‘Gevangen in een strijd tussen overleven en opgeven’
Noi stond in een grijze rij, net zoals elke ochtend om vijf uur. De klamme lucht van Bangkok kleefde aan haar huid terwijl ze haar vingers bewoog om het prikkende gevoel van stijfheid te verdrijven. In haar linkerhand droeg ze een goedkope plastic lunchbox met koude rijst en een ei, in haar rechterhand een plastic zak met een mondkapje dat inmiddels nutteloos was geworden. De lijmdampen hadden hun weg naar haar longen allang gevonden.
De fabriek stond aan de rand van een industriegebied, ingeklemd tussen een rij afgebladderde muren en een kanaal vol stilstaand water. Binnen was het lawaai constant: het geratel van machines, het gesis van pneumatische persen, en het monotone zoemen van TL-lampen. De lucht was dik en scherp, doordrenkt met chemicaliën die in je neus brandden. Ze leken alles te vervuilen, zelfs het licht.
Noi zat aan haar werkstation, een gammele tafel met een roestige metalen rand. Voor haar lag een stapel houten frames. Haar taak was eenvoudig maar eindeloos: lijm aanbrengen, drukken, drogen. Haar vingers bewogen bijna mechanisch, zonder enige connectie met haar hoofd. Om 9 uur ’s ochtends had ze al twintig frames af, haar vingertoppen plakkerig van de lijm die in haar huid sloop als onzichtbare naalden.
Toen ze zich bukte om een nieuwe tube lijm te pakken, voelde ze het bekende knijpen in haar borst. Ze hoestte in haar vuist. Toen ze haar hand terugtrok, zag ze rode spetters op haar handpalm. Ze slikte, keek om zich heen. Niemand keek haar aan. De vrouwen om haar heen hadden geleerd niet te kijken. De fabriek was een plek van stilte, ondanks het lawaai.
Ze dacht even aan stoppen. Een dag vrij nemen, misschien naar de kliniek aan de andere kant van de stad gaan. Maar ze wist wat het betekende om niet te verschijnen. Geen werk betekende geen geld. En geen geld betekende geen eten, geen huur, geen hoop. Haar moeder was afhankelijk van haar inkomsten. Haar jongere broer had boeken nodig voor school. Hun vader was al jaren verdwenen, opgeslokt door de hoofdstad of misschien iets ergers.
Na de lunchpauze, die nauwelijks een pauze genoemd mocht worden, ging het verder. De geur van de rijst en vissaus in haar lunchbox mengde zich met de lijmdampen, een misselijkmakende cocktail die in haar maag bleef hangen. Haar handen trilden nu licht, niet van angst maar van pure uitputting. Ze probeerde haar ademhaling te beheersen, oppervlakkig te ademen om de dampen te ontwijken, maar dat werkte nooit lang. De lijm vond haar altijd.
Op de zesde dag van die week gebeurde het. Terwijl ze een frame aandrukte, kreeg ze een hoestbui die haar hele lichaam schokte. Ze verloor haar grip op het frame, en het viel op de grond. Het lawaai leek ineens te stoppen, alsof de hele fabriek haar stilte opslokte. De voorman, een man met een permanent nors gezicht, liep naar haar toe. Hij keek naar het gebroken frame op de vloer en toen naar haar.
“Wil je soms ziek zijn?” vroeg hij scherp. Zijn stem sneed door de lucht als een mes. “Als je niet kunt werken, hoef je niet terug te komen.”
Ze knikte zwijgend, haar ogen op de grond gericht. Haar longen brandden, haar keel voelde rauw, maar ze wist wat hij bedoelde. Niemand was hier onmisbaar. De fabriek draaide op een eindeloze stroom van vrouwen zoals zij. Als ze vandaag zou stoppen, zou er morgen iemand anders op haar plek staan.
Toen de sirene klonk om het einde van de werkdag aan te geven, sleepte Noi zich naar buiten. Het was donker. De stad leek zichzelf uit te smeren over de horizon, een chaos van lichtjes en geuren. Haar benen voelden als lood, haar hoofd licht. Ze dacht aan hoe ze ooit had gedroomd van een eigen winkel, een kraampje misschien, waar ze fruit kon verkopen. Maar dromen voelden op dat moment net zo ver weg als een andere wereld.
Ze liep naar de bus, haar ademhaling schokkerig. Toen ze instapte, voelde ze opnieuw dat knijpen in haar borst, dat schurende gevoel alsof haar longen zichzelf opgaven. Ze ademde diep in, rook de diesel van de bus en voelde de pijn die haar eraan herinnerde dat ze nog leefde.
Morgen zou ze er weer staan…
Over deze blogger
-
Mijn leeftijd valt officieel onder de categorie ‘bejaard’. Ik woon al 28 jaar in Thailand – probeer dat maar eens na te doen. Nederland was ooit het paradijs, maar het raakte in verval. Dus ging ik op zoek naar een nieuw paradijs en vond Siam. Of was het andersom en vond Siam mij? Hoe dan ook, we waren elkaar goed gezind.
De ICT zorgde voor een regelmatig inkomen, iets wat jullie ‘werk’ noemen, maar voor mij was het vooral een tijdverdrijf. Schrijven, dat is de echte hobby. Voor Thailandblog pak ik die oude liefde weer op, want na 15 jaar zwoegen verdienen jullie wel wat leesvoer.
Ik begon op Phuket, verhuisde naar Ubon Ratchathani, en na een tussenstop in Pattaya woon ik nu ergens in het noorden, midden in de natuur. Rust roest niet, zeg ik altijd, en dat blijkt te kloppen. Hier, omgeven door het groen, lijkt de tijd stil te staan, maar dat doet het leven gelukkig niet.
Eten, vooral veel – dat is mijn passie. En wat maakt een avond compleet? Een goed glas whisky en een sigaar. Dan heb je het wel zo’n beetje, vind ik. Proost!
Foto’s, daar doe ik niet aan. Ik sta er altijd lelijk op, terwijl ik toch weet dat Brad Pitt erbij verbleekt. Het zal wel aan de fotograaf liggen, denk ik dan maar.
Lees hier de laatste artikelen
- Cultuur15 december 2024‘De adem van de Chao Phraya’
- Cultuur14 december 2024‘Gevangen in een strijd tussen overleven en opgeven’
- Cultuur12 december 2024‘Een avontuur of een ontdekkingstocht naar zichzelf’
- Cultuur10 december 2024‘Strandverkoper in een wereld waar dromen verbleken en de horizon weinig belooft’
Word tijd dat ze hier eens arbeidsinspecties gaan uitvoeren, maar dat zal niet snel gebeuren omdat men wel de nodige steekpenningen in het verschiet heeft voor des betreffende.
.
triest verhaal maar wel een werkelijkheid, en niet veel is er veranderd toen mijn vrouw ook in Bangkok ging werken meer dan vijfendertig jaar geleden heeft ze in gelijkaardige omstandigheid in een fabriek waar ze beeldjes schilderde en was wel betaald bij overschrijden van opgelegd aantal kreeg ze er “iets” bovenop , moet e niet bijvertellen hoe spartiaans het er aan toe ging kwestie gezondheid en hygiene, daarna is ze in de horeca gaan werken wat ze trouwens heeft doorgezet in Belgie .
Pogingen om zich te organiseren d.m.v vakbonden lopen hier slecht af,socialisme wordt hier al snel verwardt met communisme.
Waar haalt men het… communisme, communisme?
Jammerlijke verspreking.
Rectificatie:
Heette Rusland en aanhang vroeger niet USSR: Unie van Socialistische Sovjetrepublieken?
Je leest goed ‘socialistisch’.
En China heet ‘Volksrepubliek China’. En niet Communistisch China.
Verdenk ze niet van schone schijn….