een heel gewring. Dit is niet goed voor het humeur, maar wij houden ons in. Een schatting leert dat het nog vele kilometers naar de pont is. Daarna zal de file wel opgelost zijn.
Telefonisch horen we dat één van de vertrekkende vrienden nog kilometers achter ons staat. Dit gaat uren duren. Een andere reisgenoot maakt rechtsomkeer om het uren later weer eens te proberen. Wij gaan onverschrokken door. Soms een paar honderd meter vooruit, kennelijk als er weer een veerboot gevuld is, daarna weer tijden stilstaan. Iedereen blijft nu op de linkerbaan. Logisch, want de met de veerpont aankomende auto’s moeten de andere weghelft gebruiken. Na lang wachten zien we voor het eerst iemand in uniform, die bezig is iets te regelen. Hij vraagt iedereen of hij met de eerste, grote pont meemoet. Zo ja, dan moet hij links blijven rijden. Auto’s voor het tweede veer en de rest van het eiland moeten nu de rechterbaan nemen. Dat scheelt.
We bereiken het eerste veer en daar zien we dat alle weggebruikers, die eerder ten onrechte op de rechterhelft reden, de pont niet opkunnen. Gerechtigheid. Na de grote pont zien we nauwelijks nog verkeer. Je gaat naar een eiland voor de mooie natuur en komt uren in de file, omdat de auto’s het eiland niet kunnen verlaten. We horen later dat het vandaag extreem was, maar dat er iedere zondag problemen zijn. Dus zijn er maar drie oplossingen: bredere wegen, een groter parkeerterrein bij de pont of minder auto’s. Tijdens dit soort situaties denk ik altijd even, je zal maar een hartaanval krijgen of een kind of erger.
De andere zijde van het eiland is heel anders dan de westkant. Geen witte stranden, maar rotsen en kiezelstenen. Het uitzicht is steeds adembenemend mooi. Zeker omdat Koh Chang omgeven is door andere kleinere eilandjes. Ons doel is een restaurantje op de onderste punt van de oostkant. Op de kaart zien we redelijk vlakke wegen, maar dat blijkt heel anders. Uiterste steile hellingen. Spannend om te rijden. Wanneer we bijna ons doel bereikt hebben stopt de smalle betonweg en gaat over in grint en modder. We wagen het niet. In het droge seizoen is dit misschien verantwoord, maar wij hebben nog een heel leven voor ons. Later blijkt dat we een bord gemist hebben, waarop aangeven werd dat we voor eigen risico de wegen zouden berijden. Desalniettemin belanden we weer in een prachtig en uitstekend restaurant met een schitterend uitzicht.
Op de weg terug gaat alles goed tot de grote pont. Daar is het om vier uur nog een drukte van belang. Even later moeten we stoppen omdat onze weghelft wordt bezet door mensen die bang zijn de pont te missen. Toch zijn we om vijf uur in het hotel terug. Ik ben nog maar net terug op mijn kamer of de kamermeisjes komen mijn bed opmaken. Beter laat dan nooit. Ik ga even op mijn terrasje zitten en neem mijn buiktasje met alles erin mee. Dat leg ik op het tafeltje. Als de meisjes klaar zijn ga ik weer naar binnen. Als ik om zeven uur wat wil gaan eten, schrik ik me lam. Ik heb mijn tasje laten liggen. Met overslaande hartslag doe ik de deur open. Het ligt er nog, met inhoud. Wat een geluk dat dit hotelletje geen security heeft. Ik eet in het restaurant een cordon bleu, de laatste vette hap voor mijn zoveelste vermageringspoging. Heerlijk. De anderen gaat buiten de deur in een restaurantje aan het strand eten.
Na het ontbijt besluiten we te vertrekken. Je weet nooit hoe het loopt. Vijf voor halftien bereiken we de pier voor onze kleine pont. Daar zien we de boot van halftien net vertrekken. We besluiten de volgende te nemen. Daarna gaat alles voorspoedig. Leuke restaurantjes om te lunchen zien we steeds te laat, zodat we uiteindelijk in het restaurantje bij mij op de hoek eten.
Als mijn medemensen mijn advies zouden vragen over Koh Chang dan zou ik antwoorden. Het is prachtig, maar ga niet in het regenseizoen en vermijd een terugkeer op zondag.