Sue
Soms, heel soms, word ik wakker van het kinderkoor van de school achter het bos. Het gezang klinkt opgeruimd en lijkt eigenaardig sterk op opgeruimde marsliederen die onze Oosterburen ooit zongen. Of er echt gezongen wordt, is wel de vraag: het klinkt wat te perfect, en dit land staat eerder bekend voor zijn imitaties dan voor origineel werk. Wel speelt het zonlicht doorheen de Venetiaanse blinden, en dat is echt.
Even later klinkt het zware lawaai van een voorbijrijdende Harley. Nu rijdt hij naar beneden, en er klinkt een zompend geluid, alsof hij over houten planken door een moeras moet. Waar dat geluid vandaan komt, weet ik niet, maar ik verdenk mijn fantasie, want er is hier helemaal geen moeras in de omtrek. Tenzij in het regenseizoen, wanneer het eucalyptusbos achter ons huis onder water staat.
Ik sla mijn ogen op en bedenk dat zelfs Trump en de eeuwig zurige burgemeester van Antwerpen mijn dag niet gaan stelen. Er is zelfs goed nieuws! Ik ga trouwen. Ik zou misschien moeten zeggen: ik ga weer trouwen, maar er is iets bijzonders aan deze keer. Hoezo? Waren de andere keren niet bijzonder? Toch wel maar op een andere manier. De laatste keer was in 2002, een half jaar na 11 september in New York, waar ik toen woonde. Met een Tanzaniaanse die ik in Duitsland had leren kennen. Op het gemeentehuis in Kigamboni, Dar Es Salaam, kreeg ik een document in het Engels voor mijn neus geschoven waarop ik moest aanstippen welk soort huwelijk dit was: één-vrouw of meer-vrouw. Ik was even bijna in de verleiding, maar stipte dan braaf de één-vrouw optie aan. Dat was vorige keer.
Geen idee wat ze me hier in Thailand gaan voorschotelen, maar een ding staat vast: het zal een document in het Thai zijn, want andere talen zijn hier alleen bekend in toeristische plekken aan zee en andere verderfsoorden. Meer-vrouw-opties bestaan hier trouwens enkel voor Ahem-ahem, de Onnoembare.
Toch is er iets speciaals aan het volgende huwelijk: Sue is geen vrouw. Daar gaat in het vooruitstrevende Westen natuurlijk geen wenkbrauw voor omhoog. Maar Sue is ook geen man, en nu mag de wenkbrauw wel omhoog. Heel soms vergeet ik dat, wanneer ze met pakken met flessen mineraalwater komt aanzeulen, maar alleen dan.
Sue is ooit een jongen en wellicht ook een jonge man geweest, maar die tijd ken ik alleen van enkele foto’s uit de lagere school. We zijn intussen veertien jaar samen, en voor mij is ze altijd zichzelf geweest, noch man, noch vrouw, maar gewoon Sue. Om duidelijk te zijn: alle sporen van mannelijkheid zijn allang weg. Helemaal weg, en vervangen door vrouwelijke. Voor mijn tijd gebeurd. Ik moet zeggen dat ik niet hoog oploop met de Thaise kennis en kunde, maar hier zijn ze sterk in. Al is de vraag of dit nu bewijst of ze iets origineels kunnen maken of net het omgekeerde: een perfecte kopie.
Ze is ook eerder klein, met kleine voeten (maat 37) en handen, dus als farang zie je haar als een vrouw. Zo zag ik haar ook, toen ik haar in Singapore ontmoette. Inderdaad, we hebben elkaar niet ontmoet via internet of in Pattaya. Zij werkte er in een restaurant in de Golden Mile, en ik werkte er aan een software-implementatie. De Golden Mile is nu dicht, al hoor ik dat ze het gebouw willen sparen wegens zijn architectonische waarde. Het complex was vooral gekend als het centrum waar Thais en Vietnamezen zich kwamen bevoorraden of eten.
Het had, naast een zeer specifieke geur die veel weg had van die van een echte Thaise markt, ook een zekere beruchtheid: je kwam er beter niet te laat op een weekend namiddag, want de Thais in Singapore waren vooral mannen uit Isaan die zich hier kwamen bezuipen na hun werk in de bouw. Er waren regelmatig gevechten, en de Singaporese overheid kreeg genoeg van dat ruw ongeletterd volkje. Al jaren zijn de Thaise bouwarbeiders vervangen door Indiërs en Bangladeshi: die spreken Engels en drinken niet.
Had ik niets door? Ik was pas sinds een zestal maanden in het Oosten, en ik herinner me dat ik de eerste weken alle Aziatische vrouwen jong en mooi vond. Ze had wel een eerder lage stem voor een vrouw, maar de meeste Filipijnsen – Thaise vind je in Singapore omzeggens niet – hadden dan weer een vermoeiend hoge stem.
Ik had een comfortabele employment pass waar ik nog altijd trots op ben, want een Spaanse collega van me werd die geweigerd omdat zijn universiteit niet bekend stond. Maar voor werkvolk uit de omringende landen was er een heel panoplie van soorten contracten, en velen – zoals Sue – waren gewoon met een toeristenvisum binnengekomen om een maand lang goed te verdienen ’in het zwart’. Je kon je toeristenvisum wel een aantal keren verlengen, maar langer dan een maand zwart werken was erg riskant – al hoorde ik dat je in Thailand makkelijk een nieuw paspoort met een nieuwe naam kon krijgen. Destijds werden nog geen vingerafdrukken genomen.
Waarom het veertien jaar geduurd heeft? In Thailand kon het tot voor een paar manden niet. Het had uiteraard in België gekund, al had dat weinig zin, want een buitenlands huwelijk tussen twee mensen van hetzelfde geslacht aanvaardde Thailand niet.
Sue is ook één keer een maand meegekomen naar België, en dat was nogal een tegenvaller: ik had oktober uitgekozen, midden in de herfst, maar van herfst was niets te zien. Het was ijskoud, het sneeuwde en het vroor stenen uit de grond. Over huwen was toen nog geen sprake. Toen ik later de optie van een huwelijk in België opperde, was het antwoord categoriek: nee.
Intussen weet ik allang waarom: er is niet alleen het Belgische weer en het ‘’Belgisch’’ eten dat ik intussen zelf nog met moeite binnenkrijg: bloederige steaks en kleffe frieten, bedankt! Maar Japans, Indonesisch, Maleis, Peranakan, Italiaans, Mexicaans en zelfs wat Thai: laat maar komen! Zelfs een wagyu steakje, en echte mayonaise, heel af en toe.
Er is ook het feit dat Sue een beetje autistisch aangelegd is. Ik ben dat intussen gewend, maar dat heeft wel een tijd geduurd. Een voorbeeld: zij rijdt met de auto, ik niet. Ze heeft nog nooit een ongeval gehad, maar ik moet haar niet vertellen dat we eigenlijk nog hadden moeten stoppen aan de winkel die we net voorbijreden. Dan ontploft ze! Onaangename verrassingen laat je dus beter. Dat is niet zo lastig: je houdt er gewoon rekening mee.
Net als mijn oudste zoon – ze is twee weken ouder – is ze een Stier, met het echte stierenkarakter: hang een rode lap, en ze stormt erop af. Maar geen nood: laat ze even met rust. Binnen de tien minuten is ze het vergeten. Met ouder worden ben ook ik makkelijker geworden, en dat helpt.
Na een paar weken trok ze bij mij in. Ze kookt goed, maar ik ook. Alleen zit ik momenteel in een rolstoel – sinds mijn laatste bezoek aan al te koud België. Het gaat al stukken beter, maar koken laat ik haar.
Ze liep op haar twaalfde van huis weg. ‘Van huis’ is niet echt de correcte uitdrukking: zoals veel Thaise kinderen werd ze ‘opgevoed’ door de grootouders. Haar moeder was ergens aan het werk in een fabriek in Bangkok – werd me verteld – en ze stuurde af en toe wat geld. De vader? Geen idee waar die uithing. Ik weet alleen dat hij een tiental jaar geleden gestorven is in een klooster in Lampang, maar zij heeft nooit een vader gezien.
Die ‘opvoeding’ door de grootouders is helaas traditie en wellicht ook noodzaak in Thailand, en volgens mij een van de redenen waarom uit laaggeschoolde families alleen laaggeschoolde kinderen komen: uit het niets, komt ook niets.
Rond haar twaalfde begon ze te puberen – als meisje – en dat was niet naar de zin van de ‘grootvader’. Ik zet grootvader opzettelijk tussen haakjes, omdat in Thailand niets is wat het lijkt te zijn: families bestaan dikwijls uit vele vaders en moeders, meestal, maar niet uitsluitend, na elkaar in de tijd. Die grootvader zat elke dag met een stok achter haar aan. Dus liep ze weg.
Waarheen? Naar Pattaya. Daar heeft ze Frans en Italiaans leren koken. En in haar eentje – zegt ze – Engels geleerd, al heeft ze een tattoo die verwijst naar Ierland. Ik was wel geschokt toen ik vernam dat haar moeder meteen geld van haar eiste, ook zo’n giftige Thaise traditie: je moet voor je ouders betalen. Dat een kind er niet voor kiest om geboren te worden is hier op het platteland nog niet doorgedrongen. Mijn principe is eerder: voor wat, hoort wat: als je omzeggens geen poot uitsteekt voor de opvoeding van je kinderen, moet je ook niets terugverwachten. Dat principe huldigt haar broer, die al een twaalftal jaar geleden alle banden verbrak. Kan ik het hem kwalijk nemen?
Je veel geluk wensen hoeft niet meer, want dat heb je allang ervaren, naast ruzie en zo natuurlijk.
Ik moest lachen om die woorden over haar karakter. Een van mijn beste vriendinnen is ook geboren in het jaar van de Stier, of Os. Die wil ik niet kwaad maken. Maar verder…… ze woont nu in Alabama. We hebben 2-3 keer per week contact via Line.
Mooi geschreven verhaal trouwens, het leest makkelijk weg.