‘Het verkeer in Bangkok is dansen met chaos’
Het leven, zo lijkt het vaak, is een aaneenschakeling van bewegingen die we maar zelden volledig begrijpen. We manoeuvreren, balanceren en botsen, altijd onderweg, zelden op onze bestemming. Bangkok, met zijn uitbundige chaos, is het perfecte toneel voor deze metafoor. Alsof de stad een woelige rivier is die niemand volledig kan temmen, waar iedere stroming een nieuwe uitdaging biedt.
Hier, waar brommers tussen auto’s zigzaggen alsof ze de wetten van fysica aan hun laars lappen, en waar voetgangers hun leven wagen op zebrapaden die lijken te functioneren als een vrijblijvende suggestie, ontvouwt zich een dans die even onvoorspelbaar als fascinerend is. De stad laat zien hoe mensen – hoe leven zelf – altijd een manier vindt om vooruit te komen, hoe onlogisch het ook lijkt.
Het begint bij een stoplicht, ergens op Sukhumvit Road. Of ‘stoplicht’ is misschien een te optimistisch woord. Het knippert rood, maar niemand stopt echt. Het lijkt meer een suggestie dan een gebod, een licht dat zegt: ‘Probeer het eens, als je durft.’ Een man op een scooter – helmloos, met een kind achterop dat een ijsje vasthoudt – schiet vlak voor een taxi langs. De chauffeur, een oudere man met een kalme blik, trekt geen spier. Zijn ogen lijken te zeggen dat hij dit allemaal al honderd keer eerder heeft gezien, alsof hij deel uitmaakt van de stad, zijn mechanisme, soepel meebewegend zonder ooit echt betrokken te raken. Hij drukt op zijn claxon, niet boos, meer als een vriendelijke herinnering dat hij daar is. Naast hem tikt een vrouw met haar hak op het asfalt. Ze draagt een felgele jurk die bijna licht lijkt te geven in het schemerige zonlicht, alsof ze zichzelf heeft aangekleed als een waarschuwing.
Ik sta aan de kant van de weg, kijkend naar dit theater van overlevingskunst. Naast me probeert een straatverkoper aandacht te trekken met een triest boeketje plastic bloemen. Zijn gezicht is verweerd, zijn glimlach even dun als het papier waar hij zijn waar in wikkelt. Hij mompelt iets onverstaanbaars, meer tegen zichzelf dan tegen mij, alsof hij in stilte een gesprek voert met een onzichtbare luisteraar, en draait zich dan weer naar de straat. Daar lijkt het verkeer te grommen, als een slapend dier dat zich niet helemaal bewust is van zijn eigen omvang.
“Bangkok is als een rivier,” zegt iemand achter me. Ik draai me om en zie een jongen, niet ouder dan twintig, met een rugzak die te groot voor hem lijkt. Hij kijkt niet naar mij, maar naar het verkeer. “Je kunt niet tegen de stroom in zwemmen. Je moet erin springen en hopen dat je ergens uitkomt.” Zijn stem heeft een nuchtere toon, maar zijn ogen verraden een mengeling van angst en verwondering. Hij zegt niets meer, steekt over, en verdwijnt in de menigte. Ik blijf staan, alsof zijn woorden meer tijd nodig hebben om te bezinken dan ik bereid ben ze te geven.
De lucht begint te veranderen. Een grijze waas kruipt over de stad, alsof de hemel zichzelf opnieuw aan het uitvinden is, ik voel de eerste regendruppels op mijn gezicht. Plots barst de hemel open en regen stroomt naar beneden met een hevigheid die alles en iedereen tot stilstand dwingt. Of dat zou je denken. Maar zelfs nu blijven de brommers rijden, hun bestuurders gehuld in dunne, felroze en gele poncho’s die als wapperende vlagen regenboogstof achter hen aan dansen in de wind. De straatverkoper trekt een stuk plastic over zijn bloemen en kijkt me aan. Hij glimlacht, breder dit keer, en schudt zijn hoofd alsof hij wil zeggen: “Zie je wel? Het gaat altijd door.”
Ik stap van de stoep, mijn schoenen soppen in de plassen die zich razendsnel vormen. De regen maakt me niet meer uit. Ik laat me meesleuren door de stroom van mensen, brommers, auto’s en taxi’s die allemaal hun eigen weg zoeken. Terwijl het water over mijn gezicht loopt, denk ik aan de woorden van de jongen: je moet erin springen. En ineens besef ik dat het niet het verkeer is waar ik bang voor ben, maar mijn eigen verlangen om alles te controleren. Soms, zo lijkt het, is de enige manier om vooruit te komen door los te laten. Net zoals Bangkok in haar eigen ritme beweegt, ongeacht wie er probeert grip op te krijgen…
Over deze blogger
-
Mijn leeftijd valt officieel onder de categorie ‘bejaard’. Ik woon al 28 jaar in Thailand – probeer dat maar eens na te doen. Nederland was ooit het paradijs, maar het raakte in verval. Dus ging ik op zoek naar een nieuw paradijs en vond Siam. Of was het andersom en vond Siam mij? Hoe dan ook, we waren elkaar goed gezind.
De ICT zorgde voor een regelmatig inkomen, iets wat jullie ‘werk’ noemen, maar voor mij was het vooral een tijdverdrijf. Schrijven, dat is de echte hobby. Voor Thailandblog pak ik die oude liefde weer op, want na 15 jaar zwoegen verdienen jullie wel wat leesvoer.
Ik begon op Phuket, verhuisde naar Ubon Ratchathani, en na een tussenstop in Pattaya woon ik nu ergens in het noorden, midden in de natuur. Rust roest niet, zeg ik altijd, en dat blijkt te kloppen. Hier, omgeven door het groen, lijkt de tijd stil te staan, maar dat doet het leven gelukkig niet.
Eten, vooral veel – dat is mijn passie. En wat maakt een avond compleet? Een goed glas whisky en een sigaar. Dan heb je het wel zo’n beetje, vind ik. Proost!
Foto’s, daar doe ik niet aan. Ik sta er altijd lelijk op, terwijl ik toch weet dat Brad Pitt erbij verbleekt. Het zal wel aan de fotograaf liggen, denk ik dan maar.
Lees hier de laatste artikelen
- Cultuur13 januari 2025‘Het verkeer in Bangkok is dansen met chaos’
- Cultuur11 januari 2025‘Het laatste rondje’
- Cultuur9 januari 2025‘Bangkok, een stad die langzaam stikt’
- Cultuur7 januari 2025‘Twee vrienden die botsen over de columns van De Expat’