Een kwestie van (on-) geloof, religie onder een loep van opaalglas
Tekstwijzer:
Leestijd 10+ minuten. Kwetsende teksten. Langdradigheid. Verwarring. Geen referenties. Kortom, een ouderwetse khun Rick knaller.
In Thailand voor mijn beeldbuis zittend verneem ik dat de herfst weer in Zuid-Limburg is gearriveerd; de bladeren van hun vermoeide takken loslaten en bruin en dor, wat doelloos omlaag dwarrelen, geruisloos en zacht in het zand achter het huis landen om vervolgens door de wind gegrepen verspreid te worden in de grauwe schemering.
Het is de meest ingrijpende seizoenswisseling van het jaar. Zij voert ons namelijk onwillekeurig naar het favoriete jaargetijde om te mijmeren over onder meer het belangwekkende, maar ook controversiële thema dat de mensheid al vele eeuwen hoofdbrekens bezorgt: geloof en religie. Probeer maar eens gewoon de uitdaging aan te gaan om de woorden van de auteur in te verhapstukken, porties te consumeren op zoek naar enige mate van begrip. De volhouder zal beloond worden met (beperkt) verheffende inzichten.
Let op: onderstaand als puur amusement bedoeld essay bevat slechts een tamelijk pretentieloze braindrain uit een getergde hersenpan die hier in Thailand soms teveel wordt blootgesteld aan extreme oververhitting. Het is dan ook eigenlijk alleen maar verteerbaar voor de enkele hard-core aanbidders van de voor sommige anderen uitermate irritante schrijfwijze van de auteur. Hardop denken, wat neuriën in woorden. Knuppel in het hoenderhok is al te veel eer. Wie zoekt naar een steekhoudende en halfweegs onderbouwde verhandeling over religie gelieve deze overlopende kelk aan zich voorbij te laten gaan.
Er dolen hier talloze werkelijk ware Thailand- en boeddhisme-kenners rond, die het nationale geloof volledig in kaart, ontleed en doorgrond hebben en ongetwijfeld de vloer zouden kunnen aanvegen met mijn dilettantische benadering van religieuze vraagstukken dienaangaande. Laat het dan ook vooral geen aanzet of oproep zijn tot welles-nietes discussies. Wie echter een fragmentarische, spontane en soms weinig rationele inkijk wenst in wat er onder inwerking van uitsluitend die altijd hevig brandende zon (dus absoluut geen andere geestverruimende middelen zoals M-150, canabis of alcohol) kan ontspruiten aan iemands brein en toevallig geen betere besteding van zijn (10+ minuten) leestijd verzinnen kan, moet zeker eens (op eigen risico) verder lezen. De titel geeft een indicatie van het leidmotief.
Zelf geloof ik niet in opperwezens en al helemaal niet in religie. De meer alom bekende noch de tientallen varianten van de nichemarkt. Mijn ouders hebben het er dan ook absoluut niet ingestampt. Vader al helemaal niet en moeder had er ook niet echt veel mee op, behalve een weesgegroetje of kaarsje op mindere dagen. Het is verder ook niet bij mijzelf opgekomen om in die tijdloze rages mee te gaan. De opmerking dat miljarden mensen geen ongelijk kunnen hebben vond ik persoonlijk dan ook nooit een steekhoudend argument. Het zijn gewoon allemaal individuele meningen van mensen die het zelf ook niet weten.
In de kerk (zie mijn story over lachen) dacht ik wel soms na over de motivatie van andere kerkgangers, priesters, paters en andere nauwer betrokkenen in de aanbidding van de God der autochtone landgenoten. En de drammerige verbreiding van hun visie, in mijn jeugd gelukkig al lang niet meer te zwaard en te vuur, enkel nog maar met gewichtig klinkende woorden. Maar alle vragen bleven vanzelfsprekend onbeantwoord. En dat waren niet eens de meest abstracte vragen. Het verbaasde mij bijvoorbeeld altijd dat de man achter de preekstoel zijn grote manager in de hemel afwisselend in Nederlands en Latijn toesprak, bepaalde passages drie keer herhalend, alsof zijn allerhoogste autoriteit zijn talen niet beheerst en drie pogingen nodig heeft om de zoveelste smeekbede of lofzang één keer te verstaan. Of was het alleen maar ten behoeve van een extra portie dramatiek voor de laaggeschoolde gelovigen in zijn zaal? Natuurlijk is mijn geloofsovertuiging niet alleen maar op zoiets simpels afgeketst. Het was gewoon een bevreemdende observatie van een op zondag tijdelijk naar de kerk verbannen tiener. Los daarvan hing er steeds een gezellige sfeer in onze parochiekerk. Niet zo temperamentvol en fanatiek als in de zichzelf opzwepende, wild zwetende gospel gemeenschap, maar Limburgs gemoedelijk. Met de zachte g zeg maar. Hoogstens eens opgeleukt met een saai orgeltje en op feestdagen een koortje van hardnekkige ouderen die niet beter wisten dan maar gewoon doorgaan, tot het gaatje.
Het deed mij dan ook hoogstpersoonlijk behoorlijk deugd dat in latere jaren de kerken voorgoed leegliepen en de fysieke gebouwen een voor een werden gesloopt. Dat laatste, die destructieve fysieke afbraak vond ik ergens wel spijtig, want het waren vaak architectonische pareltjes, waarvoor helaas niet vaak genoeg alternatief gebruik gevonden werd. Het verdwijnen geeft dan toch wat weemoed. Ook bij mij. Ik was geen vijand van de kerk en al helemaal niet van zijn vaak uit de kluiten gewassen ontmoetingsoorden. Leven en leven laten. Eerder een stukje nostalgie dat verdwijnt, ook al was het geen passie van mij. En zo restte doorgaans niks anders dan de mooie glas-in-lood-ramen er voorzichtig uit te halen en de sloopkogel onverbiddelijk door de stenen en betonnen kruizen heen te jagen; dat alles onder toeziend en meesturend oog van een wat beteuterde messias en zijn hulpjes die nu zonder emplooi zaten. Met die lege gebouwen is het net als met Kerstmis. Waarom we het vieren is niet belangrijk, maar het is zo’n gezellige boel altijd.
Jammer genoeg rezen op en in de plaats van de gesloopte christelijke kerken daarna weer moskeeën uit de klei en lössgrond omhoog en kwamen we eigenlijk een beetje van de regen in de drup. Het ras van de christelijke predikers sterft geleidelijk aan uit, maar een meer weerbare en duidelijk resistentere, baardige variant staat ervoor in de plaats op.
Net toen de lol er een beetje vanaf leek te gaan in het Westen bliezen de nieuwkomers het tanende geloof weer nieuw leven in en nu moet ik vrezen dat ik nooit meer persoonlijk zal meemaken dat de mensheid tot inkeer komt en zich gaat focussen op wat ze zelf kan verwezenlijken en niet te veel te rekenen op (fictieve) opperwezens. Ik heb als persoon gelukkig weinig last van de ongebreidelde expansiedrift van welke geloofsgemeenschap dan ook. En al helemaal niet van de gelovige lieden die het feest sowieso liever binnen hun eigen clubje willen vieren en zelfs alle zeilen moeten bijzetten om hun eigen jonge uitvliegers binnen hun afbrokkelende kooitjes te houden.
Deze lichtelijk goddeloze introductie dient uitsluitend om aan de lezer te laten weten hoe ik in de materie sta. Ik heb geen enkele wens om een medemens van zijn comfortabele houvast te beroven of te bewegen naar een andere variant van geloof te switchen. Ik realiseer mij daarbij dat ik mij in een pijnlijke minderheid bevind en numeriek in extreme mate het onderspit delf, mocht het tot een vergelijk komen. Slechts zo’n 15% van de voltallige mensheid hangt de reden van zijn existentie niet op aan die van een opperwezen of andere ontastbare entiteit. Die tendens is wel stijgend, maar kan ook zo maar weer kelderen als straks pressie wordt aangewend om tot geloven aan te sporen. Ik ben geen missionaris de andere kant op. Ik geef en verwacht niets dan respect, we zijn nu eenmaal allemaal anders opgevoed, met verschillende eindproducten, godzijdank. Stel je voor dat niemand nog in iets zou geloven. In wat voor een wereld zouden we dan leven? Eentje die draait op fatsoen en vastliggende normen over de omgang met elkaar. En ja, gebruik gerust wat spelregels uit heilige boeken. Het is niet allemaal humbug wat erin staat. Maar ergens zijn de oude wetmakers doorgeslagen in hun creativiteit en hebben er mysterieuze entiteiten en onwaarschijnlijke verhaallijnen aan toegevoegd in een poging om hun feitelijke onkunde en verwarring wat te verdoezelen.
Net als de mysteries van het universum en van ons bestaan, moet er wel wat te gissen overblijven, al zullen de vragen hoogstwaarschijnlijk voor altijd en eeuwig onbeantwoord blijven. Niemand zal ooit een zinvolle repliek kunnen geven of krijgen. Daar geloof ik dan wel weer in. De mensheid zal uiteindelijk onwetend weer van een volledig uitgemergelde wereld verdwijnen, over maximaal enkele eeuwen of millennia. Opgeruimd door zichzelf of door een planeet in defensie modus.
Hoe enthousiast men zich ook wil laten meeslepen in zijn eigen specifieke geloof; het zou fijn zijn als men zich daarbij blijft realiseren dat iedere existerende variant uiteindelijk een hersenspinsel is van menselijke origine. Waarbij de motivatie voor het bedenken ervan zich lustig fluctuerend beweegt tussen altruïsme en onderdrukking, tussen onwetendheid en het verlangen om te begrijpen, tussen troost en de zoektocht naar eeuwige zaligheid, die zelfs de onafwendbare dood overwinnen kan.
Maar dan neem je voor het eerst het vliegtuig naar Thailand.
Op elke hoek staat weer een kleurrijke tempel te lonken, een klooster, een gebedshuis, ja af en toe zelfs een kerk met een trots glimmend kruis op het dak. Iedereen is gelovig, soms worden diverse overtuigingen tegelijkertijd aangehangen. Waarom ook niet. Een back-up plan kan nooit kwaad. Niet iedereen weet precies te formuleren in wat men precies gelooft, ergens is dan wat in de overdracht van ouder op kind misgegaan of al van grootouder op ouder en dan verwatert het verhaal soms wat. Ze beschikken ook niet over onze didactisch onderwezen priesters die het er week na week in stampten als een tot foi gras levering gedwongen gans. Maar het volledige boeddhistische gedachtegoed kan ook een wat complex verhaal opleveren als je wil doorgraven tot op de bodem. Daar heeft ook niet iedereen trek in of de hersenen voor. Enkele bezoekers van Thailandblog of Wikipedia weten meer te vertellen over de nationale religie dan het overgrote gros van de plaatselijke beoefenaars.
Tolerantie is gelukkig wat de tempelklok hier slaat, behalve wanneer in niet passende kleding (ongeschoeide) voet wordt gezet in een heiligdom. Boeddha walgt kennelijk van de aanblik van een blote damesschouder of een harig toeristenbeen. Begrijpelijke en gerechtvaardigde verontwaardiging; de kerk moest je vroeger ook niet in bikini of met de schoenen aan betreden. Al stonden daar geen strenge suppoosten voor de deur om je te beschimpen wegens je lompheid. God zou zichzelf wel bekommeren om dat soort zondaars. Voor de rest word je als ongelovige verregaand met rust gelaten. Nergens een monnik te bekennen die je op een straathoek een folder in de hand duwt van geloofsovertuigende strekking. Vrijheid blijheid wat ook de tempelgong slaat.
Een andere overeenkomst met het Westen van de vorige eeuw en lang daarvoor is ook de veelbesproken en onmetelijke rijkdom van de kerk. Kranten en blogs staan volgepend met alle mogelijke excessen waar zelfs ongelovigen de rugharen van overeind rijzen. Ook in het Thailand van vandaag begeven de volgelingen zich immers lijdzaam vanuit hun krotten naar de schitterende met puur goud beklede complexen om er op de knieën prevelend de gunsten te bedingen van boeddha of diens aardse vertegenwoordigers. De collectebus is ingewisseld voor mandjes vol kleefrijst en luxe supermarkt, mandjes en emmers, gevuld met alles wat het hart van een monnik, maar begeert om zichzelf eens goed inwendig te verwennen of uitwendig te reinigen. De koninklijke kleur geel voert de boventoon in de verpakkingen en begeleidende bijproducten als kaarsen en wierook. De associatie met het altijd welkome goud moet immers blijven bestaan. De commercie levert gretig wat een goede zeloot wenst te doneren. Het echt grote geld vindt zijn weg daarentegen via de achterdeur. Niet dat het in mysteries gehuld moet blijven, want er wordt ook doodleuk een Mercedes S-klasse voor de tempel deur geparkeerd zodat de hoofdmonnik zich gepast in zijn oranje pij kan laten verplaatsen door de meegeleverde privéchauffeur. Het zal eerder de herkomst van die dikke bundels bankbiljetten zijn dan hun bestemming die wat meer discretie vereist.
Anonimiteit is wenselijk maar ook een dilemma. Mag alleen Boeddha en zijn aardse penningmeester weten wie de gulle gever is? Maar ook het klootjesvolk mag toch gerust zien hoe ruimhartig de grootgrondbezitter of de welvarende industrieel is? Per slot van rekening profiteert de kleine man ook indirect van een rijkelijk gezegende tempel en een contente grote baas. Het is dan ook een regelrechte zonde om zulk een groot blijk van welvarendheid en generositeit niet aan de grote klok te hangen.
De armen vullen dan uit eigen armoedige zak aan tot grote ronde getallen. De bescheiden prijs voor een goede plaats in de feestzalen van het paradijs. Dat is de oneindige kracht van de massa’s. De beste plaatsen zijn al ingenomen door de financiële krachtpatsers. Ook hier geldt: baas boven baas. Het kastenstelsel gaat mee de boeddhistische hemel in. Wat de monniken niet opkrijgen mogen de donateurs dan weer mee terugnemen naar hun nederige optrekjes thuis. De bankbiljetten blijven achter in de tempelkluis of onder de vloerplanken van de Spartaanse huisvesting van de hoofduitbater van het religieuze etablissement.
Licht denigrerend worden de in oranje gehulde straatschuifelaars met hun gevlochten mandjes en eeltrijke voeten wel eens oranje werkelozen genoemd, zelfs het woord parasiet passeert incidenteel de revue. Maar is het gebruik van dit soort beschimpingen wel te rechtvaardigen?
Valt het niet geheel binnen de lijn der verwachtingen dat de altijd wat patriarchale invulling van ereposities binnen om het even welke religie steeds de sociaal wat zwakkeren aantrekt? Niet de topfuncties, maar de tweede en derde garnituur. Slimme jongens soms, maar doorgaans zonder luxe stamboom, zonder kruiwagen, kanslozen en ja, inderdaad oerdommen en tijdelijk werkelozen. Dan is het toch juist fijn dat de tempel een tijdelijke opvang vormt, totdat de gestruikelde jongeling met nieuwe inzichten de maatschappij instappen kan. Natuurlijk zijn er excessen. Die kent ieder geloof. Misbruik, archaïsche, soms barbaarse rituelen, onderdrukking, sodomie en andere celibaatschendingen, regelrechte marteling, zelfkastijding, ja zelfs incidentele gevallen van necrofilie, die dan ook nog eens in de media hoog opgespeeld worden. Verwerpelijk maar wel lekker TV voer.
Ik heb in Nederland ook nog nooit een monnik of pastoor met een bijbaantje ontmoet en die werden ook met alle egards bejegend door de parochianen. Niemand en al helemaal geen buitenstaander durfde ze zwarte (kleding) werkelozen te noemen, al kwam hier in de zogenaamde civilisatie toch wat eerder het inzicht dat het in feite ging om een gilde van weinig productieve en feitelijk in die rol overbodige lieden, wier enige twijfelachtige bijdrage aan de nationale economie het verspreiden van het Bijbelse woord was en het bij elkaar houden van afdwalende schaapjes zoals God ons in zijn boekwerken minzaam vaderlijk liet betitelen. Andere misstanden in oude en actuele tijden hoeven hier niet aan bod te komen, ze kregen en krijgen al genoeg aandacht in alle denkbare vormen en media.
Nee, integendeel. Hoe aandoenlijk is het niet om je Thaise vrouw met haar moeder of een stel vriendinnetjes geknield liggend plaats te zien nemen op de donkere houten vloer van een plaatselijke tempel om dan vervolgens volledig op te gaan in een voor mij altijd weer onbegrijpelijk ritueel. Al dan niet binnensmonds in de richting prevelend van een letterlijk wat verheven monnik of een kleine collectie daarvan. Soms ook maar gewoon naar een serie van bronzen beelden en andere religieuze relieken bij afwezigheid van de levende varianten. Werkt kennelijk net zo goed. Ook wij konden vroeger immers in een onbemande kapel ons gelovig ei kwijt, al moet ik toegeven dat de aanwezigheid van een voor dat doel langjarig onderwezen intermediair mij altijd het vertrouwde gevoel gaf dat de paden naar ‘boven’ beter waren verlicht. Een academische opleiding van vier of vijf jaar in ons eigen dorps-seminarium moest toch iets meer ontwikkeling toevoegen dan een basiskennis van maatschappijleer. Of leerden ze alleen maar de bijbel van buiten in de bibliotheek van hun goddelijk onderwijsinstituut? Het is een behoorlijke pil, maar vier jaar, vijf zelfs? Ik kwam ze wel eens tegen op straat. Vriendelijke jonge kerels. Bleek, mager, beleefd, klassiek gekleed, wit boordje, bedachtzamer dan gemiddeld. Alsof ze hengelden naar onze tolerantie, als de uitstervende dinosaurussen van Limburg, een katholiek bolwerk waar hun grote leider God zich bij gebrek aan belangstelling ook langzaam genoodzaakt voelde de biezen te pakken.
Zover was het in Thailand nog niet.
Er wordt hier nog volop geïnvesteerd in religie. Dat zal ook nog lang zo blijven. Misschien zolang als er hier mensen bestaan. Vreemd dat het mij niet lukt om mijn observaties in het Westen mutatis mutandis te projecteren op Thailand. Ergens lijken de gelovigen hier niet alleen maar in tijd vijftig jaar achter te lopen op de inmiddels afvallige westerling. Zitten ze er dieper in of zijn ze ontvankelijker voor manipulatie of indoctrinatie? Ik krijg niet de indruk dat de oudere generatie zich hier bijzonder en streng uitslooft om de jeugd binnen boord te houden. Er is nauwelijks sprake van zichtbare repressie zoals in die andere grote speler op de markt der religie, hoogstens wat sociale druk en macht der gewoonte. Misschien moet dat ook niet onderschat worden. Toch hoor ik wel eens dat ook hier de tempels leeglopen. In dat geval zal ik deemoedig doch opgelucht mijn mening moeten herzien. Ik zeg wel eens in een vlaag van openhartigheid tegen mijn vrouw dat Thailand, zijn economie en zijn mensen wel zou varen als prachtige zaken als geloof en monarchie niet zouden bestaan. Gewoon als observatie, niet als wensgedachte. Verre van dat. Laat ze maar lekker. Maar in theorie dan even. De investeringen in tijd, geld, productiviteit en energie in die beide historische fenomenen is ogenschijnlijk enorm. Ik kan het zelf niet onderbouwen en deed ook geen ondersteunend research (mea culpa), maar je ziet het eigenlijk in één oogopslag. Magistrale gebouwen, hele complexen op exclusieve locaties, dorpstempels, monumenten, gouden ornamenten, meer dan levensgrote 3-dimensionale straat decoraties, een plaats voor verering van boeddha en zijn monarchen op iedere hoek van de straat en alles daar tussenin. En natuurlijk de zogenoemde verborgen oranje werkeloosheid.
Misschien komt dat volgzame, die onvoorwaardelijke trouw, deels omdat het not done of zelfs streng verboden is om niet samen met alle anderen bij elke gelegenheid over te gaan tot spontane of (moreel) verplichte aanbidding. Waarschijnlijk zit het gewoon te diep verankerd in de maatschappij om een klein individu de moed te geven om zelf te bepalen wie of wat zijn adoratie verdiend heeft. Ach, zolang men er niemand anders mee schaadt, behalve misschien het economisch collectief van alle landgenoten samen. Maar moet je om mogelijk 10 of 20 procent financieel te groeien al die leuke artefacten, rituelen en ceremonies opofferen om daarna in een saaie republiek zonder de zalvende aanwezigheid van ieders vriend Boeddha je extra bahtjes te gaan tellen. Is het niet beter om het nu misschien wat slechter te hebben, maar in één van de latere levens daarvoor stukken beter? Als je inkomsten in dit leven niet de hoogte van je uitgaven evenaren is daar immers ook altijd wel een praktische oplossing voor.
Geloof is als een loterij, kleine investeringen met grote kansen op verdubbeling van de inleg. Het blijft ogenschijnlijk een moeilijke keuze, maar is dat eigenlijk niet werkelijk voor de ware gelovige. Die overweegt het niet eens. Dat soort hypothetische vraagstukken werpt alleen een ketterse farang op, iemand die eerst zijn eigen kerk heeft afgedankt en nu denkt een vredelievend maar bepaald niet willoos nieuw slachtoffer gevonden te hebben voor zijn volgende onheilige kruistocht. Maar hij is niet meer dan die stomme man op zijn wiebelende kistje aan de rand van een afgelegen, verlaten marktplein. De roepende in de woestijn.
Over deze blogger
- Khun Rick dateert van 1959 (momenteel 65 jaar), opgegroeid en nog steeds woonachtig in Zuid-Limburg. Na 40 jaar ambtenarij nu al bijna 5 jaar met vervroegd pensioen. Komt sinds 2001 regelmatig als toerist in Thailand, maar leerde zijn vrouw in Nederland kennen en is met haar vaak te vinden bij schoonmoeder in Udon Thani. Samen reizen is zijn passie, eten (helaas) ook en sporten een noodzaak. En natuurlijk schrijven: vroeger serieus en nu luchtiger.
Lees hier de laatste artikelen
- Cultuur15 november 2024Een kwestie van (on-) geloof, religie onder een loep van opaalglas
- Cultuur13 november 2024Dromen van een gouden truck
- Cultuur10 november 2024Hondenleven
- Leven in Thailand8 november 2024Terug naar het paradijs
Ook hier zitten we op één lijn Rick,mijn moeder was Rooms katholiek en mijn vader was fanatiek socialist die niets moest hebben van priesters en ander Rooms gespuis zoals hij ze noemde.
In mijn jeugd kregen we de vrijheid om zelf een keuze te maken wat bij mij er voor gezorgd heeft dat ik overtuigd Atheïst ben geworden, hoewel ik heb nog een tijdje getwijfeld om Pastafari te worden maar de vergiet gleed telkens van mijn hoofd door het gebrek aan hoofdhaar.
Nu ik in Thailand woon ga ik geregeld met mijn vrouw mee naar de buurman ( ik woon naast de tempel),ik kan ook goed overweg met de hoofdmonnik die zijn religie niet probeert op te dringen.
De tempel is een soort buurthuis,crematorium en gebedshuis ineen en hoe je ook denkt over het boeddhisme, het is wel een verbindende factor in de thaise samenleving.
Menig lokale tempel trekt eigenlijk alleen nog oude vrouwen, uitgezonderd feest- en andere bijzondere dagen, dan komt het dorp natuurlijk wel in grote getale langs. De tempels en monniken van naam, die trekken natuurlijk nog wel veel publiek. Een ruime donatie voor een amulet of artifact, een gulle bijdrage met de naam van de grote donateur prominent vermeld. De passage dat je bladgoud op de achterkant van een Boeddhabeeld plakt lijkt dan even vergeten.
Wie graag nog langere teksten over donaties aan tempels leest, kan ik aanraden om de dissertatie van Christine Gray te lezen, getiteld “Thailand: The Soteriological State in the 1970s”. Nog geen duizend bladzijde lang.