In 1957 hongersnood in de Isaan, door Bangkok ontkend. ‘Niks aan de hand’ en ‘Isaners zijn gewend hagedissen te eten.’ In de jaren 1958-1964 werd de Bhumibol dam gebouwd (regering Sarit) en kwam een immens boskapschandaal aan het licht. ‘The lumber swindle’ vond plaats onder de regering van Plaek Phibul Songkhram (1897-1964). In de zeventiger jaren onlusten met doden. De schrijver heeft de roerige jaren 1970 meegemaakt en is naar de jungle gevlucht.
Auteur Winai Boonchuay (วินัย บุญช่วย, 1952), schrijversnaam Sila Khomchai (ศิลา โคมฉาย); zie de toelichting door Tino Kuis: https://www.thailandblog.nl/cultuur/kort-verhaal-familie-midden-op-weg/
Het verhaal (fictie)
De jongste drukkerijbediende maakt er een puinhoop van als hij papier afdrukt. Hij wordt zaagselkop genoemd. Door zijn fouten worden foto’s van mens en dier op elkaar afgedrukt en dat geeft ongewenste effecten. Temeer nu het betreft de verkiezingsposter voor een vriendje van de veldmaarschalk-dictator, een vermogende, invloedrijke mijnbaas van Chinese komaf.
De drukpers maakte twee of drie verschillende geluiden die de hele dag door werden herhaald. Op de drukplaat bewogen twee verzinkte drukrollen snel van elkaar af. Witte vellen papier die aan een kant werden ingevoerd werden er aan de andere kant uitgedrukt als prachtige kleurenposters.
Het lage gebouw was vergeven van de muffe lucht van inkt, kerosine, papier en andere geurtjes die wezen op de werkzaamheden daar. Het zachte gezoem van de drukpers werkte niemand op de zenuwen.
Een jongen van dertien, veertien jaar zat op een stoel met tussen zijn knieën een strakke stapel met stevige, onbedrukte vellen. Met zijn handen vouwde hij een groot vel in zestien delen, een voor iedere pagina. Hij wierp snel een blik op de voordeur waar drie mannen doorheen kwamen lopen; twee van hen waren zijn bazen. Dat ziende gingen zijn handen sneller werken.
‘Kun je wat haast maken met mijn order, chef? Ik heb de bezorgdienst verteld dat ze het volgende week krijgen.’ Dat zei de man met een vaal truitje aan dat netjes was weggestopt achter zijn broekriem en hij droeg een versleten leren aktetas. De andere man was goed gekleed in een rozerood shirt met lange mouwen, knoopjes dicht, stropdas, zwarte broek en gepoetste schoenen. ‘Uh… Wel, heb even geduld. We hebben een hoop werk op het moment.’ bromde hij vrijblijvend terug.
‘Wat ben je nu aan het drukken?’ vroeg de man met de versleten aktetas. ‘Posters’ en de drie mannen liepen naar de drukpers. ‘Waarom deed je mijn werk niet eerst? Toen ik met de order kwam zei je dat er ruimte was. Ik zie er nog niks van.’
De belangrijke spoedklus
‘Maar dit is een spoedklus. En vooraf cash betaald. Er waren nog meer van die posterklussen maar die durfde ik niet aan te nemen; ik controleer eerst wie vorige keer niet hebben betaald en die komen op de zwarte lijst.’ zei de man met het rozerode overhemd, en hij pakte een van de pas geprinte vellen om er eens goed naar te kijken.
‘Hé! Dat is de rijke mijnbaas uit mijn woonplaats. Doet hij mee aan de verkiezingen?’ De versleten-aktetas-meneer strekte zijn nek eens goed uit om het beter te zien. ‘Hoe vind je het? Ziet er goed uit. Zijn gezicht staat er goed op. Die koninklijke onderscheidingen op zijn borst, weet niet of die echt zijn.’
‘Denk dat ze echt zijn… Die stinkerd is verrekte rijk… Toen de veldmaarschalk (*) nog aan de macht was heeft ie zijn zakken goed gevuld. Hij bood de veldmaarschalk aan om gratis rubberbomen voor hem te planten op een paar duizend rai grond, maar vroeg als compensatie alle hout op stam in de regio. Het was ongerept bos vol hardhout. De duizenden rubberbomen waren enorm groot en hun omtrek was drie tot vier man met gestrekte armen. Er zat tropisch hardhout bij, en andere houtsoorten. Het bos werd kaal gekapt, zo kaal als de kont van een baviaan….’ De eigenaar van de versleten aktetas spuugde die woorden uit.
De derde man had een hemd aan; zijn buik paste nauwelijks in zijn korte broek. Toonde geen interesse voor de discussie maar keek naar de werkende drukpers en naar de operator. Hij keek eens rond; een jongeman waste de drukplaten, een dikke man duwde aan stapels papier, arbeiders rookten een peuk terwijl ze wachtten, een vrouw bond boeken in met een machine en een ander werkte hoeken af.
Hij liep naar de jonge jongen die papier aan het vouwen was. Torende boven hem uit, armen in de zij, dikke buik naar voren en met de mond half open van verbazing keek hij naar diens handen. ‘Nee! Niet zo…!’ riep hij, bijna schreeuwend. ‘Vouw hem eerst op de helft … links en dan rechts … Nee!’ Zijn handen deden het voor. Tenslotte trok hij het vel uit de handen van de jongen.
‘Zie je de cijfers niet? Als je het papier vouwt moeten de pagina’s van 1 tot 16 lopen, kijk maar. Kun je niet tellen?’ De man deed de knaap voor hoe het moest worden gedaan. De jongen volgde de man zijn handen met niet-begrijpende ogen, alsof zijn hersens niet reageerden. Toen hij daarna het papier wilde vouwen zoals de man kon hij het nog steeds niet.
‘Nee, let nou eens op. Zo … op deze manier.’ Hij benadrukte ieder woord. Het vel papier in de jongen zijn handen draaide keer op keer om, en weer terug, en verkreukelde.
Zaagsel in je kop?
‘Wat is er met je? Heb je zaagsel in je kop? Kijk eens, die zijn allemaal fout.’ Hij pakte het werk dat klaar was en inspecteerde het. De knaap werd bleek. ‘Wat een verspilling! Je bent hier nu een week maar het lijkt wel of je niks goed kunt doen. Wat kunnen wij dit stel zaagselhersens laten doen?’ Zijn ogen keken streng, zijn dreigende stem kraste. De jongen kromp ineen en haalde zijn schouders op.
‘Vouw maar niks meer. Laat een ander het maar doen. Ga maar boeken inpakken. Breng die verprutste stapel maar weg. Wat een idioot! Gisteren vroeg ik hem gebakken rijst met soyasaus te kopen en ik kreeg roergebakken noedels met ei!’ mopperde de dikke man maar door. De jongen kroop nog meer in elkaar alsof hij zich wilde verbergen voor die onaangename woorden.
Waarom is dit niet zo makkelijk als het planten van graan ergens in Loei? Een gat in de grond, gooi er drie of vier zaadjes in en schopt er wat zand op. Je wacht tot de regen komt. De bladeren die dan boven de grond komen zijn mooi groen…
‘De man vergaarde genoeg kapitaal om een mijn te openen. Hij verkocht zowel legaal als illegaal erts. Hij werd zo rijk, niemand doet hem wat’ ging de man van de versleten aktetas voort aan het andere eind van de werkruimte.
Heb ik echt zaagsel in mijn hoofd? De jonge jongen dacht hieraan met een stapel papier in zijn armen. De leraar op school spotte met mij en zei ooit dat mij helpen lastiger was dan een boom voort te slepen aan de kruin. Moeder is ook al meedogenloos; zij schopte me het huis uit zodra Oom zei dat hij me zou leren mijn boterham te verdienen. Ik mis mijn straathondje; wie geeft hem nu te eten? Moet hij weer hagedissen vangen om te eten? Ongerustheid en frustratie vulden zijn hoofd. Hij werd er nog verwarder van. Misschien was de hoeveelheid zaagsel toegenomen en drukte dat meer en meer in zijn hoofd?
‘Dertig kopietjes in een bundel. Maak er twee rijen van en tel ze… Nee, niet zo. Zet vijftien ruggen naast elkaar. Vouw in de lengte en pers dan hier… Pak dan de andere lengte en druk…’. De dikke man liet hem weer zien hoe hij moest inpakken. Zijn stem en de manier waarop bedrukten de jongen nog meer. ‘Vouw de bodem in een driehoek…Kijk, zo en zo…. Probeer wat van dat zaagsel in je kop kwijt te raken.’
De jongen ging langzamer werken en volgde leergierig de handelingen. Hij legde de afgekeurde vellen die in de eerste drukgang waren gebruikt netjes neer. Veelkleurige vellen. Herhaald bedrukken had geleid tot beroerde kleuren. Beelden liepen door elkaar en op elkaar. Koppijn kreeg je er van. ‘Tel de boeken en leg ze neer. Vouw het pakpapier stevig dicht….’
‘Deze man, heeft hij een kans?’ Dat vroeg de baas met het rozerode hemd aan de man met de versleten aktetas. ‘Hij wint op zijn gemak. Hij heeft macht in die districten en zoveel volgelingen dat ze over elkaar heenvallen. Met donaties koopt hij macht. Zelfs de gouverneur heeft hem heel hoog staan.’ ‘Aha! bromde en zuchtte de baas.
De jongen ging verder met zijn werk. De dikke man was weggelopen en hij kwam bij van die niet-aflatende bestraffing. Hij keek terloops naar ieder vel papier. In dit stadium van bedrukken leken alle figuurtjes en alle kleuren, die boven op elkaar gedrukt waren, zijn boosheid wat weg te nemen.
De scene helemaal onder in de druk was een grasveld. Hij zag waterbuffels en palmbomen. Hun kleur was grijsbruin of vaalgroen want het plaatje daar bovenop was een rij hoogbouw. Kriskras er doorheen zag hij elektrisch licht. Andere delen waren te onduidelijk. Hij focuste op de waterbuffels. Zijn moeder werkte met karbouwen en op het rijstveld en hij miste haar heel erg. Was haar hoofd net zo vol met zaagsel als het zijne?
Een naaktfoto
Op het volgende vel een veld. Geen karbouwen daar. Een naaktmodel lag op haar rug onder een schaduwrijke boom. Het leek wel de middenpagina van het blad dat Oom verstopte onder zijn kussen. Een foto in vaag blauw. Er stond ook het portret op van een man, zijn borst vol met medailles, en vette letters aan de bovenkant. De jongen las het bericht letter voor letter, langzaam, alsof hij het spelde. STEM OP …. De naakte vrouw zat rechtop tussen zijn wenkbrauwen.
‘Gokhuizen … hoerenkasten … Hij zit overal in. Van een doodgewone ‘chink’ (**) werd hij een rijke mijnbaas, de vuilak. Kijk eens welke foto hij koos voor de verkiezingsposter; zijn gezicht is zo pokdalig als een gravelpad.’ De eigenaar van de versleten aktetas stond nog steeds te praten over de foto op de poster.
De boeken waren nu verpakt in vierkante blokken. De jongen maakte er een hoge stapel van. Hij had dit niet eerder gedaan en het was een zware job. Het laatste afgekeurde vel was net een poster voor een Thaise film. Hij herinnerde zich heel goed de Thaise filmster Soraphong (***) met een pistool in zijn hand. Wie kon die heldin wel zijn?
Hij probeerde haar gezicht te vinden maar dat zat verstopt onder het hoofd, zwart haar en brillantine, van de man met de medailles onder de woorden STEM OP DE … PARTIJ die er doorheen schenen. Hij zag een paar fraai gevormde benen en het was lastig te zeggen van wie ze waren, van Charuni of van Sinjai, zag stapels bankbiljetten op meneers neus en Soraphongs pistool die hij leek te richten op de man zijn voorhoofd.
De jongen voelde zich opgelucht. Zijn nieuwe taak ging hem vlot af. Het zien van de filmposters vrolijkte hem op. Hij dacht aan al die Thaise films die hij had gezien. De held was altijd een strijder, een fatsoenlijk mens, die zich opofferde en door iedereen bewonderd werd. Hij had zelf al eens gedroomd van een carrière als …
‘Zijn rivalen zullen massaal op hun bek gaan’ zei de man in het rozerode hemd. ‘Ja, en alle Thais ook.’ De man met de versleten aktetas was het met hem eens. De dikke man keek eens rond of nu alles goed liep; keerde terug naar de jongen en die voelde de spanning weer. Hij versnelde en telde de aantallen zorgvuldiger.
Hij voelde zich nu gelukkiger. Kon keer op keer naar de drukproeven kijken en die onthulden hem verborgen verhalen. Zijn gedachten gingen verder dan het benauwde van dat gebouwtje daar. Die vellen papier waren de enige vrienden die hij daar had al waren ze niet zijn hondje dat van hagedissen heeft moeten leven; deze vellen papier die de drukker in de drukpers voerde om de kwaliteit van inkt en foto’s te testen en die de resten van de kerosine opnamen die achterbleef na het reinigen van de gebruikte kleuren.
‘Ik zou toch wel willen weten, diep in mijn hart, wat zijn plannen zijn nu hij uit eigen beweging die post wil…’ mompelde de baas aan de andere kant van de drukkerij.
Zijn handen trilden wat toen hij een nieuw stuk pakpapier neerlegde. Het muffe gebouwtje verhinderde hem te kijken naar de blauwe lucht en naar de groene heuvelrug. Hij was ondergedompeld in het gezoem van machines en in zijn bezorgheid. Maar ondanks dat kon hij een glimlach niet onderdrukken.
Die ene afgedrukte prent was zo helder dat er niets te ontcijferen viel. Het leek wel een opzettelijk gemaakte druk waarin alles op zijn plek viel. Er was geen misvormde of vage plek. En het vertelde een vreemd verhaal. Kon dit eigenlijk wel gebeuren met een gewoon mens? Hij liet het eens bezinken. Plotseling zag hij de verbinding met zijn eigen positie. Zijn gevoel voor humor nam het over; hij bulderde van het lachen.
De binnenkant van zijn hoofd was dus alleen maar zaagsel. En de man op de foto … nou, diens hoofd was er erger aan toe. ‘Idioot! Wat sta je nou te lachen, Zaagselhersens? Wat heb je ontdekt, Zaagsel?’ De dikke man keek eerst argwanend maar kon zich niet inhouden en schreeuwde het. De jongen hield niet op met lachen maar gaf geen bruikbaar antwoord.
‘Zijn hoofd … het …’ Het antwoord kwam met horten en stoten. Zijn lichaam schokte met zijn emoties mee. Het geluid bereikte de andere kant van de werkvloer en leidde de mannen af. De man met de aktetas keek naar de jongen. Zijn ongecontroleerde gebaren en het hysterische lachen waren aanstekelijk. De man met de aktetas kreeg het idee dat er iets bijzonders was en hij kwam naderbij. Toen hij de foto zag barstte hij in onbedaarlijk gelach uit.
‘Hij heeft wormen in zijn hoofd … wormen…!’ Hij bleef lachen over deze ongelooflijke omstandigheid. De foto bevatte in het midden van het hoofd van de man en net onder het vetgedrukte STEM VOOR… een nest wormen. Ze krioelden over elkaar heen tot ze een bal vormden. Maar wat nog meer opviel was dat sommige wormen over de rand van zijn mond kropen, uit zijn neusgaten en uit zijn oren waardoor het een lijk leek met een zwaar gedecoreerde borst – een dode man met de ogen wijd open en een gezicht dat een perfecte gezondheid weerspiegelt.
-o-
Bron: The South East Asia Write Anthology of Thai Short Stories and Poems. Een bloemlezing uit bekroonde korte verhalen en gedichten. Silkworm Books, Thailand.
Engelse titel ‘Sawdust brain and the wrapping paper’. Vertaald, bewerkt en wat ingekort door Erik Kuijpers.
(*) Met de ‘veldmaarschalk’ wordt bedoeld Thanom Kittikachorn, dictator van 1963 tot 1973, die moest aftreden na de onlusten in Bangkok op 14-10-1973.Wie met de rijke Chinees wordt bedoeld is uiteraard niet vermeld maar het verhaal wijst in de richting van Plaek Phibul Songkhram. Hij is van Chinese komaf en betrokken bij het boskapschandaal. (Met dank aan Tino Kuis.)
(**) Chink; beledigend en discriminerend scheldwoord voor Chinezen en soms voor alle oost-Aziaten.
(***) Soraphong Chatree, 1950-2022, een Thaise filmacteur. Charuni (Jarunee Suksawat) en Sinjai (Sinjai Plengpanich) idem.
Over deze blogger
- Bouwjaar 1946. Kreeg de bijnaam 'Lopende belastingalmanak' en heeft 36 jaar in dat vak gewerkt. Op zijn 55e naar Thailand verhuisd. Invaliditeit dwong hem van zijn gezin in Nongkhai naar huisje met thuiszorg en scootmobiel in Súdwest-Fryslân.
Lees hier de laatste artikelen
- Belasting Nederland23 december 2024Belastingen: De weg naar de reductie uit art 23 lid 6
- Belasting Thailand19 december 2024Belastingen: Regionale kantoren Thailand
- Thailand algemeen17 december 2024Belastingen: Hulp bij aanvraag reductie
- Belasting Nederland15 december 2024Belastingen: wanneer is jouw geld belast in Thailand?
Ja, Erik, ik denk dat het gaat over de posters voor de verkiezingen op 26 februari 1957. Wikipedia zegt:
Elections of 26 February 1957
The passing of the 1955 Political Party Bill led to the proliferation of more than twenty-five political parties. The government’s Legislative Committee was revamped into the Seri Manangkhasila Party which was headed by Phibun with Sarit as deputy chief and Phao as secretary-general. Sarit did not play a significant role in the election process and generally left Phao in charge.
Although the Seri Manangkhasila Party beat the Democrat Party, the latter was seen to have won a moral victory. The Democrat Party and the press accused the government of rigging the vote and using hooligans to terrorize both candidates and voters.[8]: 106–107 In a bid to repress public discontent, Phibun declared a state of emergency and Sarit was appointed as the supreme commander of military forces. However, Sarit effectively disassociated himself from the corrupt party when he commented that the 1957 elections. “were dirty, the dirtiest. Everybody cheated.”
Op 16 september 1957 deed generaal Sarit Thanarat een militaire staatsgreep, met steun van generaal Thanom Kittichatorn, die na het overlijden van Sarit in 1963 de dictator was tot de volksopstand op 14 iotober 1973
Ja, Tino, en toen was schrijver dezes 5 jaar! Dit verhaal is denk ik door hem geschreven in de vroege 70-er jaren tijdens de rellen en doden in Bangkok en op Thammasat. Toen hebben veel schrijvers zich verzet tegen de gang van zaken en moesten zij noodgedwongen vluchten naar de jungle of naar de USA. Die generatie is nu van onze leeftijd, in de 70-80 groep.