Hij dacht dat hij de stad kende. Dacht dat hij alle uithoeken, geuren en geluiden van Bangkok in zijn zak had. Maar Bangkok kent geen eigenaar, geen meester. En daar stond hij dan, in het holst van de nacht, omringd door schaduwachtige steegjes en blikken die net iets te lang op hem bleven hangen. De flikkerende straatverlichting gaf het geheel een haast spookachtig effect, alsof de stad zelf leefde, ademde en hem uitdaagde.

“Wat doe ik hier in godsnaam”, fluisterde hij, alsof hij zichzelf kon kalmeren. Zijn stem stuiterde tegen de muren van een vervallen gebouw terug. De lucht was dik, een mengelmoes van afval, wierook en gefrituurde vis, en ergens in de verte hoorde hij een hond blaffen. Bangkok, in al haar ruwe, nietsontziende pracht.

Hij had niet eens door hoe ver hij was afgedwaald. De kleurrijke chaos van de toeristische wijken had plaatsgemaakt voor een onuitgesproken stilte. Hier had niemand haast, niemand keek op. Geen lachende Thaise vrouwen die toeristen naar binnen probeerden te lokken, geen glimmende neonlichten. Alleen gezichten die hem zwijgend gadesloegen, met een nieuwsgierigheid die net zo goed vijandig als beschermend kon zijn.

Een oude man in een verwassen shirt zat op een plastic krukje, zijn ogen waren diep en traag als een rivier. “You lost, farang?” vroeg hij in gebroken Engels. Er klonk geen medeleven in zijn stem, maar ook geen spot. Gewoon een observatie. De toerist haalde diep adem, probeerde een luchtige glimlach. “Nee, nee, ik… ik red me wel,” stamelde hij. Maar de woorden klonken zwak, alsof hij zichzelf nog niet echt geloofde.

Plots begon een groepje kinderen om hem heen te dansen, of liever gezegd, te cirkelen. Hun blikken spraken boekdelen, hij was een vreemdeling in hun territorium, een nieuwsgierig beest dat zich had gewaagd in het onbekende. Hij voelde zijn adem versnellen, zijn hart bonkte in z’n borst. En dan, precies op het moment dat de paniek toesloeg, gebeurde het.

Een oudere vrouw verscheen vanuit het donker, haar huid verweerd door de zon, maar haar glimlach straalde iets warms en geruststellends uit. “You, come,” zei ze kortaf, en zonder op antwoord te wachten, greep ze zijn arm. Ze trok hem een smal steegje in, weg van de nieuwsgierige blikken. Hij was te verbijsterd om tegen te stribbelen.

Ze leidde hem door een wirwar van steegjes, en voor het eerst in uren voelde hij zich veilig. De schaduwen leken hem hier minder op te slokken, de stilte voelde zachter. Het leek wel of de stad hem even een hand reikte, om te laten zien dat niet alles in duisternis gehuld hoefde te zijn.

“Why you come here?” vroeg ze, haar ogen zo scherp als messen, maar er blonk iets zachts achter. Hij wist het antwoord zelf niet eens. Op zoek naar avontuur? Naar een verhaal om thuis te vertellen? Of was het iets anders, iets wat hij zelf niet eens begreep? Misschien zocht hij gewoon naar betekenis, naar iets wat het leven een beetje meer kleur gaf.

De vrouw, die hij nu kende als Noi, bracht hem naar haar kleine huisje aan de rand van de sloppenwijk. Binnen was het donker, maar knus. Op de vloer zat een jongen, misschien zeven, met een oude speelgoedauto. Zijn gezicht lichtte op toen hij zijn oma en de toerist zag binnenkomen. Noi gaf hem een bord rijst en groenten. “Eat,” zei ze simpelweg, zonder te wachten op een bedankje.

Toen hij at, voelde hij iets warms in zich groeien. Het was niet de rijst of de groenten, maar iets diepers, iets wat hij nog niet helemaal kon benoemen. De eenvoud van de plek, de oprechte vriendelijkheid van Noi, het kleine beetje menselijkheid dat hij hier had gevonden. Bangkok was wreed en onverbiddelijk, maar soms, heel soms, liet ze een glimp zien van haar zachte kant.

Na een uur voelde hij dat het tijd was om te gaan. Noi begeleidde hem naar de rand van de sloppenwijk, waar de lichten van de stad opnieuw opdoemden. Ze keek hem aan, knikte en zei met een flauwe glimlach: “Next time, you stay away.” Hij lachte, voelde een vreemd soort respect opwellen voor deze vrouw, deze vreemde en vertrouwde ziel.

“Dank je wel”, zei hij, in zijn eigen taal. Niet dat ze het begreep, maar woorden hadden hier geen betekenis nodig. Soms zeggen blikken en momenten genoeg.

Bangkok, dacht hij terwijl hij terugliep naar het licht. De stad die nooit van iemand is. Maar voor even had ze hem laten zien dat er onder het harde, rauwe oppervlak ook een hart klopte.

Over deze blogger

Farang Kee Nok
Farang Kee Nok
Mijn leeftijd valt officieel onder de categorie ‘bejaard’. Ik woon al 28 jaar in Thailand – probeer dat maar eens na te doen. Nederland was ooit het paradijs, maar het raakte in verval. Dus ging ik op zoek naar een nieuw paradijs en vond Siam. Of was het andersom en vond Siam mij? Hoe dan ook, we waren elkaar goed gezind.

De ICT zorgde voor een regelmatig inkomen, iets wat jullie ‘werk’ noemen, maar voor mij was het vooral een tijdverdrijf. Schrijven, dat is de echte hobby. Voor Thailandblog pak ik die oude liefde weer op, want na 15 jaar zwoegen verdienen jullie wel wat leesvoer.

Ik begon op Phuket, verhuisde naar Ubon Ratchathani, en na een tussenstop in Pattaya woon ik nu ergens in het noorden, midden in de natuur. Rust roest niet, zeg ik altijd, en dat blijkt te kloppen. Hier, omgeven door het groen, lijkt de tijd stil te staan, maar dat doet het leven gelukkig niet.

Eten, vooral veel – dat is mijn passie. En wat maakt een avond compleet? Een goed glas whisky en een sigaar. Dan heb je het wel zo’n beetje, vind ik. Proost!

Foto’s, daar doe ik niet aan. Ik sta er altijd lelijk op, terwijl ik toch weet dat Brad Pitt erbij verbleekt. Het zal wel aan de fotograaf liggen, denk ik dan maar.

1 reactie op “‘Verdwaald in de achterbuurten van Bangkok’”

  1. frank h vlasman zegt op

    Wat een geweldig verhaal en wat een goede/fijn taalgebruik. Ik heb het verhaal gesaved en zal het nog dikwijls lezen. HG.


Laat een reactie achter

Thailandblog.nl gebruikt cookies

Dankzij cookies werkt onze website het beste. Zo kunnen we je instellingen onthouden, jou een persoonlijk aanbod doen en help je ons de kwaliteit van de website te verbeteren. Lees meer

Ja, ik wil een goede website