(Is all that we see or seem but a dream within a dream? EA Poe)

Jarenlang had ik mij door mijn vrouw over de Isaanse wegen laten rijden in onze kleine zwarte Honda City.

Piekfijn wagentje, maar niet echt stoer. Dat was ik zelf ook niet want eigenlijk durfde ik het verkeer in het grote enge Thailand met zijn omgekeerde rijrichting en alle andere ongemakken niet aan.

Telkens als ze wenste dat ik toch het stuur hier overnam zoals in Nederland zei ik: komt wel als ik mijn nieuwe pick-up krijg.

En tot dan mocht zij me weer in de Honda van a naar b en vise versa vervoeren.  Ik betaalde alle kosten en zij was de chauffeur. Deed ze overigens uitstekend. Haar motief om mij ook eens aan het sturen te krijgen was haar incidentele voorkeur voor een biertje en mijn constante voor een coke light. Net als in Nederland waar ik de vaste chauffeur ben. Bier of geen bier.

Op een reisje naar Hua Hin was dan eindelijk de kogel door de tempel gevlogen en had een verleidelijke verkoopster mij in de shoppingmall verleid tot de aanschaf van een Ford Ranger. Een gouden. Niet top of de range, maar wat zag hij er geweldig uit daar in de spotlights tussen de BH-winkel en de schoonheidsspecialisten op de begane grond.

Een verkeersmondige nicht had hem voor ons naar Udon Thani gereden, naar goed Thais gebruik mocht je dat transport zelf op touw zetten. Verder ook geen probleem, het gevaarte kwam heelhuids aan op zijn plaats van bestemming. Ondanks mijn protest kwam er een stel monniken aan te pas om de verkeersveiligheid van het nieuwe voertuig te verhogen en de esthetiek te verlagen en zo prijkte de gebruikelijke litanie aan boeddhistisch schriftelijk geprevel in goudkleur op mijn eerst nog zo mooie zwarte hemel. Na serieuze bedreiging met mijn eigen verhuizing kon ik ternauwernood voorkomen dat er een stel boeddha beeldjes op het dashboard gelijmd werd.

Het 5 meter lange gevaarte paste nauwelijks op onze oprit/onder onze carport en neus of staart waren afwisselend aan de weergoden bloot gesteld. Daarvoor moest zo gauw als mogelijk een bouwploeg soelaas komen brengen begreep ik. Ai, niet aan gedacht in Hua Hin. Het kostenplaatje liep op, maar gelukkig was de wagen zelf een koopje geweest, zo werd mij verzekerd.

Omdat de kleine Honda inmiddels het veld had geruimd na een emotioneel afscheid, moest de Ranger de volgende dag al aan de bak. Vrouwlief nam nog even de besturing voor haar rekening omdat ik eerst moest oefenen op neutraal terrein met zo min mogelijk andere verkeersdeelnemers. In een verlaten industriegebied nam ik de eerste voorzichtige ‘stappen’ alsof ik voor het eerst achter het stuur zat. Daarna het dorp onveilig maken en nog dezelfde dag overmoedig de grote wereld in. Prima allemaal. Niet volleerd, maar dat zou nog komen. Ik mocht wel nog niet alleen op pad want enige supervisie werd als wenselijk beschouwd, voorlopig toch.

Een tijdje later (weken hoogstens) werden mijn teugels echter alweer geheel losgelaten en kon ik mij zonder verdere begeleiding in mijn knappe Fordje laten bewonderen door de buitenwereld, die mij waarschijnlijk niet zo’n bijzondere verschijning vond als ik zelf. Er waren inderdaad nog wel een paar andere mooie pick-ups onderweg, sommige ook een behoorlijk stuk indrukwekkender. Maar ik was zo trots als een hond met zeven….eh….staarten in mijn gouden bolide.

Zo werd ik langzaam een min of meer functionerend onderdeel van het verkeer in Thailand met de vele bedreigingen van de Bangkokse chaos gelukkig op veilige afstand. Udon Thani op zijn drukst was daarmee vergeleken immers onschuldig kinderspel.

En met mijn zelfvertrouwen groeide ook mijn overmoed, waarbij ik mijn Europese flair overhevelde naar het land van de glimlach met zijn speciale benadering van het veelal virtuele verkeersreglement. Het geheide recept dus voor ongekende problematiek.

Enkele weken alweer na mijn zover succesvolle inmenging in het verkeerswezen van Udon had ik een vriend bezocht een paar kilometer verderop richting centrum. Na een gezellige avond stapte ik goedgemutst en uiteraard brood nuchter in mijn gouden makker om vriendelijk uitgezwaaid aan de korte thuisreis te beginnen. Uit mijn ervaringen als passagier in de afgedankte Honda wist ik dat binnendoor terug sneller, veiliger en minder gecompliceerd was voor een beginnende chauffeur. Wel donkerder. Gelukkig steeds rechtdoor en bij de grote vijver naar links, moeilijker was het niet.

Na een paar minuten dus de bocht naar links, maar per abuis wegens diep gewortelde gewoonte belandde ik aan de rechterkant van de kruisende weg. Oops. Ik gaf het stuur een zwieper naar links en de reactie van Ford was wat heftiger dan verwacht. Slingerend probeerde hij weer zijn spoor te hervinden, maar juist voordat dit lukte een enorme klap.

De airbags bleven stoïcijns binnen, maar ik schrok mij toch het apelazerus daar in mijn eentje op die donkere en nauwelijks bewoonde weg. Even bijkomen en nadenken, maar niet te lang. Een afvalemmer langs de rand van de weg? Een stomme zwerfhond die de straat had gedegradeerd tot bedstee voor de nacht? Of erger? Maar dat was toch niet waarschijnlijk, op dit tijdstip in een straat die verder nergens naartoe leidde.

Met kloppend hart klom ik uit mijn potentiële moordwapen en landde met letterlijk knikkende knieën op de harde en nog nagloeiende weg. Weifelend stapte ik in de schijnwerpers die een spookachtige baan van gebroken wit de duisternis in trokken.

Het ergste scenario veranderde binnen één tel in een vreselijke realiteit.

Half onder de auto lag een donkere gestalte opgerold tussen de voorwielen en ze bewoog zich dus niet meer in de plots oorverdovende stilte. Ik hoorde alleen het gebons van mijn eigen hart tekeer gaan in mijn verdoofde hersenpan. Ik zakte op mijn knieën in een mix van paniek, angst en de reflex om te helpen. Voorzichtig trok ik mijn slachtoffer van onder de wagen wat naar voren. Het licht in. Het was geen hond. Te groot, te zwaar. Ik draaide het om, op de rug en toen kreeg ik bijna een tweede hartverlamming. Het was een klein nijlpaard, met om zijn nek een zware gouden ketting waaraan een groot, glanzend amulet bengelde van Thailand’s meest beroemde en rijke monnik. Ik was gebroken en tegelijkertijd in nog grotere paniek. Had ik de natie beroofd van zijn grootste idool, de uit het verre Centrale Afrika geïmporteerde miniatuur messias op vier poten, met die aandoenlijke en elastische speelsheid? Welk lot stond mij te wachten als dit tot de wereld doordrong. ‘Farang doodt Moo Deng met zijn gouden truck’. Ik zag de krantenkoppen al voor me en de Tv-shows waarin alle details van mijn leven en dat van mijn familie en buren poedelnaakt en verdacht walmend op straat kwamen te liggen.

Ik controleerde gauw pols en ademhaling. Die dus ontbraken. Hartmassage. De mollige viervoeter reageerde niet, hij leek voorgoed uitgestuiterd. Hij stonk daarbij vreselijk, wat natuurlijk op social media niet opvalt en ook niet erbij verteld wordt. Het is en blijft een nijlpaard met zijn grote bek, idem tanden en gestokte onfrisse adem. Ik ging niettemin onverstoorbaar door met mijn voorlopig succesloze reddingspogingen. Innerlijk schreeuwde ik het uit van de ellende. Ik had werkelijk door mijn domheid het leven genomen van ’s lands grootste idool en daarmee mijn eigen onbetekenende bestaan ook maar meteen verworpen. Wat had het beest ook hier te zoeken, midden in de nacht in mijn dorpje langs de autoweg naar Khon Kaen? Ik vloekte binnensmonds om zoveel onverdiend slecht karma. Niet alleen voor dat stomme nijlpaard. Na minuten van masseren en her en der een pre-cordiale stomp gaf ik het op. Meer kon ik op dat moment niet doen. Ik huilde, want ik houd van dieren. Niet alleen op mijn bord. Ook in de dierentuin ben ik niet weg te slaan vóór de vele interessante kooien, met die geweldige wilde beesten erin.

Ik keek naar mijn Ranger en zag dat de wildvanger (een cadeautje van de verkoopster) ook werkte voor dwergnijlpaarden. Waarschijnlijk niet de primaire doelgroep, maar toch. Geen spoortje van een beschadiging was te zien. Maar de botsing was ook niet zo krachtig geweest en het nu toch wel definitief dode beestje woog misschien net 50 kilo voor zover ik dat zonder weegschaal kon inschatten.

Ik zeeg op mijn billen naast hem neer en keek naar zijn vredige gezichtje, enorm schattig inderdaad en alsof hij door zijn gesloten ogen zeggen wilde: maak je geen zorgen. Het was niet jouw fout en ik ben nu in een betere plaats. Ik dank je daarvoor. Ik heb mijn tijd van glans en glorie gehad. Meer air-time dan enig ander dier of mens en ik ben tevreden. Mijn levensdoel is vervuld. Tienvoudig, honderdvoudig. Maar ik ben ook moe. Doodmoe. Boeddha riep mij tot zich en jij en ik, twee farangs eigenlijk hebben zijn roep gewoon verhoord. Het is goed zo.

Wat je niet allemaal kunt afleiden uit niets als je hersenpan uit elkaar dreigt te ploffen na een seconde die je hele leven overhoop kan werpen. Maar hij ‘sprak’ verder: leg mij te rusten aan de achterkant van de vijver en rijd naar je vrouw. Leef je leven verder. Ik vergeef je. Gedane zaken nemen toch geen keer.

Tranen liepen in stromen over mijn wangen. En druppelden op het warme asfalt.

Ik tilde hem op en de stank uit zijn poriën, klieren en ook grote bek veranderde plots in de geur van overgang naar een volgende fase. Maar nog steeds niet echt fris. Voorzichtig legde ik het fragiele lijf in mijn gloednieuwe achterbak. Hij was de allereerste bezoeker. Ik stapte zelf ook maar weer in en reed rustig naar de achterkant van de vijver, zoals verlangd. Het was daar onheilspellend stil en verlaten. Zelfs overdag, dus al helemaal in het holst van de nacht. Ik had er eens een dode hond zien liggen en die lag er weken later nog, zij het flink in volume afgenomen door allerlei inwerkingen van buitenaf.

Precies daar op die plek legde ik mijn dode slachtoffertje voorzichtig neer in het gras. Ik schikte hem mooi voor als iemand hem zou vinden en een foto op TikTok of iets dergelijks wilde plaatsen. Op elk van zijn bolle, maar gesloten ogen plaatste ik een blinkende munt van 10 baht, waarmee hij eventueel de veerman naar zijn animalistische paradijs kon betalen. Een mooie symbolische geste en niet meer dan dat. 20 baht was net genoeg voor één ritje Songtheaw in de niet spirituele wereld.

Toen droop ik verward af. Stuurde mijn gouden Ford verward naar huis en smeet mijn kleren in de wasmachine. Nam een douche en kroop in bed naast mijn zacht zuchtende vrouw die geen idee had van wat mij die nacht overkomen was. Zij sloeg een troostende arm om mij heen, maar ik droeg mijn geheim alleen. Beter voor de geheimhouding maar ook een verdubbeling van het gewicht en de druk ervan.

De volgende dag brak vanzelf en onvermijdelijk aan en in het onverstoorbare daglicht zag ik dat mijn nieuwe auto niks mankeerde. Stevige dingen die Rangers. Een goede keuze. Kon hetzelfde ook maar gezegd worden van die arme Moo Deng daar bij de vijver. Mijn geweten speelde op, maar werd weer tot kalmte gemaand door mijn angst voor het Thaise rechtssysteem dat soms heel krom kan zijn. Zeker als een buitenlander schade heeft berokkend aan een ‘landgenoot’ al was die nog maar zo kortgeleden in een houten kratje per bootje uit Afrika hier aangekomen. Dan lag mogelijk zelfs een lynchpartijtje in het verschiet en daar bedankte ik toch feestelijk voor.

Ik zei aan mijn vrouw dat ik ging wandelen bij de vijver. Deed ik wel vaker in de ochtend als de zon nog niet zo fel brandde op mijn kalende kruin. Wees voorzichtig met oversteken riep ze me nog na.

Met loden benen begaf ik mij te voet naar de waterkant, de boom waaronder ik de wereldberoemde minihippo ontzield te rusten had gelegd. Als een grote grafsteen op een ongedolven graf. Maar hij was weg. De brandweer, die 50 meter verderop gestationeerd was? Hongerige en weinig kieskeurige honden? Ik keek verbijsterd om me heen. Geen sporen van carnivore vraatzucht. Geen politie markeringen van een plaats delict. Wel een eindje verderop een bankje. En daar zat hij op. Als een soort grijze mensenpop; hij had goed bij zijn talrijke aanbidders afgekeken en hun maniertjes aangeleerd. In zijn stevige poten een lekker fris stuk watermeloen. Op de grond lagen een paar afgekloven stukken schil van dezelfde vrucht. Met smaak zette hij zijn uit de kluiten gewassen tanden in het laatste stukje van het fruit. In de verte verdween nog net het karretje van de fruitwinkel op wielen. Ik zag hoe de oom mijn twee glimmende muntjes in zijn broekzak liet verdwijnen.

Moo Deng (het moest hem toch gewoon zijn?) glimlachte vriendelijk toen ik hem passeerde. Wreef intussen wel over zijn pijnlijke ribbenkast. Het laatste hapje meloen verdween in zijn mond en toen krabbelde hij weer overeind om zijn weg te vervolgen. Kennelijk geheel onbeschadigd stuiterde hij de verder verlaten soi af, alsof hij precies wist waar hij naartoe ging. Ik vertrok ook maar weer naar huis dat was in de tegenovergestelde richting.

Badend in mijn eigen zweet schoot ik even later overeind in mijn bed. Mijn rug was volledig nat en mijn wangen waren doordrenkt van de tranen. Mijn vrouw lag ook helemaal niet naast me, zoals ik dacht. Die dubbele portie pad thai zo vlak voor het middagdutje was toch wat zwaar gevallen. En dan heb ik vaker van dat soort vreemde dromen. Snel zette ik de tv aan. En ja, op elke zender was nog steeds het lustig stuiterend nijlpaardje te zien, omringd door zijn talrijke aanbidders en een stel opportunistische, maar bovenal devote monniken die hem hadden gekaapt als de reïncarnatie van iets goddelijks uit het verleden.

Ik was alleen maar opgelucht door de goede afloop, anders sleep je zo’n slechte droom als een soort van ontastbare waarheid de hele dag met je mee. Dat hele nijlpaard kon mij eigenlijk gestolen worden. Ik ben dan ook farang en geen Thai.

Wel leerde ik ervan dat het wellicht nog niet mijn tijd is voor een nieuwe pick-up. Dus voorlopig nog maar even doorhobbelen in de kleine zwarte City. Als passagier dan.

Over deze blogger

khun Rick
khun Rick
Khun Rick dateert van 1959 (momenteel 65 jaar), opgegroeid en nog steeds woonachtig in Zuid-Limburg. Na 40 jaar ambtenarij nu al bijna 5 jaar met vervroegd pensioen. Komt sinds 2001 regelmatig als toerist in Thailand, maar leerde zijn vrouw in Nederland kennen en is met haar vaak te vinden bij schoonmoeder in Udon Thani. Samen reizen is zijn passie, eten (helaas) ook en sporten een noodzaak. En natuurlijk schrijven: vroeger serieus en nu luchtiger.

Laat een reactie achter

Thailandblog.nl gebruikt cookies

Dankzij cookies werkt onze website het beste. Zo kunnen we je instellingen onthouden, jou een persoonlijk aanbod doen en help je ons de kwaliteit van de website te verbeteren. Lees meer

Ja, ik wil een goede website