In een stoffige hut aan de rand van het rijstveld zat Khun Somchai, een oude rijstboer uit de Isaan, op een wankel bankje. Hij staarde naar de lucht die langzaam paars kleurde. De zon, een koperen bol, zakte traag achter de horizon, alsof ook zij moe was van een lange dag. Naast hem zat zijn buurman, Khun Suriya, met een halflege fles rijstwijn in de hand. Ze zaten daar vaak, als de dag zijn einde naderde, een stil ritueel dat haast even oud was als hun vriendschap.
“Het wordt weer een droge nacht,” mompelde Khun Somchai, terwijl hij de laatste restjes tabak uit zijn zak schudde om een sigaret te rollen. Zijn ruwe handen werkten langzaam en zorgvuldig, zoals hij dat altijd deed met het planten van zijn rijst. Alles op zijn tijd, dacht hij, of het nou om tabak of om rijst ging. Iedere beweging vertelde een verhaal van geduld, van seizoenen die kwamen en gingen, van jaren waarin het water overvloedig was, en jaren waarin de aarde barstte van de droogte.
“Het zijn altijd droge nachten,” antwoordde Khun Suriya en hij nam nog een slok. “Maar jij hebt tenminste nog een beetje grond over. Ik moet straks bij mijn zoon intrekken als het zo doorgaat. De bank heeft het op mijn veld voorzien.” Hij zuchtte diep, alsof hij de gewicht van zijn woorden letterlijk voelde drukken op zijn borst. De herinnering aan betere tijden, toen hij zijn eerste stuk land kocht, was nog levendig. Maar de leningen hadden zich opgestapeld, net zoals de ongeopende brieven van de bank in de lade van zijn kast.
Khun Somchai grijnsde flauwtjes en stak zijn sigaret aan. “Ach, ik ook wel,” zei hij, en nam een diepe teug. “Alleen, mijn bank heeft geen marmeren vloer, maar wel een lek dak.” Zijn woorden klonken luchtig, maar de ondertoon van zorgen was onmiskenbaar. Ze lachten zachtjes, maar het was een gelach dat meer weggaf dan verdoezelde. Het vertelde over jaren van droogte, mislukte oogsten en eindeloze leningen die werden afgesloten om vorige schulden af te betalen. Ze lachten om de banaliteit van hun problemen, om de eenvoud van een leven dat steeds ingewikkelder werd.
Het geluid van een motorfiets brak de stilte en een jonge man met een glimmende zonnebril reed voorbij zonder hen op te merken. Het was de zoon van Khun Suriya, en zijn verschijning was even snel als het stof dat hij achterliet. “De jeugd heeft haast,” zei Somchai, terwijl hij het spoor stof volgde dat de motorfiets achterliet. “Ze weten niet eens meer hoe je een zaadje in de grond stopt.” Zijn woorden kwamen niet voort uit bitterheid, maar eerder uit een diep gevoel van melancholie, alsof hij besefte dat de tijd hen langzaam maar zeker voorbijging.
Suriya keek hem aan en knikte langzaam. “Wat moeten ze hier? Er valt toch niets meer te oogsten. Misschien is het beter zo.” Hij keek naar zijn handen, die ooit sterk waren geweest, maar nu door de jaren en het harde werk verkromd. “Wij zijn de laatste generatie die nog gelooft in een goede oogst.” Zijn stem trilde lichtjes, alsof hij zich plotseling bewust werd van de zwaarte van zijn eigen woorden. De jeugd trok naar de steden, naar een leven vol beloftes die hij nooit had gekend, maar waarvan hij altijd vermoedde dat ze vluchtig waren, als regenwater dat snel opdroogt in de hete zon.
Ze zwegen even, alsof ze allebei dezelfde gedachte deelden, maar hem niet durfden uit te spreken. Misschien waren ze wel de laatsten, niet alleen in hun dorp, maar in een hele wereld die in rap tempo veranderde. Hun levens, geworteld in de aarde van de rijstvelden, voelden nu als verweesde bomen in een steeds dunner wordend bos.
“Denk je dat de regen nog komt?” vroeg Suriya uiteindelijk, meer om het gesprek weer op gang te krijgen dan uit echte hoop. Hij wist dat de regens de laatste jaren onbetrouwbaar waren geworden, dat de moesson soms wel leek te vergeten dat er ooit seizoenen van overvloed waren. Maar ergens, diep van binnen, bleef hij vasthouden aan een flintertje hoop, een herinnering aan regen die kletterde op het dak van zijn hut toen hij nog een jonge man was.
Khun Somchai schudde zijn hoofd. “De regen heeft geen tijd voor oude mannen zoals wij,” zei hij droog. “Die komt alleen nog voor de festivals, om de goden te laten zien dat ze nog ergens goed voor zijn.” Hij doofde zijn sigaret in de stoffige grond en stond op, zijn rug een beetje krom van de jaren. “Misschien zijn we gewoon te lang blijven wachten.” Zijn woorden hingen in de lucht, net zoals de laatste resten van zijn rook.
De zon was inmiddels onder en de lucht werd donkerder, terwijl de eerste sterren verschenen. Ze fonkelden zwakjes, als herinneringen die langzaam vervagen. “Kom, laten we naar binnen gaan,” zei Somchai. “Het is tijd om te eten.” De geur van gestoomde rijst en verse vis drong vanuit de hut naar buiten. Het was een eenvoudig maal, maar het voelde als een kleine overwinning na een lange dag.
De twee mannen liepen langzaam naar de hut, hun schaduwen langgerekt op de stoffige grond achter hen. Binnen hing de sfeer van huiselijkheid en verleden, van momenten die hen verbonden aan een wereld die steeds minder vertrouwd werd. Het leven ging door, zoals het altijd deed, zonder haast en zonder zekerheid, maar met momenten die soms, heel even, stil bleven staan. Ze aten in stilte, hun gedachten verstrikt in herinneringen en dromen die zich mengden met de avondlucht, terwijl buiten de krekels zongen over een wereld die ooit vol beloften was geweest.
Over deze blogger
-
Mijn leeftijd valt officieel onder de categorie ‘bejaard’. Ik woon al 28 jaar in Thailand – probeer dat maar eens na te doen. Nederland was ooit het paradijs, maar het raakte in verval. Dus ging ik op zoek naar een nieuw paradijs en vond Siam. Of was het andersom en vond Siam mij? Hoe dan ook, we waren elkaar goed gezind.
De ICT zorgde voor een regelmatig inkomen, iets wat jullie ‘werk’ noemen, maar voor mij was het vooral een tijdverdrijf. Schrijven, dat is de echte hobby. Voor Thailandblog pak ik die oude liefde weer op, want na 15 jaar zwoegen verdienen jullie wel wat leesvoer.
Ik begon op Phuket, verhuisde naar Ubon Ratchathani, en na een tussenstop in Pattaya woon ik nu ergens in het noorden, midden in de natuur. Rust roest niet, zeg ik altijd, en dat blijkt te kloppen. Hier, omgeven door het groen, lijkt de tijd stil te staan, maar dat doet het leven gelukkig niet.
Eten, vooral veel – dat is mijn passie. En wat maakt een avond compleet? Een goed glas whisky en een sigaar. Dan heb je het wel zo’n beetje, vind ik. Proost!
Foto’s, daar doe ik niet aan. Ik sta er altijd lelijk op, terwijl ik toch weet dat Brad Pitt erbij verbleekt. Het zal wel aan de fotograaf liggen, denk ik dan maar.
Lees hier de laatste artikelen
- Cultuur21 december 2024‘Een liefde sterker is dan elke uitdaging’
- Cultuur19 december 2024‘Van droom naar realiteit’
- Cultuur17 december 2024‘Harde woorden over liefde, macht en geld’
- Cultuur15 december 2024‘De adem van de Chao Phraya’
Farang Kee Nok ,
zoals al je stukjes die hier op het blog komen prachtig geschreven alsof we erbij zitten op hun bankje , en waar ligt de grens tussen melancholie en bittere realiteit ? Maar als ik het goed heb gevolgd dit jaar was er véél moesson en te lang dat feitelijk hetzelfde resultaat levert voor arme boeren geen goede oogst ,heb een schoonbroer die lening op zijn vorig maiszaad en bemesting (Chanthaburi) nog niet afbetaald had enzo in het spiraal van schuld blijft draaien, en nooit aan iemand (mij) geld gevraagd zijn fierheid… steeds kalm en zijn zorgen erbij nemen ooit komt het beter .
Betaal de lening van de schoonbroer af bij de bank als je kunr,en je schoonbroer en zijn families zal je eeuwig dankbaar zijn.
Zelf heb ik 3 miljoen baht betaald voor schulden van families in 10 jaar tijd met zelf een mating inkomen .resultant in de toekomst zijn een slaapplaats en eten en drinken gegarandeert daar ikzelf voor aow slechts een Paar honderd eur zal krijgen maar op deze manger toch eenvoudig kan leven met mijn vrouw in huis op palen van thaise familie
@ Piet,
dat wil hij niet, wat we wel hebben gedaan is zijn twee zonen gesponserd voor hun opleiding een aan de politieschool en ander computerstudies was jaren geleden en zijn kinderen ondersteunen hem met maandelijkse bijdragen, trouwens de famillie van mijn vrouw heeft 12 kinderen en nu ik het er toch over heb, de eerste sponsering was voor de dochter van haar grote broer (bijna 20 jaar geleden) die woonden in een hut met een dekzeil op de aangestampte aarde heb er zelf op geslapen een nacht , hij zelf was verantwoordelijk voor onderhoud /concierge in de school waar hij dus naast woonde op een eigen gekochte rai en zo goed ik het me herriner is er nooit een van zijn (5) kinderen iets te kort gekomen, de fierheid van een Thai die waardigheid stel ik nooit in vraag wat het innerlijk met hun doet is dan weer een ander verhaal,
‘n lief verhaal met wat melancholiek erin.
Ik woon, halfjaarlijks, in Isan en op m’n fietstouren zie ik vaak dit soort taferelen.
Nu kan ik de problematiek erbij fantaseren.
Bedankt voor het delen.
Beste vogelpoepje, altijd mooi een verhaal waar geen witneus een rol in heeft. Geen oordeel, gewoon een beschrijving van hoe het soms gaat in de maatschappij.