Botan, een schrijfster die mijn hart gestolen heeft
‘Op een avond zat ik op mijn slaapkamer met een blocnote op mijn schoot na te denken over wat ik zou gaan schrijven. Ik hoorde mijn vader en moeder in de slaapkamer naast me ruzie maken. Ik noteerde wat ze zeiden; en zo ontstond ‘Brieven uit Thailand’.’
Botan over het ontstaan van haar boek
‘Mijn meest geliefde en geëerde moeder’, zo begint de eerste van de zesennegentig brieven die Tan Suang U vanuit Thailand tussen 1945 en 1967 schrijft aan zijn moeder in China. Tan Suang U is een arme Chinese emigrant die, als zovelen, voorspoed en geluk gaat zoeken in Thailand.
‘Brieven uit Thailand’ is de roman die deze brieven bevat; geschreven door Botan (schrijversnaam voor Soepha Sirisingh, 1945-heden), zelf dochter van een Chinese emigrant en een Chinees/Thaise moeder.
Ze schreef het boek toen ze 21 jaar oud was en in 1969 kreeg het de SEATO prijs voor Thaise literatuur. Het boek is verplichte kost op de Thaise scholen. Ik heb van dit boek meer geleerd over Thailand dan van tien voorlichtingsboeken. Het is één van mijn favoriete boeken en ik raad iedereen, die in Thailand is geïnteresseerd, aan het te lezen.
De hoofdpersoon en schrijver van de brieven is Tan Suang U (Tan is zijn achternaam, zijn sae, zijn Thaise naam gebruikt hij nooit). Hij trouwt op jonge leeftijd met een knap Chinees meisje, krijgt een zoon en ‘helaas’ daarna nog drie dochters en wordt een rijk zakenman in Yaowarat.
Zijn belevenissen laat ik zien aan de hand van enige passages uit het boek en ik hoop dat ze, na een korte uitleg, verder voor zichzelf spreken.
brief 20, 1945, zijn aangenomen vader zegt op zijn slaapkamer tegen Suang U:
‘Ik heb vele tientallen jaren in dit land gewoond, Suang U, en ik heb veel geleerd over mijn eigen mensen door ze te zien ploeteren, en vaak met succes, te midden van mensen van een ander ras. Wat maakt ons zo anders, en hoe komt het dat we dat blijven? Daar heb ik de afgelopen weken veel over nagedacht.
Als je luistert naar Thais wanneer ze over Chinezen spreken, zou je denken dat we allemaal uit hetzelfde dorp komen, dezelfde vader en moeder hebben, en dat we allemaal hetzelfde denken en doen. Duizenden rijstkorrels in een mand gegooid.Toch kan ik wel begrijpen waarom ze dat denken. We zijn vreemdelingen hier………..’
Hij sloot zijn ogen weer, gaapte en zei: ‘Ga naar beneden en praat wat met je schoonmoeder… en laat mij maar verder gaan met sterven.’
brief 29, 1947, Chinese vrouwen behoren een broek te dragen; gesprek tussen Suang U’s schoonmoeder en zijn schoonzusje, Ang Bui
‘Zie je nou? Ze doet precies wat ze wil. Lippenstift, op haar wenkbrauwen schrijven – ze draagt zelfs een farang rok als ze gaat winkelen met haar vriendinnen. Als haar vader haar kon zien….’ Ze sloeg haar ogen naar het plafond. ‘Als ze nou maar wilde trouwen…haar arme vader heeft haar op haar sterfbed nog gesmeekt….’
Ang Bui sprong op haar stoel, haar ogen schitterend van kwaadheid. ’U denkt dat geluk voor een vrouw maar uit één ding kan bestaan: het huwelijk, een man. Nou dat is niet zo, voor mij niet in ieder geval. Ik heb er geen behoefte aan. Hebt U weleens bedacht dat een vrouw getrouwd kan zijn en toch ongelukkig? Kijk eens om u heen!’
brief 33, 1949, overpeinzing van Suang U
….Er is een Thais gezegde dat ‘pratende Chinezen klinken als ruzie makende Thais’. Ik heb me vast voorgenomen dat vooroordeel nooit te bevestigen…….Het idee dat alle Chinezen luidruchtig en grof zijn is net zo onwaar als het idee dat Thais altijd glimlachen. Als je onder Thais woont weet je dat dat niet zo is. Er bestaan ook sombere, pruilende Thais, meer dan genoeg…….De beroemde Thaise glimlach is slechts glazuur op de taart; hoe de taart zelf is weten alleen degenen die hem geproefd hebben.
De grootste bewonderaars van Thailand zijn de mensen, meestal buitenlanders, die er geen idee van hebben hoe het leven hier werkelijk is. Ze knikken wijs en zeggen dat de Thais ‘echte levenskunstenaars zijn’ en ‘de waarde van een rustig leven kennen’. Ze kunnen niet vermoeden tot wat voor uitersten van luiheid en onverantwoordelijkheid deze gedachtengang leidt, of hoe groot de minachting is voor orde en beschaafd gedrag.
brief 36, 1952, Suang U, zijn vrouw Mui Eng en hun zoon Weng Kim
‘Khráp, khun Phô!
‘Wat betekent dat ‘khráp? (Ik wist het wel).
‘O, pardon!’ Hij giechelde zenuwachtig.
‘Besef je wel, Weng Kim, dat je een Chinees bent?’
‘Ja, papa; maar waarom staat er dan op mijn geboortebewijs dat ik een Thai ben? Dat heb ik gezien.’
‘Omdat je in Thailand geboren bent. Daarom ben je een Thais staatsburger, net als mama; maar je blijft een Chinees, net zo goed als mama een Chinees is. Begrijp je dat?’
Hij knikte afwezig en ik hoorde hem geen Thais meer spreken.
Een paar weken later zei Mui Eng ‘Weet je dat Weng Kim Thais praat op de fabriek?’
brief 49, 1954, een twistgesprek tussen Suang U’s zoon, Weng Kim, en een arbeidster in hun fabriek
‘Jij onhandig kind!’ zei hij scherp.’Nu heb je het snoep helemaal vies gemaakt. Weet je wel wat dat kost!’
‘Hoe durf je op die manier tegen me te spreken!’ zei ze bits terug.
‘Nou, ik kan tegen je zeggen wat ik wil. Jij bent maar een gewone arbeidster hier en mijn vader is de baas over iedereen hier. Ik zal zorgen dat hij je ontslaat!’
‘Zo, dus hij is de baas, hè? Waarom moest hij dan uit zijn eigen land weg, jij stomme jek?* Dit is mijn land en niet het jouwe. Je komt hier, huurt een stuk land en denkt dat je heel wat bent….jek!’
‘Ze mag je me niet noemen! krijste Weng Kim hysterisch. ‘En als je het niet bevalt voor een jek te werken, dan verdwijn je maar! Vooruit, VERDWIJN!!’
‘Ga terug naar China!’ zei het meisje op een harde en bittere toon, ‘dan kun je koeiestront eten net als vroeger!’
*jek, scheldnaam voor een Chinees. Het meisje mag blijven, Suang U overpeinst wat later:
Ik probeer het voorval te vergeten. Maar ik kan de lelijke woorden van het meisje maar niet uit mijn hoofd krijgen. Haar grote, zwarte ogen zijn al zo oud en moe; ik heb met haar te doen! Ze is jaloers op het makkelijke leven dat mijn kinderen hebben, de mooie jurkjes die onze meisjes dragen, het goede eten dat ze krijgen…….Werden maar meer arme Thais zo razend! Maar de meesten leven met de dag, zonder eerzucht of belangstelling, behalve voor genoeg eten en een slaapplaats.
brief 55, 1956, gesprek tussen Suang U, die een Thaise dokter aanbeveelt, en zijn schoonzus Ang Bui
‘Jij die een Thai aanbeveelt?’ Haar gezicht ontspant zich weer tot de bekende, ondeugende grijns. ‘Dit is de eerste keer van mijn leven dat ik je iets goeds over een Thai hoor zeggen.’………..Ang Bui glimlachte weer. ‘Nou, nou, je hebt vandaag op één dag een Thai geprezen en een Chinees bekritiseerd. Thailand maakt je nog weleens mild!’
brief 65, 1960, Suang U wilde dat al zijn kinderen na de derde klas lagere school gingen werken. Meng Ju is zijn jongste dochter.
Meng Ju heeft geweigerd van school te gaan. Haar twee oudere zusters hebben er geen van beiden herrie om gemaakt maar deze duivelse meid is anders…..Een uur later keek ik uit het raam en zag ik haar de straat uitlopen met haar koffertje onder de ene arm en een stapel boeken onder de andere………
Zijn schoonzuster Ang Bui komt het geval bespreken.
‘….Het ellendige is dat als je haar de kans niet geeft, ze verbitterd zal worden als ze ouder wordt..Dat…dat kan je niet laten gebeuren, Suang U!
‘Hoe durf je hier te komen zeggen dat je dit niet kunt laten gebeuren!’ schreeuwde ik.
‘Laat me uitpraten!’ hernam Ang Bui….
Meng Ju mag op school blijven.
brief 76, 1963, Suang U’s zoon Weng Kim is er vandoor gegaan met een prostituee, Pahni genaamd
Ouders houden van hun kinderen en zijn bezorgd voor ze; dat is onze grootste zwakte en hun grootste wapen. Kortom, ik heb het meisje Pahni in ons huis opgenomen om mijn zoon niet te verliezen…….Ik vind dat de Thaise samenleving niet eerlijk is tegenover vrouwen als Pahni, want als ze proberen uit het leven te gaan, blijkt dat onmogelijk te zijn. Ze worden juist door de mensen die het felst tegen prostitutie zijn, gedwongen weer de straat op te gaan of anders te verhongeren.
brief 80, 1965, zijn zoon Weng Kim praat met zijn vader, Suang U
‘Wat moet ik doen om een goede zoon te zijn, Papa?’ voeg hij met een klein stemmetje. ‘Ik ben zo in de war…… Toen ik klein was, leek de school altijd een andere wereld; de Thaise school bedoel ik, als een andere planeet of zo. Hier spreken we Chinees en u verwachtte dat we ons gedroegen als kinderen uit de plaats waar u bent opgegroeid….Po Leng?….
Papa, u denkt toch dat ik Thais spreek als een Thai? Nou, toevallig heb ik een accent. Ze lachen me uit, net als de kinderen op school, alleen de kinderen doen het recht in je gezicht en niet achter je rug…maar dat is misschien niet het ergst, maar het betekent dat je twee of drie verschillende personen moet zijn, snapt u?
Nee, zeg alstublieft niets, nog niet…. Ik gedraag me te veel als een Thai om mijn ouders tevreden te stellen, maar voor een Thai ben ik nog steeds een ….jek…ik ben een jek met een Thaise opleiding. Papa, begrijpt u wat ik probeer uit te leggen?’
Hoe kon ik antwoord geven terwijl mijn keel pijn deed van het ingehouden snikken? Nog nooit had ik mijn zoon zoveel woorden achter elkaar horen zeggen, nooit had ik kunnen vermoeden dat hij in staat was tot zoveel zielepijn. Was het alleen mijn schuld of ook die van de samenleving…?
brief 86,1966, Meng Ju, zijn jongste dochter, praat met haar vader Suang U over haar verhouding met haar Thaise verloofde, Winyu
‘Dus je bent van plan hiermee door te gaan…..Denk je dat je hem goed genoeg kent?’
‘Dat betwijfel ik. Ik ken mezelf ook niet zo goed; en u ken ik bijna helemaal niet, terwijl ik toch mijn hele leven al bij u woon’………
Even later, over Thais en Chinees zijn
……‘Papa, zou u willen dat Thailand zo was als Amerika, waar de rassen elkaar haten en hun toevlucht nemen in rellen schoppen en elkaar beschieten? Trots zijn op je ras is alleen maar een excuus voor jaloezie en haat, en dit land lijdt aan diezelfde ziekte; alleen zijn de symptomen wat minder duidelijk.
In Bangkok kijkt men neer op mensen van het platteland en mensen uit het noordoosten worden door iedereen met minachting bekeken; ze zeggen dat het geen ’echte Thais’ zijn maar Laotianen. Wij Chinezen zijn niet de enige minderheid, hoor. Je hebt de moslims, de Vietnamezen, de mensen uit India, de bergstammen…..als we niet beginnen wat beter met elkaar om te gaan, zitten we allemaal in de moeilijkheden.’
brief 95, 1967, Suang U over zijn Thaise schoonzoon, Winyu
Het is verbijsterend om Winyu in zijn eigen huis gade te slaan, hij doet niets dan werken! En hij is voortdurend omringd door bergen papier en boeken, van hemzelf en van zijn leerlingen.
‘Ik blijf me maar verbazen over al dat werk van jou,’ zei ik laatst op een avond tegen hem. ‘Ik heb nog nooit een Thai…..’
‘Nu heb ik er genoeg van!’ riep hij, terwijl hij een harde klap met zijn hand gaf op ‘Een overzicht van het Lager Onderwijs in de provincie’. ‘ U heeft nog nooit een dag op een Thaise boerderij doorgebracht; dat zou u toch eens moeten doen. In plaats van iedere Thai met de arbeiders in uw bakkerij te vergelijken.’
Hij had gelijk en voor het eerst bood ik mijn oprechte verontschuldigingen aan voor mijn ondoordachte uitspraak.
brief 96, 1967, overpeinzing van Suang U in zijn laatste brief
Het afgelopen jaar heb ik twee verbluffende dingen geleerd. Het ene is: dat geld niet de belangrijkste zaak van de wereld is; het andere is: dat wat we geloven niet noodzakelijkerwijs weergeeft wat we zijn……
…..Mijn zoon! Ik heb Weng Kim als klein kind in mijn armen gehouden en in zijn oortje gefluisterd dat geld een eervolle god was, dat handel gelukkig maakte en winst vreugde verschafte…..Wij zijn hier met zoveel Chinezen en toch hebben de Thais gewonnen. Het is trouwens nooit een echte wedstrijd geweest, maar ik hem mezelf wijsgemaakt dat het voor mijn eigen eergevoel was.
Als er een beter mens bestaat dan Winyu Thepyalert moet ik die nog ontmoeten. Ik was altijd van mening dat een goed hart geen geld in het laadje brengt. Voor genegenheid kun je geen rijst kopen, zei ik altijd…….. Als ik me bedenk wat ik van hem vond toen ik kennis met hem maakte, toen ik alleen maar een Thais gezicht zag en een heel stel rare eigenschappen die ik hem in mijn verwaandheid toeschreef–en die geen van alle op hem van toepassing zijn– ja, dan schaam ik me! Een hekel aan iemand hebben terwijl je hem niet eens kent, dat is iets waar je je voor moet schamen, maar andermans rijst eten is dat niet…..’
‘Ik wilde slagen, in de betekenis die ik er vroeger aan hechtte. Maar ik ben er niet in geslaagd andere mensen gelukkig te maken want ik was opvliegend en traag van begrip…’
Botan, Letters from Thailand, Silkworm Books, 2002
Botan, Brieven uit Thailand, NOVIB, Den Haag, 1986, nog steeds verkrijgbaar via het internet, bol.com.
โบตั๋น, จดหมายจากเมืองไทย, ๒๕๑๑
Over deze blogger
-
Geboren in 1944 in Delfzijl als zoon van een eenvoudige winkelier. Gestudeerd in Groningen en Curaçao. Drie jaar als arts gewerkt in Tanzania, daarna als huisarts in Vlaardingen. Een paar jaar vóór mijn pensioen getrouwd met een Thaise dame, we kregen een zoon die drie talen goed spreekt.
Bijna 20 jaar in Thailand gewoond, eerst in Chiang Kham (provincie Phayao) daarna in Chiang Mai waar ik graag allerhande Thai lastigviel met allerlei vragen. Volgde het Thaise buitenschoolse onderwijs waarna een diploma lagere school en drie jaar middelbare school. Deed veel vrijwilligerswerk. Geïnteresseerd in de Thaise taal, geschiedenis en cultuur. Woon nu alweer 5 jaar in Nederland samen met mijn zoon en vaak met zijn Thaise vriendin.
Lees hier de laatste artikelen
- Cultuur17 november 2024Schemering op de waterweg
- Lezersvraag4 november 2024Uw mening over integreren in de Thaise samenleving
- Opinie30 oktober 2024Hervorming van het monnikendom of anders komen er steeds nieuwe schandalen
- Maatschappij28 oktober 2024Straffeloosheid na de Tak Bai massamoord op 25 oktober 2004
inderdaad een prachtig boek waar iedereen veel van kan opsteken 🙂
Het boek is in Thailand toch ook omstreden. Logisch! Er komen passages in voor waarin de Thais verkwisters worden genoemd. (Hoe komt ze daar nu toch op?) Een Chinees spaart zijn verdiende geld op, een Thai gooit het gelijk over de balk! (zoiets ongeveer. lang geleden dat ik het boek heb gelezen) Is mij trouwens nog nooit opgevallen! Thais zijn geboren spaarders! Dit is nog maar 1 voorbeeld uit het boek. Thais zijn nogal gevoelig voor dit soort kritiek. Gevoelig voor alle kritiek?
Het is een prachtig boek. En beschrijft de Thaise samenleving vanaf de periode 1950 – 1970 vanuit de ogen van een Chinees, die hoopt in Thailand een bestaan op te bouwen. Wat hem uiteindelijk ook lukt. Door: ook onder meer te sparen, wat hij de Thai over het algemeen niet zag doen…
Die observatie heb ik nu anno 2016 en al jaren eerder ook gedaan… veel Thai zijn in ieder geval geen geboren spaarders….en uitzondering bevestigen de regel..misschien moet slagerij van Kampen zich bij haar leest houden..?
Ton
Wat een nare opmerking die u maakt in u laatste regel.
Die totaal tegenstrijdig is met wat u daarvoor zegt.
U schijnt het boek gelezen te hebben want volgens u is het een prachtig boek.
Maar heeft u het wel gelezen?
Uit de verhalen blijkt duidelijk dat het niet zo makkelijk was om iemand in zijn waarde te laten.
En daarbij alle oordelen en vooroordelen een plaats te geven.
Ik zou toch denken dat u zou handelen naar wat u gelezen hebt en nog wel in een andere cultuur.
Maar in uw laatste regel heeft u u oordeel al klaar.
En daar gaat u de mist in u heeft het misschien wel gelezen maar er niets van begrepen.
Jammer.
mvrgr.
Pjoter
Het is zeker een leuk geschreven verhaal over een immigrant die flink moeite heeft om te integreren in Thailand. Deze hardwerkende Chinees weet met moeite een bedrijfje uit de grond te stampen maar vind het maar lastig en moeilijk dat zijn dochters die Thaise gedragingen overnemen en het Chinees zijn verloochenen. De conservatieve hoofdpersoon bedoeld het goed maar blijft zich verbazen en frustreren. Juist omdat het zo’n 100 brieven aan zijn moedertje in China zijn, is het verhaal zeer persoonlijk en kon ik goed meeleven met de uitdagingen die deze man op zijn pad tegen kwam.
In de Thaise editie zijn het precies 100 brieven, maar in het Engels zijn een paar brieven geschrapt, samengevoegd en is deels de volgorde van de brieven aangepast. De Engelse editie is waar later de Nederlandse vertaling op geschreven is. Maar welke editie je ook leest, zeker een aanrader!