‘Het stof van het pad’
Lars zat op een verweerde houten bank, terwijl de avond over de heuvels van Noord-Thailand kroop. Voor hem lag een uitgestrekte zee van groen, doorkliefd door kronkelende paden die leken te verdwijnen in een mysterieus niemandsland. De geur van wierook mengde zich met de vochtige lucht, een herinnering aan hoe ver hij van huis was. Maar ‘thuis’ was een woord zonder betekenis geworden. Nederland was een plek vol gebroken banden, een decor voor mislukkingen. Hier, duizenden kilometers verderop, had hij gehoopt op een ontsnapping. Maar zelfs hier volgde de leegte hem als een schaduw.
Een oude monnik verscheen in de deuropening van de tempel. Hij droeg het eenvoudige oranje gewaad dat voor hem niets meer dan een tweede huid leek, en zijn ogen hadden de diepte van iemand die al meer van het leven had begrepen dan hij ooit zou kunnen bevatten. Hij bleef even staan, alsof hij Lars observeerde, niet met nieuwsgierigheid, maar met een stille, bijna goddelijke acceptatie.
“Je bent verdwaald”, zei de monnik, zijn stem zacht, maar onontkoombaar.
Lars keek hem aan, probeerde iets terug te zeggen, maar zijn woorden voelden zinloos. Hij knikte alleen.
De monnik ging naast hem zitten, zijn bewegingen soepel, alsof hij door de tijd zelf werd gedragen. “Vertel me”, zei hij, “waar zoek je naar?”
Lars haalde zijn schouders op. “Ik weet het niet”, antwoordde hij. “Misschien rust. Misschien vergeving. Maar ik denk niet dat die dingen voor mij bedoeld zijn.”
De monnik glimlachte, een glimlach die geen oordeel droeg, maar mededogen. “De mens is als water,” zei hij. “Hij zoekt altijd het laagste punt, de plek waar hij kan rusten. Maar soms vergeet hij dat hij kan stijgen als de zon hem raakt.”
Lars staarde naar zijn handen, naar de schrammen en rimpels die zijn mislukte leven weerspiegelden. “Ik heb gefaald”, zei hij. “In alles. Mijn huwelijken, mijn kinderen … mezelf. Hoe kan ik nog hopen op iets beters?”
De monnik keek naar de horizon, waar de eerste sterren verschenen. “Falen”, zei hij, “is niet het einde. Het is slechts een manier waarop het leven je laat zien wat je nog moet leren.”
Lars zuchtte. “Wat moet ik dan leren?”
De monnik stond op en wenkte hem. “Kom”, zei hij. “Ik zal je laten zien wat ik bedoel.”
Ze liepen over een smal pad dat hen dieper de jungle in leidde. Het pad was bezaaid met stenen en wortels, en Lars struikelde een paar keer, maar de monnik bleef onverstoorbaar voortgaan. Ze stopten bij een kleine beek, waar het heldere water kalm kabbelde tussen de stenen. De monnik ging op zijn hurken zitten en raakte het water aan.
“Kijk naar dit water”, zei hij. “Het stroomt zonder doel, zonder haast. Het kent geen spijt en maakt zich geen zorgen over waar het vandaan komt. En toch, waar het ook gaat, het brengt leven.” Hij keek Lars aan. “Jij denkt dat je mislukt bent omdat je niet hebt bereikt wat je wilde. Maar misschien moet je stoppen met streven en beginnen met stromen.”
Lars voelde een brok in zijn keel. “Maar hoe? Hoe laat je los wat je hebt verknoeid?”
De monnik lachte zacht. “Loslaten is niet vergeten. Het is accepteren dat je verleden een deel van je is, maar niet de hele jij. Je bent meer dan je fouten. Je bent ook je eerste lach, je eerste vriend, je eerste liefdesbrief. Waarom houd je alleen vast aan je schaduw?”
De woorden raakten Lars veel dieper dan hij wilde toegeven. Hij dacht aan zijn kinderen, aan hun jonge gezichten die hij nog steeds voor zich kon zien, ondanks de jaren die waren verstreken. Hij dacht aan de telefoontjes die hij nooit pleegde, aan de verjaardagen die hij had gemist.
“En wat als het te laat is?” vroeg hij uiteindelijk.
De monnik wees naar een oude boom naast de beek. “Zie je die boom? Hij verloor al zijn bladeren in de droogte, maar kijk nu. Nieuwe bladeren, nieuwe bloemen. Het is nooit te laat voor groei.”
Die nacht, terug in zijn eenvoudige kamer, staarde Lars naar het plafond. Hij voelde zich anders, minder bezwaard misschien. De woorden van de monnik bleven in zijn hoofd ronddwalen, als een zachte melodie die hij niet kon vergeten. Hij pakte zijn telefoon, aarzelde en begon toen te typen.
“Ik weet dat ik fouten heb gemaakt”, schreef hij. “Maar ik wil beginnen met goedmaken, als jullie me die kans geven.” Hij stuurde het naar zijn kinderen, niet wetend of ze zouden antwoorden. Maar hij voelde dat het niet uitmaakte. Het sturen van de boodschap was al een begin.
De volgende ochtend keerde Lars terug naar de tempel. De monnik zat op dezelfde plek waar hij hem de vorige dag had ontmoet, alsof hij nooit was weggegaan. Hij keek op en glimlachte toen hij Lars zag.
“Hoe voel je je?” vroeg de monnik.
Lars dacht even na. “Ik voel me… minder zwaar”, zei hij.
De monnik knikte. “Het eerste pad is altijd het moeilijkst”, zei hij. “Maar weet dit: het pad naar innerlijke vrede is geen rechte lijn. Het is een kronkelende weg. Maar zolang je blijft lopen, kom je er.”
Lars keek naar de heuvels, naar de bomen die statig boven het landschap uittorenden. Voor het eerst zag hij niet alleen het landschap, maar voelde hij het ook. Het was alsof de wereld niet langer tegen hem sprak, maar met hem. En dat was genoeg om opnieuw te beginnen…
Over deze blogger
-
Mijn leeftijd valt officieel onder de categorie ‘bejaard’. Ik woon al 28 jaar in Thailand – probeer dat maar eens na te doen. Nederland was ooit het paradijs, maar het raakte in verval. Dus ging ik op zoek naar een nieuw paradijs en vond Siam. Of was het andersom en vond Siam mij? Hoe dan ook, we waren elkaar goed gezind.
De ICT zorgde voor een regelmatig inkomen, iets wat jullie ‘werk’ noemen, maar voor mij was het vooral een tijdverdrijf. Schrijven, dat is de echte hobby. Voor Thailandblog pak ik die oude liefde weer op, want na 15 jaar zwoegen verdienen jullie wel wat leesvoer.
Ik begon op Phuket, verhuisde naar Ubon Ratchathani, en na een tussenstop in Pattaya woon ik nu ergens in het noorden, midden in de natuur. Rust roest niet, zeg ik altijd, en dat blijkt te kloppen. Hier, omgeven door het groen, lijkt de tijd stil te staan, maar dat doet het leven gelukkig niet.
Eten, vooral veel – dat is mijn passie. En wat maakt een avond compleet? Een goed glas whisky en een sigaar. Dan heb je het wel zo’n beetje, vind ik. Proost!
Foto’s, daar doe ik niet aan. Ik sta er altijd lelijk op, terwijl ik toch weet dat Brad Pitt erbij verbleekt. Het zal wel aan de fotograaf liggen, denk ik dan maar.
Lees hier de laatste artikelen
- Cultuur17 december 2024‘Harde woorden over liefde, macht en geld’
- Cultuur15 december 2024‘De adem van de Chao Phraya’
- Cultuur14 december 2024‘Gevangen in een strijd tussen overleven en opgeven’
- Cultuur12 december 2024‘Een avontuur of een ontdekkingstocht naar zichzelf’
Prachtig verwoord voor alle mensen in alle lagen van de bevolking.
Ik vind dit verhaal nog beter dan het goeds dat we normaal al van je gewend zijn. Kon zo een scene zijn uit een aflevering van het legendarische Kung Fu; een conversatie tussen de grasshopper en zijn master (die wel blind was; niet handig voor een filosofische boswandeling).
Bravo !
Zo knap van je dat je al die ervaringen kunt bundelen en sorteren. En later in een verhaal in deze prachtige landschappen aan ons lezers doorgeven.
ik vraag me echt af wat is van buiten gekomen en wat is aan je eigen brein ontsproten.
ik bewonder je farang Kee Nok