Dit verhaal gaat over de wens van veel Thaise studenten om in de periode na 1960, bekend als het ‘Amerikaanse Tijdvak’, verder te studeren in met name de Verenigde Staten. Jaarlijks betrof dat tot wel zo’n 6.000 Thaise studenten. Bij terugkeer in Thailand waren ze vaak in veel opzichten veranderd, hadden ze een andere kijk op de Thaise samenleving verkregen, maar ook de kans op een goede baan vergroot. Maar hoe bereid je jezelf op zo’n grote stap? Hoe regel je alle nodige documenten? En moet je eigenlijk wel gaan?
Dit korte verhaal uit 1974 vertelt daar met veel ironie en humor over.
Michigan Test
Het begon allemaal toen mijn oudere broer mij vroeg om ook naar Amerika te komen. Hij en zijn vriendin waren al ruim een jaar geleden naar Californië vertrokken. Hij stuurde me een I-20 formulier van een of andere taalschool in de Verenigde Staten en vroeg mij om verder de zaken aan mijn kant in orde te brengen. Die I-20 was om te bewijzen dat de school die het uitgaf bereid was mij als student te aanvaarden als ik daar zou arriveren. Ik had dat formulier nodig om op de Amerikaanse ambassade een visum aan te vragen.
Ik wist niet zo goed wat ik van het plan om naar het buitenland te vertrekken moest denken. Mijn Engels was compleet ingekakt. Ik kon alleen maar “I-I, you-you, blah-blah, boo-boo” uitbrengen. Maar mijn oudere broer zei: “Kom nu maar toch gewoon. Kom de taal leren en doe hier vervolgens de TOEFL toets” (noot 1). Nou, wat dat TOEFL gedoe betreft: honderden doen die toets maar je ziet maar weinig mensen slagen. Er was echt geen enkele kans dat ik voor de toets zou slagen als die hier in Thailand zou afleggen.
Ja, ik wilde eigenlijk best wel gaan. Dan zou ik met eigen ogen kunnen zien of wat ik in de bioscoopfilms had gezien met de werkelijkheid overeenkwam. Daar in Amerika zou ik misschien wel kunnen slagen voor de TOEFL toets. Je moet risico’s nemen, een kans met beide handen aanpakken dat doe ik heel mijn leven al. En al zouden ze me in Amerika terug naar huis sturen, zou dat echt geen probleem zijn.
Maar de procedures om een visum voor Amerika aan te vragen was zeer verwarrend. Ik noteerde wat ik allemaal moest regelen: 1. Een paspoort 2. Een brief van een financiële garantsteller 3. Een brief van de bank over de financiële status van de garantsteller 4. De I-20 5. Pasfoto’s 6. Mijn afschrift. De laatste vijf punten waren geen probleem, maar het gedoe om een paspoort te verkrijgen maakte mij bij voorbaat al moe.
Toen ik aanvraagformulier voor een paspoort had ingevuld wist ik zeker dat ik niets had gemist. Ik nam voor mijn afspraak bij Buitenlandse Zaken twee kopieën van mijn woonregistratie én die van mijn garantsteller mee, foto’s, mijn identiteitsbewijs, mijn dienstplicht registratiekaart en de I-20. Maar toen ik alles aanbood bij loket 4 van de afdeling paspoorten zei de ambtenaar, een knappe man met een snorretje, na de documenten te hebben gecontroleerd het volgende:
“Kan ik het vreemdelingendocument van uw vader krijgen?”
“Oei, heb ik dat ook nodig? Dat stond nergens vermeld.”
“Het is een nieuwe regel, pas voorgeschreven. Uw vader had de Chinese nationaliteit.”
“Maar mijn vader is al overleden” wierp ik tegen.
“Dan kunt u zijn overlijdenscertificaat gebruiken. Heeft u die?”
“Oh-oh, mijn vader is al 11 jaar dood! Waar kan ik die krijgen?”
“In dat geval moet u een kopie zien te bemachtigen van uw vaders woonregistratie die laat zien dat uw vader daar is overleden.”
En met die mededeling werd ik het kantoor uitgestuurd. Wat is dat nu voor een onzinnige regel? Ik ben 27 jaar oud! Moet ik dan werkelijk afhankelijk zijn van mijn arme, oude vadertje? Als ik nu nog maar 14 of 15 jaar oud zou zijn, minderjarig dus, dan zou het enige nut hebben gehad. Ik had echter geen keuze. Ik verliet mijn werk en ging naar onze oude woonplaats in het Ban Pla Ma district te Suphanburi en vroeg daar om een kopie van de woonregistratie. Maar het werd er nog leuker op toen bleek dat volgens het registratiesysteem van het district mijn vader helemaal niet dood was. Waarschijnlijk heeft mijn oudere broer het overlijden nooit aangemeld. Oh vader, had je niet elf en een half jaar later dood kunnen gaan? Dan had ik al deze problemen niet gehad.
Ik was de halve dag bezig met het in regelen van dat mijn vader toch echt hartstikke dood was. Ik moest naar het politiebureau en daar de vader zijn status in het vreemdelingenregister opvragen.
Na een lange zoektocht door de dienstdoende ambtenaar, en ik al lichtelijk in paniek raakte, bleek dat mijn vaders overlijden wél was vastgelegd in de vreemdelingen registratie. Mijn oudere broer had het overlijden dus wel op het politiebureau gemeld, maar niet bij het districtskantoor.
Die goeie beambte op het politiebureau liet het soort welwillendheid zien dat een klap op het hoofd rechtvaardigt door te zeggen: “U moet naar Bureau 3 van het C.I.D. gaan (noot 2). Daar hebben ze toegang tot de registratie van uw vader, zijn overlijden en het vreemdelingenregister. We hebben namelijk alle documenten daarnaar toe gestuurd, weet u.” Ik bedankte hem maar zei dat daar geen tijd in ging stoppen. Als ik nu weer terug naar Bangkok zou moeten gaan om daar nog een of ander kantoor te bezoeken dan zou ik die hele buitenlandse reis er lekker bij laten zitten.
Uiteindelijk kon ik die dag de bevestiging van vader zijn overlijden bemachtigen en de volgende dag overhandigde ik alle documenten aan de beambte op het paspoortbureau. Na die paperassen ontvangen te hebben stuurde hij me voor een interview door naar de politie. Een boezemvriendin van mij, genaamd Mae Tung Ning (noot 3) nam ik mee als financiële garantiesteller. Ik vertelde haar dat zij alle gewenste leugens mocht vertellen, zolang ik, maar toestemming zou verkrijgen van de politie voor mijn buitenlandse reis. Mae Tung Ning volbracht haar taak perfect. Vier dagen later kreeg ik de brief met het akkoord van de politie en deze kon ik mijn paspoort verkrijgen.
Al mijn documenten waren nu in orde om het visum aan te vragen bij de Amerikaanse ambassade. Ik was niet echt hoopvol, iedereen met enige ervaring op dit gebied wisten me te vertellen dat mijn kansen heel klein waren. Mijn I-20 kwam van een obscure taalschool in plaats van een volwaardige universiteit. Maar ik liet mij hierdoor niet stoppen, of ik nu wel of geen visum zou krijgen deed er niet zo toe, zolang ik mijn broer kon vertellen: “Sorry, ik heb het geprobeerd”
Toen ik om ‘s morgens om tien over acht bij de Amerikaanse ambassade aan de Radio Weg aankwam waren daar al zo’n honderd wachtenden. Ik maakte rechtsomkeert en ging maar naar mijn werk. Met zoveel kudde mensen was het toch een zinloze zaak. De volgende morgen ging ik opnieuw, nu om half acht, een half uur voordat de ambassade open ging. Toen ik binnen stapte stond er echter al een rij van wel 30 personen. Ik ging niet achteraan in de rij staan, wachtend als alle anderen, omdat ik heel goed wist wat de mentaliteit van Thais is in dit soort situaties. Op het moment dat de deur open gaat, stormt iedereen naar binnen zonder rekening te houden met de rij wachtenden.
En inderdaad, toen de deuren om acht uur opende, persten een grote kudde mensen zich door de opening van wel twee meter breed. Ik volgde hen naar binnen. Bij de balie was het dringen geblazen. Er was maar een enkele ambtenaar die alles moest regelen: hij controleerde de documenten, nam de honderd baht vergoeding aan als de documenten compleet waren en gaf een genummerd bonnetje af als bewijs. De aanvrager kon vervolgens bij een toekenning zijn paspoort met visum stempel ophalen en kreeg een deel van de honderd baht terug. Bij een afwijzing van de aanvraag kreeg hij zijn ongestempelde paspoort terug samen met de honderd baht.
Door puur geluk was ik de laatste persoon van wie de aanvraag werd aangenomen, ik kreeg bonnetje nummer honderd. Dat zou nog wel even gaan duren, dus ik verliet de ambassade en kwam om kwart voor twaalf terug. Een kwartier later hoorde ik mijn naam geroepen worden. De ambtenaar vertelde me dat ik ‘s middags terug moet komen om te horen of mijn visumaanvraag was ingewilligd. Ik ging de volgende middag pas terug. En ja hoor, precies zoals ik al had verwacht: geen visum! Ik kreeg mijn paspoort terug en de ambtenaar zei: “We houden de documenten hier vast terwijl u de papieren regelt die op dit instructiedocument staan”. Hij wees op een briefje in mijn paspoort waarop stond: “Ga naar USIS in Zuid Sathon! Zij zullen u informeren over wat te doen.”
Ik verspilde geen minuut. Ik nam meteen een tuk-tuk naar het USIS-gebouw. De Thaise beambte daar leek bijzonder aardig, misschien was het haar vriendelijke stem. Ook daar was een menigte mensen met hetzelfde probleem als ik en we kregen het volgende simpele advies: doe de Michigan Test op het American Universities Alumni te Bangkok. Dat was de eerste keer in mijn leven dat ik hoorde van deze toets. Zou ik dat nu wel doen? Ach ja, waarom niet? Volgens de nieuwe regels van de Amerikaanse ambassade moest iedereen die toets ondergaan, uitzondert zij die een reeds geslaagd waren voor de TOEFL toets. Ik betaalde 50 baht voor het examen de volgende week.
Ik ben er vrij zeker van dat ik toch niet zou slagen. Mae Jumjim , en vriend van mij op het kantoor adviseerde mij het volgende:
“Je moet Ganesha (noot 4) om hulp vragen. Je bent tenslotte zijn student! “
“En heeft Ganesha dan ooit Engels gestudeerd?” antwoordde ik lichtelijk geïrriteerd.
“Waarom probeer je dan niet Brahma (noot 5)? Een heleboel farangs gaan daar langs, dus zijn Engels zou best weleens goed kunnen zijn!” merkte Mae Jumjim’s sarcastische op. “Oy!”, zuchtte ik. “Hij staat daar, al weet ik niet hoeveel jaren met alle vier zijn vier armen in de lucht omhoog en hij kan ze nog steeds niet bewegen. Hoe kan hij mij in ‘s hemelsnaam dan helpen?!”
Ondanks dat Mae Jumjim teleurgesteld was in mijn reactie, gaf ze mij de volgende dag toch een vuistdik Engels leerboek en zei: “Ik heb dit speciaal voor jou gekocht, leg je hoofd er maar op te rusten wanneer je gaat slapen.”
Op maandagmorgen sleepte in me, vermoeid na het drinken van teveel bier in Patpong, uit bed om het examen te gaan doen. Bij de ingang van de zaal werden mijn papieren onderzocht en ik bereidde me voor op het examen. Toen ik naar binnen ging bleken de helft van de minstens 200 stoelen al bezet te zijn. Een zwarte vrouw gebaarde me om plaats te nemen, terwijl achter mij meer kandidaten binnen kwamen. In de zaal was het, op de voetstappen van de farang examinatoren na, stil. De spanning en zenuwen van de kandidaten hing in de lucht. Ik voelde mezelf omringd door wilde beesten die kwaadaardig naar me staarden. Een gevoel van verstikkend ongemak overviel me. Het was niet zo dat ik nog nooit zo’n strijdtoneel had betreden, maar deze keer was het anders: het was een Engels examen waar ik helemaal niet goed in was. “Waarom ben ik hier gekomen voor dit examen?” vroeg ik mezelf stompzinnig genoeg af. Ik moest werkelijk erg dom zijn geweest, want ik wist geen antwoord op mijn eigen vraag. Was het wel dat ik zo graag naar het buitenland wilde?
De zwarte dame deelde de potloden uit, terwijl een mannelijk farang de examens uitdeelden. Vervolgens stapte een andere farang naar de mi-cro-foon (vervloekt dit woord! Ik wil liever een Thais woord gebruiken heb geen idee wat dat zou zijn). Hij sprak in een taal waar ik niets van begreep, maar ik veronderstelde dat hij de manier uitlegde waarop de vragen moesten worden beantwoord. Ik luisterde verder niet, want ik kon het toch niet volgen. Ik voelde alsof mijn lichaam op ontploffen stond. Ik besloot mezelf toestemming te geven om alles te doen wat noodzakelijk was uit deze weerzinwekkende situatie te ontsnappen.
Het geritsel van papier vulde de zaal. Iedereen was druk bezig maar ik zat daar niets te doen. Langzaam bladerde ik door de vragen, mt mijn beroerde Engels kon er niks van maken. Op dat moment nam ik de beslissing: mijn mooie, grote en vruchtbare Thailand was was een veel betere plaats om te verblijven dan Amerika. “Waarom zou ik dan hier dat examen komen doen?” Ik dacht dat ik in mijzelf aan het praten was maar, per ongeluk of misschien opzettelijk, klonk mijn stem luid door de gespannen en stille zaal. “Je moet je realiseren wat het gevolg is van dit alles.” Iedereen draaide zich om en staarde naar me. Niets kon mij nu meer tegenhouden. Ik sprong overeind en schoof mijn tafel met een knal van mij af.
“Iedereen hier wil een slaaf worden van het Amerikaanse imperialisme!” Ik probeerde het soort van uitdrukkingen naar boven te halen die de nieuwe generatie schrijvers gebruikten. “Jullie zijn er verantwoordelijk voor dat die verrotte Amerikaanse normen en waarden in onze maatschappij worden gebracht en zo de klasse verschillen alleen maar groter worden! Jullie gaan naar Amerika om een achterlijke cultuur mee terug te nemen naar Thailand! Waarom gaan jullie allemaal naar Amerika? Is er echt geen plek in Thailand om te studeren? Of verspillen jullie geld voor de lol? Of zoeken jullie naar goud? Of komen jullie terug als academische diplomaten? Het is gewoon een zootje leugens. De waarheid is dat jullie niet genoeg verstand hebben om hier in Thailand een goed leven te leiden. Daarom willen jullie een vleugje sneeuw vastgrijpen en bij terugkomst opscheppen alsof jullie tot een andere klasse behoren. Is dat niet zo?”
Niemand gaf antwoord. Een meisje naast me keek naar me en leek bijna in tranen uit te barsten. Een paar farangs staken de koppen bij elkaar, waarschijnlijk om te zien hoe ze zich van mij konden ontdoen. Ik begreep niet helemaal waarom ze mij er nog niet hadden uitgegooid. Misschien dachten ze dat ik gek was. Het was nog steeds stil in de zaal dat gaf me de gelegenheid mijn toespraak voort te zetten. “Jullie zijn allemaal dromers, allemaal! Al die films die jullie zagen maakten dat jullie naar het buitenland willen. Jullie sprongen door allerlei hoepels en nu willen jullie een examen afleggen in een taal die niet jullie moedertong is. Hoe kunnen jullie nou zo debiel zijn, hé?”
Een zachte, weifelende stem kwam uit een hoek in het auditorium: “En wat doe jij hier dan? Je doet toch ook het examen omdat je naar het buitenland wilt gaan, ja toch?” Ik draaide me om in de richting van de stem. Iedereen ontweek mijn blik, misschien omdat ze dachten dat ik gek geworden was. “Waarom deed ik het examen?” Mijn stem galmde door de zaal. “Ik kwam hier om jullie op je donder te geven” Ik voelde me vrij rustig. Wat verder dan ook, als het op een handgemeen uit leek e gaan lopen zou ik meteen benen maken.
Een van de farang mannen wandelde wat bangelijk naar me toe. Ik wilde hem vertellen dat ik kon kickboksen, maar ik wist niet hoe ik dat moest doen in de farang taal. Daarom nam ik een bokshouding aan, misschien te snel, want hij keek nogal angstig en gooide een tafel om toen hij zich terugtrok. De zaal barstte uit in tumult en ik werd zelf ook bang. Ik vreesde dat ze me met z’n allen zouden gaan lynchen, omdat ik ze allemaal had uitgejouwd. Toen de farang viel begonnen de meisjes te gillen en de jongens sprongen op. Ik rende naar de deur waardoor de chaos nog meer toenam om en nog meer tafels sneuvelden. Er was een oorverdovend geschreeuw en geknal. Happend naar adem rende ik het gebouw uit, sprong in een passerende taxi en vertelde de chauffeur gewoon door te blijven rijden. Een glimlach overkwam mij en ik voelde een geweldige voldoening over wat ik net had gedaan, ook al had ik van tevoren nooit verwacht dat dit zo zou lopen.
Misschien moet ik mijn broer, maar schrijven dat ik voor eens en altijd het voornemen om hem in Amerika te vergezellen heb opgegeven.
Noten:
1 TOEFL – Test of English as a Foreign Language.
2 C.I.D. – Central Intelligence Division, onderdeel van het politieapparaat.
3 Mae, met dalende toon, betekent ‘moeder’ maar is ook een titel: ‘Gewaardeerde, Dierbare, Geëerde”
4 Ganesha is een hindoegod met een olifantenhoofd die mensen helpt problemen de baas te worden. Hij staat voor wijsheid en kennis en is tevens de patroon van de Sinlapakorn Universiteit.
5 De hindoegod Brahma, de Schepper van het universum, op de Erawan Schrijn bij de Ratchaprasong kruising in Bangkok.
Auteur Wanit Jarungkit-anan (ณิช จรุงกิจอนันต์) studeerde eerst aan de Sinlapakorn Universiteit. In hetzelfde jaar dat dit verhaal werd gepubliceerd (1974) begon hij een studie aan de California State University in Long Beach waar hij vier jaar later afstudeerde als graficus.
Bron:
Benedict Anderson, In The Mirror, Literature and Politics in Siam in the American Era, 1985
Dank aan Rob V. voor vele verbeteringen.
Over deze blogger
-
Geboren in 1944 in Delfzijl als zoon van een eenvoudige winkelier. Gestudeerd in Groningen en Curaçao. Drie jaar als arts gewerkt in Tanzania, daarna als huisarts in Vlaardingen. Een paar jaar vóór mijn pensioen getrouwd met een Thaise dame, we kregen een zoon die drie talen goed spreekt.
Bijna 20 jaar in Thailand gewoond, eerst in Chiang Kham (provincie Phayao) daarna in Chiang Mai waar ik graag allerhande Thai lastigviel met allerlei vragen. Volgde het Thaise buitenschoolse onderwijs waarna een diploma lagere school en drie jaar middelbare school. Deed veel vrijwilligerswerk. Geïnteresseerd in de Thaise taal, geschiedenis en cultuur. Woon nu alweer 5 jaar in Nederland samen met mijn zoon en vaak met zijn Thaise vriendin.
Lees hier de laatste artikelen
- Opinie30 december 2024Twintig verspilde jaren in de Thaise politiek
- Achtergrond25 december 2024Wat zegt ons DNA? Een paar gevalletjes uit Nederland en Thailand
- Pattaya23 december 2024De donkere kant van Pattaya
- Geschiedenis19 december 2024Op zijn verjaardag in 1995 gaf koning Bhumibol aan dat alle mannen een gratis sterilisatie konden ondergaan
De Waa- (วา) in Wanit is in de tekst weggevallen: วาณิช. Hoe dan ook, is de hoofdpersoon zeer nationalistische, zeer tegen klassenverschillen en de elite of wellicht beide? Of een spontaan ingegeven excuus om het eigen falen te verbloemen? Iets om over na te denken.
Een veelzeggend verhaal over Thailand.
Hoe het toen was en vandaag nog altijd in hoge mate is.
“Administritis in exelsis” en het kenmerkend nationalisme, dat menig farrangs geduld en zenuwen ook wel eens op de proef stelt.
Ja, ik denk dat nationalisme vaak een excuus is om persoonlijk falen te verbloemen, zoals in dit verhaal. Of de hoofdpersoon echt erg nationalistisch is, tegen klassenverschillen en de elite weet ik eigenlijk niet.