Naree, de andere kant van de waarheid
Inleiding en woord van dank
Op speciaal verzoek van een aantal gewaardeerde lezers van Thailandblog die op zoek zijn naar de ware verhalen over echte mensen, hieronder het wat gefragmenteerde vervolg op het onlangs geplaatste en bijzonder goed ontvangen deel I van het bewogen levensverhaal van de jonge Naree; een naam die heel toepasselijk en eenvoudig staat voor ‘vrouw’ (met dank aan ons aller researcher TK), ook al was zij tot voor kort nog maar een meisje (en misschien was ze dat nog steeds). Het zal de vooruitziende blik geweest zijn die ouders wel vaker hebben om hun pasgeboren dochter alvast ‘vrouw’ te noemen. Uiteindelijk zou ze die naam ooit eer gaan aandoen, zij het op dat moment in een verre, onzekere toekomst. Slechts weinigen kiezen ervoor om later alsnog man te worden, maar voor de enkeling die dat wel wenst te doen is een verandering van voornaam nog het kleinste te overwinnen obstakel. Bij Naree ging alles wat dat betreft gelukkig goed (zonder afbreuk te willen doen aan de gevoelens van ongemak die anderen ervaren bij de acceptatie van hun ‘aangeboren’ geslacht).
Maar dit geheel terzijde.
Een jonge vrouw echter nu nog maar, die de grote oversteek naar Nederland waagde voor een man, die hoewel aardig en bijzonder verliefd toch nog een vreemde verschijning in haar leven was, met vooralsnog vele onbelichte kanten. Was ze te goed van vertrouwen geweest door zich halsoverkop in een dergelijk avontuur te storten dat zoveel meer was dan eens even een paar maandjes te gaan proeven van een (mogelijk) bestaan aan het andere einde van de wereld?
Alvorens haar zelf weer aan het woord te laten (uiteraard met mij wederom als bescheiden spreekbuis) wil ik onze erkentelijkheid benadrukken voor de gekregen en dan ook van harte waargenomen kans om hier verdere verhelderende feiten over Naree bloot te leggen voor de blogbezoekers. Mijn persoonlijke dank dat ik terug mocht keren voor dit langverwachte vervolg is echter duidelijk ondergeschikt aan die van Naree zelf.
Allereerst is zij ondanks haar eigenlijk introverte persoonlijkheid bijzonder trots dat zo’n grote populatie van farangs der Lage Landen belangstelling heeft getoond voor het eerste deel van haar geschiedenis. En toen ik haar vertelde dat er nu ook nog reikhalzend werd uitgezien naar het verdere verloop van haar levensverhaal was zij zelfs tot tranen geroerd. Niet alleen vanwege de hartverwarmende erkenning, maar omwille van de mogelijkheid om op therapeutische wijze trauma’s van zich af te (laten) schrijven (dus eigenlijk praten, want het schrijven doe ik nu namens haar, maar met letterlijk het gebruik van haar eigen woorden, behalve wat onbetekenende details die nu eenmaal altijd verloren gaan in de vertaling, hoe goed ook gedaan).
In ons tweede gesprek was ze gelukkig al wat onbevangener, zelfs nu en dan goedgemutster dan in het eerste, wat voor beide deelnemers toen immers nog wat onwennig was. Het komt de toon en leesbaarheid en daarmee de sfeer merkbaar ten goede. Maar beste lezer, laat je ook nu niet misleiden door haar soms wat luchtige toon. Voor haar is het serieus belangrijk dat de verliefde farangs, ook al hebben ze de allerbeste intenties, uit haar mond horen hoeveel meer er ‘achter de schermen’ in het hart van hun verovering omgaat als ze een vliegticket en een toeristenvisum boeken voor die zo begeerde exotische vlam. En ook is het leerzame lectuur voor de vele lotgenootjes die haar voorgingen of nog in haar voetsporen (maatje 35) zullen gaan treden. Niet om ze te ontmoedigen, maar om ze te wijzen op, ja misschien zelfs te waarschuwen voor alles wat er op je afkomt nadat de eeuwig onvriendelijke immigratie medewerker op Suvarnabhumi je paspoort met een luide knal afstempelt. Bam en ophoepelen.
Naree: Schiphol in Amsterdam, eerste etappe
Mijn verhaal is misschien soms wat chaotisch, niet altijd in de juiste volgorde verteld en soms van de hak op de tak. De lezer moet begrijpen dat sommige herinneringen al wat vervaagd zijn; vergeten of verdrongen en dan, onder het praten, zijn ze opeens weer even helder terug en vertel ik ze gauw, voordat ze weer verdwijnen in mijn soms wat nevelige geheugen. Khun Rick schrijft ze voor mij op, soms in zijn eigen stijl, maar dat vind ik goed zo. Zijn lezers houden nu eenmaal van zijn klankkleur en zolang hij net als in deel I de strekking weer goed verwoordt zijn er alleen maar winnaars.
De landing was goed verlopen na de langste vliegreis uit mijn leven. Meer dan 10 uur had het geduurd. Gelukkig paste ik heel wat beter in mijn economy-class stoel dan de dikke farang die naast mij zat, al had hij mij zowat de hele reis met zijn brede schouders in een hoekje gedrukt. Uit het raampje van het vliegtuig had ik tenslotte Amsterdam in de diepte zien liggen, een heel ander plaatje dan dat van Bangkok, maar Norman had mij al verteld dat Nederland eigenlijk een piepklein landje was en van boven in de lucht werd me ook al tamelijk duidelijk dat hij qua formaat niet overdreven had. Op zich wel fijn, want de afmetingen, het constante gonzen, het gebrul van onze eigen hoofdstad was me soms echt wat te veel geweest. Nooit was er een time-out van lawaai, warmte, smerige lucht en drukte, altijd maar die drukte en dat verkeer dat nooit tot rust kwam, behalve op die momenten als het weer eens helemaal vastliep. Maar dan klonk het getoeter en gescheld weer harder en werd het er ook niet gezelliger op.
Tijdens de lange vlucht had ik soms gevochten tegen twijfels en verdriet. Af en toe aan mijn gedachten ontsnapt met een hazenslaapje. De ‘onwennige’ maaltijd en de zwetende dikkerd naast me werkten echt comfort behoorlijk tegen. Maar er was ook gelukkig nog de opwinding en de hoop op een mooi nieuw leven met een nieuwe liefde.
Na de landing liep ik maar gewoon achter de andere passagiers aan op weg naar de uitgang. De paspoortcontrole was eigenlijk net zo onvriendelijk als in Thailand, dus dat was alvast geen grote verandering. De streng kijkende ambtenaar nam mij argwanend van top tot teen op en vroeg mij wat ik in Nederland kwam doen. Eerst begreep ik niet goed wat hij bedoelde; uit zijn blik sprak ongeduld of erger. Hij keek wel tien keer naar het visum en de foto in mijn paspoort en dan weer naar mij. Toen pas wuifde hij mij ongeduldig door, alsof hij zeggen wilde: wegwezen. Niet echt een warm welkom. Ik heb ook nooit begrepen waarom veel vrouwen in Thailand smelten voor mannen in uniform. Ik vind ze maar lomp, terwijl er onder de stoere verpakking ook maar gewoon een onderbetaalde sukkelaar schuilt.
In de aankomsthal die wel tien keer past in die thuis was een grote glazen wand en na even speuren zag ik Norman al enthousiast staan zwaaien van achter zijn metershoge raam. Ik zette meteen koers naar de uitgang, maar hij begon me terug te wuiven naar de kofferband. Ik lachte, maar terug en hij leek even in paniek te raken; hij kon niet weten dat ik alleen maar mijn rugzak bij me had. Voor mij lag er geen grote koffer op de band. Ik had niet geweten waarmee ik hem had moeten vullen in Thailand. Gelukkig was het lente in Nederland en best een lekkere warme dag, anders waren mijn eerste uren in mijn nieuwe tijdelijke ‘vaderland’ bijzonder koeltjes geweest.
Die eerste dag
Op de lange vliegreis volgden een paar uurtjes in de trein. Heel handig dat die direct vertrok vanaf het vliegveld. Op mijn schoot een boeketje afgesneden bloemen, die al wat hun kopjes lieten hangen. Norman zat urenlang verliefd mijn hand te masseren en kletste mij de vermoeide oren van de kop af. Het meeste verstond ik niet eens of het drong niet tot mij door. Ik masseerde maar wat terug en legde mijn hoofd tegen zijn gewillige schouders. Dan zweeg hij voor even en genoot zichtbaar van ons contactje.
Intussen kromp het landschap buiten de trein steeds verder in elkaar tot ik mij bijna weer in mijn eigen Isaan waande. Hoogstens een beetje beter opgeruimd. Het laatste stukje reden we in de auto van Norman. Een stoere BMW met leren stoelen, best een mooi ding. Mijn ‘privéchauffeur’ liet maar al te graag zien wat zijn trots op vier wielen wel niet allemaal kon. Net als mijn pizzahut ex vroeger in zijn gloednieuwe Toyota op afbetaling, maar die had nog meer kleurige lampjes en toeters en bellen aan boord gehad. Er waren vreemd genoeg geen pick-ups op de weg. Geen enkele zag ik er. Apart.
De eerste dag ’thuis’ was onwennig. Als man en vrouw, maar dat waren we nog lang niet. Ik was niet verlegen of bijzonder preuts, maar wat voelde het vreemd allemaal. Het huis was mooi, maar hij had er honderden schilderijen en beeldjes in hangen of staan, ook boeddha’s, en de hele vloer was bezaaid met tapijten en meubelen. Belachelijk veel voor één persoon en ook voor twee. Achter het huis een klein maar perfect verzorgd tuintje; er lag geen steentje scheef of blaadje op de grond. Orde, daar hield ik wel van als het maar niet te druk was, te volgepropt.
De ‘kookkunst’ van de Nederlanders
Eten was een apart verhaal op zich. Buiten was nergens een kraampje te bekennen waar je even een hapje kon oppikken. Wel op zowat iedere hoek een frituur met Chinezen erin en om de zoveel kilometer een McDonald’s. Norman had mij al ‘gewaarschuwd’ in Thailand, maar om het nu met eigen ogen te zien was toch weer heel anders. Wie eten wilde moest het hier zelf maar bereiden. Uit eten hoogstens één keer per week, tenzij je iedere dag friet wilde. Voor een Thais restaurant zat je best een tijdje in de auto en dan kreeg je er nog maar toeristen eten voorgezet. Echt vaak de prijs niet waard. Voor dat geld at je thuis een hele week en dan smaakte het ook nog beter. Niet bepaald wat ik gewend was van thuis dus allemaal, maar zoals iedere Thaise vrouw kende ik wel een paar kneepjes in de keuken.
De ingrediënten ervoor haalden we in de Toko en ik viel net als Norman steil achterover van de kassabon, maar hij incasseerde de aanslagen op zijn budget lijdzaam en ik deed er ook niet zo moeilijk over, zeker niet in het begin. Naderhand wende het wel wat, maar van harte ging het nooit. Een papaya was 20 of 30 keer duurder dan in Thailand. Tenzij je zo’n kort en dik ding uit een plaatselijke kwekerij aanschafte, die moest opgroeien zonder de Thaise zon. Niet te eten, waterig maar wel ‘slechts’ 15 keer zo duur als de duurste bij ons op de markt. Alles kostte eigenlijk veel meer dan thuis, behalve bier en soms was het niet eens zo vers als bij ons op de markt. Norman kon ook best een bordje eten op tafel toveren; na jarenlang alleen geweest te zijn had hij wel wat bijgeleerd. Ondanks zijn goede wil en inzet besloten we toch in goed overleg dat ik de rol van kok zou vervullen. Hij vond het best, want diep in zijn hart was hij een man van ouderwetse tradities; man werkt en vrouw zorgt voor het huishouden. Daarover straks meer.
Knuffels van de schoonfamilie, heel veel knuffels
De eerste ontmoeting met zijn ouders was een vreemde gebeurtenis. Handjes schudden en knuffelen. Alsof we elkaar al jaren kenden. Ik wilde beleefd genoegen nemen met een, zij het warm bedoelde wai, maar voor ik het wist, lag ik bij iedereen in de houdgreep en moest langdurige omhelzingen ondergaan. Op één dag meer dan in mijn hele leven daarvoor. Van vreemden dan, hoewel mijn nieuwe familie ook onderling heel wat fysieker was dan in Thaise families gebruikelijk is. Ieder land heeft zo zijn eigen omgangsvormen en dat moest ik maar proberen te accepteren. Moeilijk was het wel soms, want het botste met wat ik al mijn hele leven gewend was. Maar vooruit, er waren ergere dingen dan door enthousiaste vreemdelingen platgeknuffeld te worden.
Hun Engels was nog slechter dan dat van mij, vooral van de oudjes, dus Norman moest de hele tijd bijspringen om te vertalen, wat best vermoeiende gesprekken opleverde. Ach ja, alle begin is moeilijk.
De schoenen hoefden ook niet uit bij de voordeur. Alles was echter niettemin schoon en opgeruimd, bij zijn ouders allemaal wat rustiger ingericht dan bij Norman en mij. Heel veel vragen kreeg ik gesteld, over mijzelf, mijn familie, mijn verleden. Het leek wel een examen. Ze waren best aardig, maar het was me toch allemaal een beetje veel voor een eerste bezoekje. Hij was trots en zij waren blij voor hem, maar wat was ik? Later begreep ik alles veel beter, maar toen in het begin was ik er het liefst weer snel vandoor gegaan en leken drie maanden Nederland me een heel lange periode van ongemak en eigenlijk ook wel van ongeluk.
Zijn vader en broers keken duidelijk met andere ogen naar mij als zijn moeder en schoonzussen. Bij de mannen was er meer bewondering en bij de vrouwen meer twijfel. Wat moest zo’n jonge kip met zo’n oude vent? Het was voelbaar en ik trok het me best wel aan, maar hield mezelf voor dat het voor hun ook een hele omstelling was en het alleen maar leuker en spontaner kon worden mettertijd. Ook van mijn kant, als ik het maar toeliet. Als hij naar zijn werk was ging ik vaak te voet naar zijn moeder, want dat was niet zo ver. Maar ik moest voorzichtig zijn waar ik liep. Er waren hier geen losse honden op de straat, maar wel lag overal hun poep. Hoe kon dat nu? Een van de weinige mysteries van het toch zo propere Nederland.
Met schoonmoeder bouwde ik best snel een goede band op, ondanks haar zeer gebrekkige Engels. Ze was ongeveer even oud als mijn eigen moeder thuis en een heel lieve vrouw die echt haar best deed om de keuzes van haar oudste zoon te accepteren, ook al stond zij er zelf niet 100% achter, denk ik. Net als mijn eigen ouders dus. Maar het schiep een band, ook als het moeilijk was. We wandelden samen de stad in, dronken een kopje koffie of thee in de zon en aten er een stukje Limburgse vlaai bij. Lekker was het wel, maar ik miste op zo’n momenten vaak de typische Thaise zoetigheidjes en ja, natuurlijk ook mijn eigen moeder ver van hier vandaan, al zat ik met haar nooit ergens ‘op een terrasje’. Maar dankzij de vriendschap met mijn (aanstaande) schoonmoeder bleef de weegschaal van het leven in Nederland soms net wel en soms net niet in balans en kon Norman af en toe het laatste zetje richting geluk proberen te geven.
Klagen is niet de beste oplossing
Het was op zich best een mooie tijd, eigenlijk waren er geen echte zorgen, hoogstens in mijn hoofd en hart. Een Nederlander (of misschien zijn alle farangs wel zo) houdt anders van je dan een Thaise man. Ik weet niet hoe ik het moet uitleggen.
Intens, alsof hij meteen een portie gevoel voor een heel jaar in een week wil proppen. Hij gebruikte vaak het woordje liefde, maar dat had voor hem een heel andere betekenis dan voor mij. Zwaarder, dwingender, vaak alsof een kleine chang op mijn borst ging zitten en mij plat drukte. Ik had wel eens verliefdheid gevoeld en ook liefde, maar wat er hier aan gevoelens op me werd afgevuurd was een liefdeskanon. Cupido zou schreeuwend van paniek afgedropen zijn met zijn lullige pijltjes. Take it easy, Norman. Ik dacht het maar sprak het niet uit. En hij was toch niet af te remmen. Vooral niet als hij na zijn werkdag thuis kwam en mij overspoelde met aandacht. Dan ging het van nul naar honderd, zo gauw de voordeur dichtviel, alsof hij zich zo wilde verontschuldigen voor weer een dag eenzaamheid waarin hij mij achter gelaten had.
Ik dacht altijd maar ‘Naree je moet vechten en blijven volhouden’. De toekomst zal je belonen voor je kracht van nu en zo verstreek dag na dag. Overdag naar schoonmoeder of wat werken in de tuin, daarna even het dagelijkse huilmoment en dan, als de zon al onder was, de inhaalslag met Norman. Hij had heel lief in de logeerkamer een klein huistempeltje voor me opgehangen met een paar van zijn boeddha beelden erop. Wierook en een kaarsje was er ook om te branden als ik dat wilde. Ik ging er wel eens op mijn knieën onder zitten, maar het bracht weinig verlichting.
Mijn nieuwe man vocht voor zijn liefde en ik vocht dapper met hem mee, maar het was meer een strijd dan een feest. Er was zoveel verschil. Het eten, het weer, de mensen. Ik was een vreemde in hun wereld en die lieten ze maar mondjesmaat toe. Niet dat ze het niet wilden, maar ook zij konden niet anders.
Geld is de valse moordenaar van geluk
Norman had een goede baan. Hij zei altijd dat we ons geen zorgen hoefden te maken over geld. Ik hoefde niet te werken als ik dat niet wilde en hij liet mij voelen dat hij in mij meer een huisvrouw zocht dan een tweede kostwinner. Hij gaf mij iedere maand als aan een kind zakgeld, veel meer dan ik ooit van mijn ouders had gekregen, maar het voelde niet goed omdat ik het niet zelf had verdiend. Ik had intussen al andere Thaise vrouwen ontmoet, getrouwd met vrienden of kennissen van Norman en ook een paar die er weer via via bij gekomen waren. Best gezellig, maar het hoofdthema waarover we roddelden was altijd geld. Ik wilde werken, mijn eigen inkomen hebben, sparen voor de toekomst en zorgen voor mijn ouders die zoveel offers voor mij hadden gebracht. Norman vond dat eigenlijk niet nodig, flauwekul zelfs. Sparen? Waarom, je hebt mij toch? En je ouders redden het ook zo wel, hoor. Je hebt ook nog een stel broers daarginds. Laat die ook maar eens wat meer de handen uit de mouwen steken. En zo hadden we opeens ook onze eerste ruzies. Over geld.
De andere vrouwen hadden allemaal hun eigen verhalen. De ene kreeg helemaal niks en de andere 1000€ zakgeld of kon haar hele salaris zelf houden, sparen, kapitalen uitgeven aan onzin of bijna alles met Western Union het land uit sturen. De ene farang bemoeide zich met iedere cent en de andere kreeg bij wijze van spreken zelf een zakcentje van zijn Thaise liefje. Wat was waar en wat was grootspraak? De eerlijkheid was denk ik ver zoek als wij Thaise meiden geldkwesties aansneden en het ouderwetse ‘show power’ bleek een even ongewenst als hardnekkig importproduct dat als verstekeling meegereisd was met zijn ingevlogen gastvrouwen. Norman wilde het eerst allemaal maar weglachen, maar dat pikte ik niet zomaar. Ik had ook mijn mening gevormd en een stem om die te laten horen. Dan klapte Norman dicht en liepen we een dag en soms langer zwijgend langs elkaar heen. Tot de onvermijdelijke uitbarsting, als hij de stilte niet langer aankon en schreeuwend en huilend uiting gaf aan zijn boosheid, zijn angst om mij kwijt te raken en zijn wanhoop dat onze liefde gedoemd was om te mislukken.
Het verleden blijft mij achtervolgen, overal
Denk nu vooral niet dat er in Nederland de hele dag donkere wolken boven mijn hoofd hingen. Als ik al mijn twijfels en zorgen voor even aan de kant zette bleef er genoeg goeds over om ook hier van het leven te genieten. Mijn nieuwe familie hier knokte samen met mij voor wederzijds begrip, acceptatie en integratie. Dat deden ze echt wel. Het was hier zomer, dus het weer was best lekker, niet zo gloeiend heet als thuis, fijner eigenlijk. Je kon overdag de straat op zonder dat de zon je het asfalt in stampte zoals in Thailand. In de weekends deden we leuke dingen met zijn tweetjes. Er was genoeg te zien, ook in België en Duitsland waar je zo was. Het was een schone, opgeruimde wereld hier, nette huizen en straten, mensen in fatsoenlijke kleren, auto’s die zich aan de regels en de borden hielden.
Maar er waren ook de lange dagen dat Norman naar zijn werk was en het tuintje al pico bello kant-en-klaar. Dan zat ik maar wat voor mij uit te kijken of op mijn telefoon. En juist op zo’n moment was er weer een bericht of zelfs een telefoontje van mijn ex. Hij kon en wilde mij niet loslaten. Dat was moeilijk voor mij. Overgebleven gevoelens voor hem leefden ook nog ergens in mijn hart en daardoor kon ik hem niet gewoon wegjagen uit mijn leven. Om mij een echte kans te geven op het vinden van nieuw geluk met Norman. Gunde hij mij dat niet of gunde ik het mij gewoon zelf niet. Het maakte mij eerlijk gezegd gek. De vrouwen om mij heen hadden allemaal hun mening erover en mijn verhaal ging rond in Thaise kringen hier, tot op een slechte dag één van Norman’s vrienden iets had opgevangen en het deelde met mijn nieuwe man. Die was eerst stil, daarna kwaad en toen weer stil. Ik bezwoer hem dat ik er toch ook niet om vroeg dat hij mij achtervolgde, maar in mijn hart wist ik dat ik hem zelf daarin toeliet door niet de deur hard in zijn gezicht dicht te klappen. Norman nam genoegen met mijn antwoorden, maar ikzelf niet en zo scheurde ik steeds wat verder los van hem en los van mezelf. Wie ben ik eigenlijk en wat wil ik eigenlijk. Wat willen die mannen nu precies van mij?
Op straat keken de mensen mij vreemd aan, veroordeelden met hun blikken mijn aanwezigheid in hun land, aan de hand van één van hun mannen. Die grote zielige man met dat kleine vrouwtje, dat op haar hoge hakken nog lang niet tot zijn schouder reikte.
Wat wilde ze eigenlijk hier. Of was ik in hun ogen de zielenpoot? Onder valse voorwendselen als souvenir van een wilde vakantie meegelokt naar de kou. Ik kon hun ogen niet lezen.
Een verandering met grote gevolgen
Norman was geen grote prater. Hij veegde problemen het liefst van tafel, onbesproken en niet opgelost. Als ik de moed verzameld had om iets aan te spreken vroeg hij mij waarom ik alles kapot wilde maken door altijd moeilijk te doen. Het was gewoon zijn angst voor de confrontatie, de grote vrees om straks weer alleen te moeten zijn na tien jaar eenzaamheid. Hij had het geluk vast, maar het ontglipte aan zijn wanhopige vingers. Ik zag de pijn dan in zijn ogen, maar waarom zag hij de mijne niet? Was ik dan zo’n ondoorgrondelijk en gesloten boek voor hem. Terwijl hij juist gevallen was voor mijn grapjes en vrolijke masker dat ik tussen de huilbuien door droeg in Thailand. Het kleine speelse meisje uit mijn jeugd dat niet eens zo diep weggestopt nog gewoon in mij woonde?
Hij kon zijn rol van vaderfiguur niet voor mij spelen zoals hij altijd had gedacht. Soms leek het alsof ik meer die van moederfiguur speelde voor hem. Op één cruciale dag kon ik toch het grote woord over mijn lippen krijgen en alsof Boeddha ook een handje mee hielp, klapte Norman niet gelijk dicht als een angstige oester. Nu was het moment om voor mezelf en ook voor ons samen op te komen en niet weer met een klopje op de rug het zwijgen opgelegd te krijgen. Ik zei hem dat ik echt van hem hield. Dat was ook werkelijk zo, al had het woord voor hem een veel diepere betekenis. Dat was dan maar zo. Hij was mij na aan het hart en ik besefte hoe goed hij probeerde om mij in zijn leven te houden, al was het soms één stap vooruit en twee terug. Uiteindelijk zouden we er toch wel komen. Twee prutsers die gewoon pech hadden gehad in de liefde en nu de kans kregen op niet meer en niet minder dan een goede kans op geluk.
Het grote woord kwam er uit. Ik wilde niet meer langer thuis op mijn handen zitten en wachten op zijn thuiskomst om dan nog een paar uurtjes te leven. Ik wilde ook niet de hele dag met de andere vrouwen doorbrengen en maar constant verwarrende en giftige meningen uitwisselen. Wat moest daar voor goeds uit voortkomen? Schoonmoeder en ik waren ook een beetje op elkaar uitgekeken. Het boterde nog steeds best tussen ons, maar de frequentie kon gerust wat minder, ook al was haar Engels en mijn Nederlands een beetje naar elkaar toe gegroeid.
Nee, ik wilde gaan werken en mijn eigen geld verdienen. Voor het eerst leek Norman begrip te kunnen opbrengen voor mijn toch wel diep gekoesterd verlangen al wees hij wel nog terecht op mijn voorlopige status van toerist in mijn nieuwe land. Of ik werken met oudere mensen niet leuk vond. Hij kende iemand die op zoek was naar een hulp in huis voor zijn bejaarde moeder. Vier uurtjes per dag en het was ook nog mooi in de buurt. Ik kon er op mijn nieuwe tweedehands kinderfietsje makkelijk zelf naartoe.
Ik knikte instemmend, weifelend nog, maar van binnen was er intussen al vuurwerk gaande om dit fantastische plan.
Dat moment was de ommekeer, het werkelijke begin, de dageraad die na een lange zwarte nacht nu eindelijk kon aanbreken.
Mijn existentie kreeg weer zin, betekenis, waardigheid. Was ik dokter geworden? Nee, maar ik mocht zorgen voor een lieve, zwakke oude dame die mij nodig had. Zij speelde nog heel mooi piano en vertelde mij veel over haar interessante leven, haar lang geleden gestorven man, de enige in haar leven. Over Nederland en zijn soms vreemde gewoontes en regeltjes. We probeerden het met Nederlands en soms wisselden we voor even naar Engels, als noodoplossing.
Mijn leven thuis knapte er ook flink van op. Mijn man en ik leefden wat meer naast elkaar in plaats van achterelkaar. Mijn ex poeierde ik een paar keer af aan de telefoon en al deed het mij evenveel pijn als hem, hij gaf het uiteindelijk maar op. Tijd voor een nieuwe mia noi. Voor altijd had hij een plaats in mijn hart, in mijn herinneringen, maar niet meer in mijn leven.
En net toen mijn toekomst er weer zonnig begon uit te zien, was daar het einde van mijn visum. Drie maanden waren om. Waar ik er eerst verlangend naar had uitgekeken, was het nu een dreiging geworden die niet kon worden afgewend.
Het afscheid was vreselijk hard en onrechtvaardig. Norman en ik huilden om het hardst met schoonmoeder. Mijn oude dametje had ik al met haar piano achter gelaten in haar flatje. Zij berustte in het onvermijdelijke en zei dat haar God ons weer bij elkaar zou brengen als Hij dat zo zou willen. Zij had het hem persoonlijk gevraagd. Wij wilden het zo graag, dus waarom Hij dan niet?
Korte tijd later steeg mijn vliegtuig op. Terug naar het achtergebleven niets. In mijn rugzakje een kolkende mengelmoes van gedachten en herinneringen. De weg naar voren lag ver open, maar die terugtrok ook nog steeds krachtig aan mij. In verwarring sloot ik mijn ogen en besloot om af te wachten wat de God van de farangs en mijn eigen Boeddha met mij van plan waren. Ik legde mijn lot in hun handen.
Nawoord:
Het moge duidelijk zijn dat het bewogen levensverhaal van Naree hier niet stopte, maar opnieuw begon met een tweede verse start. Ze was immers nog maar een piepjonge vrouw, eentje met een oude ziel maar met niettemin nog vele, vele jaren voor zich. Zou zij ooit weer terugkeren naar Norman? Zouden zij vervolgens nog lang en gelukkig gaan leven? Kwamen er misschien zelfs kinderen voort uit hun liefde? Van die mooie mix-exemplaren waar de Thai zelf ook zo dol op zijn. En kon zij ooit nog van de pianoklanken van haar oude dametje gaan genieten? Of koffie drinken met haar schoonmoeder?
Het antwoord op al deze vragen staat als een cliffhanger van het echte leven in de sterren geschreven. En dat is goed zo. Niet alle verhalen moeten eindeloos doorverteld worden tot ze niet meer verder kunnen en tenslotte in zichzelf vastlopen. Het lot heeft bepaald en het lot heeft uitgevoerd. Wij zijn slechts een paar willoze blaadjes en donsveertjes, die naar een mysterieus en onbeschreven open einde worden meegevoerd op de zacht dwingende stromingen van zijn wind.
Over deze blogger
- Khun Rick dateert van 1959 (momenteel 65 jaar), opgegroeid en nog steeds woonachtig in Zuid-Limburg. Na 40 jaar ambtenarij nu al bijna 5 jaar met vervroegd pensioen. Komt sinds 2001 regelmatig als toerist in Thailand, maar leerde zijn vrouw in Nederland kennen en is met haar vaak te vinden bij schoonmoeder in Udon Thani. Samen reizen is zijn passie, eten (helaas) ook en sporten een noodzaak. En natuurlijk schrijven: vroeger serieus en nu luchtiger.
Lees hier de laatste artikelen
- Cultuur6 november 2024Naree, de andere kant van de waarheid
- Column5 november 2024We zijn het lachen verleerd
- Cultuur3 november 2024Naree, een diepe blik in het hart van een jonge vrouw uit Isaan
- Cultuur2 november 2024De jutter die schenkt aan de zee