Rooksignalen van oompje Mango
In den beginne was er voor deze tenderfoot-farang vooral verwondering over alles wat ik aantrof in de Isaan, en eigenlijk nog het meest over wat ik er níét aantrof.
Namelijk luxe.
Het meest moderne wat er destijds te bewonderen viel in het geboortedorp van vrouw Oy, een minuscuul vliegenpoepje op de bonte landkaart van Thailand, was meestal de kleuren-tv, of de glimmende, op afbetaling aangeschafte Honda tweewieler.
Beiden hun best doend elkaar te overtreffen in het produceren van mergsplijtende decibel-niveau’s, zo werd ik al snel gewaar.
(Al dient gezegd dat als ik moest kiezen tussen het gedwongen aanschouwen van hersenverwekende Thaise soaps, of het moeten luisteren naar de blérpijp van een opgevoerde brommer, ik in twee seconden buiten sta met het verzoek het gas nog wat verder open te draaien).
Nog goed in de lak, soms met truttig mandje voorop, en meestal met een nonchalance bereden alsof men gewend was wekelijks dit soort torenhoge uitgaven te doen.
Dat achter deze schone façade vaak een uiterst zwaar en eenvoudig plattelandsleven schuilging, werd me pas duidelijk na enige plaatselijke openbaringen, waaronder de niet te verwaarlozen bijdrage van Loeng ‘Mamuang’.
Een oom van mijn vrouw, al hoogbejaard voor Thaise dorpsbegrippen, bijna tandeloos, en wat gerimpeldheid betreft de gemiddelde hagedis op flinke achterstand zettend.
Door het dorp hobbelend op zijn fossiele brommer met zelfgebakken zijspan, dat ook al betere tijden had gekend.
Zo er al ooit een lening voor afgesloten was, dan was deze waarschijnlijk al in de vroege middeleeuwen terugbetaald, gezien de leeftijd van zowel oom alsook zijn voiture.
Een vriendelijke man, ooit samen met tante dagverblijf-oppas spelend voor vrouw Oy, toentertijd net de luiers ontgroeid, terwijl haar moeder probeerde als huissloofje wat geld te verdienen in het verre Bangkok.
Al kennismakend vernam ik dat oompje zijn leven lang op het land had gewerkt, daarbij flink wat Thaise tegenslag had ontmoet, en verder in zijn jonge jaren met gemak menig tempelier onder tafel dronk.
Nu vanwege zijn slechter wordende gezondheid en daarmee samenhangend medicijngebruik, verplicht lid van de Blauwe Knoop.
Waarbij echtgenote waakzaam gereedstond om bij de geringste terugval de deegroller te hanteren, teneinde het afvallige lid weer in het gareel te krijgen.
Echter, een Thais sjekkie, gedraaid van het plaatselijk verkrijgbare kanthooi, daar ging nog regelmatig de vlam in.
En het was met dit rookgebeuren, dat oompje mij fijntjes om de oren sloeg.
Want op de dag van onze aankomst in het dorp, aan het begin van een wekenlang verblijf, bleek ik eigen rookwaar vergeten te zijn.
De uit Nederland meegesleurde rookstokken lagen namelijk nog knusjes in de koffer, in het niet bepaald op een steenworp afstand gelegen Pattaya. Daar achtergelaten onder de hoede van bevriend hotelpersoneel.
Dit kwam hard aan, want geen groter genot dan het ’s avonds op schoonma’s veranda de brand steken in een geurige Cubaan.
( Liefst langer dan mijn onderarm, en qua dikte enigszins polsontwrichtend.)
Dat dit laatste nog nimmer plaatsvond, heeft zijn oorsprong in zowel mijn financiële draagkracht, alsook het immer wakend oog van vrouw Oy die mijn wekelijkse rooksessies met gezonde argwaan gadeslaat.
Zodoende een enigszins afremmende werking hebbend op mijn gang naar de tabaksboer en de hoeveelheid pegels daar achterlatende.
Zij zou dan ook het liefst, onder het aanheffen van de Boeddhistische versie van psalm 42, mijn prijzige dampertjes het raam uitmikken, en mij terstond aanmelden voor buurtcentrum-bingo en een snelcursus verbeterpunten voor genotsverslaafden.
Deze vakantie-tegenslag aangaande banderol beplakte bagage was dus bepaald geen gedeelde smart wat mijn Thaise wederhelft betrof.
Daarom keek ik er beslist van op toen vrouw Oy die eerste avond een door haarzelf aangeschaft doosje sigaren op tafel zette.
Van Hollandse origine, dus gortdroog, even lang als mijn wijsvinger en bovenal van in mijn ogen inferieure tabak, dus minder dan waardeloos om te roken.
Dat ze de aanwezige schoon en andere familie wél een rokertje gunde is omdat deze het van huis uit niet breed hebben, en daarom in haar optiek best eens mochten genieten van buitenlandse waar.
Deze kronkelredenering om anderen wél aan het roken te krijgen, terwijl ik zelf zware achterhoedegevechten moest leveren voor ieder sigarenbandje, zorgde voor een lichte verbazing van mijn kant.
Alsof het Leger des Heils vieze blaadjes promoot (met bijgesloten vergrootglas) in een poging nieuwe leden te verwerven.
Niet in het minst gehinderd door mijn gefronste wenkbrauwen of misplaatste snobisme deelde ze gul uit aan verre neven en nieuwsgierige ooms.
Waaronder oompje Mango.
Nog vol van zelfmedelijden vanwege mijn vergeten pareltjes uit Havana, zie ik met lede ogen aan hoe de kurkdroge sigaar door oom in brand word gestoken, waarna de eerste dikke blauwe rookwolken de avondlucht kleuren.
Wat hem betreft, had direct hierna het Halleluja-chorus mogen klinken, zo raakte hij in vervoering.
Zijn ‘Waan, maak-máák’ sprak dan ook boekdelen.
Oom genoot van deze middelmatige fabrieksmeuk alsof het een Limited Edition van Cohiba was, gerold door geblinddoekte koorknaapjes op het wonderschone dijbeen van Taylor Swift en jarenlang bewaard in de humidor van paleis Huis ten Bosch onder toeziend oog van Willem-Alexander en Máxima.
As en rook uitbrakend gelijk een vulkaan, werd de sigaar al kleiner en kleiner, waarbij oom vergeet te praten, zo gaat hij op in deze papierloze wonder-sigaret.
Tot de laatste centimeter wordt de frot opgerookt, en tenslotte met spijt afstand genomen van dit heerlijks uit Holland.
Ietwat laatdunkend keek ik het aan, en had voor mezelf al vastgesteld dat smaak op dit gebied totaal ontbrak bij de aanwezige Thai, en in het bijzonder bij een zekere oom.
Anders dan zo kon ik niet oordelen over deze bordkartonnen sigaar, waar de gemiddelde Cubaan nog niet dood naast aangetroffen zou willen worden, en oompje Mango die met genoegen direct hierna nóg zo’n opgerolde heuga-tegel weggepaft had.
Weken later.
Ten afscheid op bezoek bij tante en oompje Mamuang.
Laatstgenoemde zit buiten onder zijn gammele afdakje, enigszins beschermd tegen de verpletterende hitte.
In gezelschap van strohoed, een kleine reutelende ventilator, en zijn ‘schatkist’.
Dit houten kistje bewaarde hij onder zijn zitbank, welke tevens dienst doet als bed voor de dagelijkse siësta.
Hij gunt ons een blik in het houten geval, waarop we een verzameling medicijnflesjes, pillendoosjes, en wat tubes zalf ontwaren.
Zijn eigen kleine huisapotheek.
Evenals enkele Boeddha-munten met afbeeldingen van beroemde monniken, en jawel, ook de twee sigaren die vrouw Oy hem die eerste avond als extra presentje heeft meegegeven.
Onaangeroerd.
Dat oom er intussen ook achter is dat ze niet te pruimen zijn, maar deze volle neven van de miserabele miskleun uit beleefdheid nog even bewaard, lijkt me bewijs genoeg voor de inferieure smaak ervan.
Op Oy’s vraag waarom de sigaren in dat kistje bewaard worden, en niet weggedampt zijn, krijgt ze het antwoord dat oompje die eerste veredelde soepstengel zo lekker vond dat hij ze nu eigenlijk alleen nog bij speciale gelegenheden wil oproken.
En aldus liggen ze bij de andere belangrijke dingen in zijn schatkist.
De verbale draai om mijn verwende farang-oren moet zelfs buiten het dorp te horen zijn geweest.
De oude, die in zijn leven waarschijnlijk nooit iets anders gerookt heeft dan Thaise shag van de markt, heeft in deze ‘wilde’ sigaren een verrijking van zijn rookgenot gevonden, zelfs zodanig dat hij ze als kostbare kleinoden onder zijn zitje bewaart.
Tijdens de stoffige wandeling terug door het dorp, vraag ik vrouw Oy of oom misschien prijs zou stellen op enkele van mijn betere sigaren. Op dat moment weliswaar residerend te Pattaya, maar bij onzer terugkeer stante pede mee te geven aan de Thaise post of een ons daarheen chaufferend familielid.
Zij denkt echter dat het beter is een winnend team de bal niet uit handen te sjorren, en de volgende keer op Schiphol een doosje of wat van de door hem zo gewaardeerde nep-havana’s aan te schaffen.
Ook al omdat de kans groot is dat oom mijn duurdere versie ook lekker zal vinden.
En wat doe ik liever, in de vakantie het sigaren-budget delen met oompje, of hem volgend jaar een volle kist ‘brandhout’ in de knokige handen duwen waarmee hij minstens zo tevreden zal zijn?
Tegen zoveel vrouwelijke logica ben ik niet bestand, en besluit dan om de mentale oorvijg van oompje om te zetten in iets tastbaars.
Zoals een voorraadje heerlijke stinkstokken uit dat verre farang-land.
Voor zijn schatkist.
Over deze blogger
-
Lieven Kattestaart (1963) woont samen met vrouw Oy op het mooie Goeree-Overflakkee.
Is werkzaam als havenmeester en bezoekt sinds 1993 het verre Thailand, waar hij in 98' Oy leerde kennen en haar overhaalde de zon vaarwel te zeggen en zich in dit kille moeras achter de dijken te vestigen.
Tegenwoordig de vakantieweken meestal doorbrengend in het Isaanse optrekje van schoonmoeder, afgewisseld met wat strandhangen in Pattaya, of klem zitten in bus of trein om andere en onbekende Thaise streken te bezoeken.
Zich voornemend na pensionering samen met Oy in Thailand te gaan wonen, en beiden kunnen nauwelijks wachten tot het zover is.
Hobby's: zodra er zich een inspiratie-vonkje aandient, doch meestal gekweld door schrijversblok, het toetsenbord beroeren teneinde het mooie Thailandblog van een nieuw stukje te voorzien, het beoefenen van lichamelijke bezigheid door middel van joggen (uiteraard met mate) online schaken, en het af en toe drinken van een prima Single Malt en daarbij wegdampen van een sigaar van Cubaanse origine.
Lees hier de laatste artikelen
- Cultuur10 december 2024Rooksignalen van oompje Mango
- Cultuur22 november 2024Tropenkolder
- Cultuur14 november 2024‘Drie dagen van bezoeking’
- Cultuur1 november 2024‘Kansloos koloniaal in Pattaya’
Lieven, je hebt een verstandige vrouw.
Leuk verhaal, Lieven.
En om, maar af te sluiten,
Iedere dag, biefstuk, is ook niet meer als een bal gehakt.
Lieven toch,
Dít zou de ultieme kans zijn om van je rookverslaving af te komen!
Blijf enkel deze bogt meenemen en je zult zien dat je binnen 2 maanden “schoon” verklaard bent.
Ik “zou” het kunnen weten omdat ik die sigaren ook niet zou pruimen, vanwege ‘t feit dat ik niet rook.
Dus staan we wat genot betreft, van deze weggeefsigaren, gelijk.
Leuk verhaal, Ik nam voor mijn schoonvader elk jaar een kistje eenvoudige sigaren mee, daar was hij erg blij mee.
Inmiddels is de beste man overleden, en rook ik geen sigaren meer.