‘De verloren straat’
De geur van rottend fruit, uitlaatgassen en straateten hing zwaar in de lucht. Bangkok sliep nooit, dat was duidelijk. Zelfs om drie uur ‘s nachts klonk er een kakofonie van motoren, roepende straatverkopers en blaffende honden. In een donkere steeg tussen de overvolle marktkraampjes zat Vinai op een omgekeerde emmer. Zijn sigaret bungelde halfdood tussen zijn vingers. Het flikkerende neonlicht van een massagesalon wierp een ziekelijke roze gloed over zijn gezicht.
“Vinai, je verbrandt weer je longen,” zei Boonmee, een vrouw van in de veertig met een gezicht dat de straten had gevormd als klei. Ze zat op een stapel kratten en at een bakje rijst met kip. Haar tanden waren geel, haar ogen scherp. Ze had geen tijd voor bullshit, en dat maakte haar geliefd bij niemand.
“Ach, beter mijn longen dan mijn ziel,” antwoordde Vinai, terwijl hij de rook in zijn longen zoog alsof het de enige zuurstof was die nog restte. “Wat zou jij kiezen, Boonmee? Sterven door de longkanker of door de sleur?”
Ze lachte kort, een droge blaf. “Jij denkt dat je ziel nog te redden is? Kijk om je heen, Vinai. Dit hier, dit is de hel. Geen God, geen Boeddha. Alleen wij en de ratten.”
Een rat schoot precies op dat moment langs hun voeten. Alsof het de woorden bevestigde. Vinai trapte een leeg blikje naar het beest, maar miste. “Misschien hebben de ratten het beter begrepen. Ze nemen wat ze kunnen krijgen en maken zich geen zorgen om karma.”
Hij wist wel beter. Karma was overal. Je voelde het in je botten als je de verkeerde keuzes had gemaakt. Maar wie maakte hier überhaupt nog ‘goede’ keuzes? De sloppenwijken van Bangkok speelden een wreed spel met je moraal: wie niet stal, ging dood; wie de regels volgde, verloor alles.
Boonmee nam een slok van haar goedkope rijstwhiskey en staarde naar de straat, waar een groepje toeristen wankelend over de stoep liep. Hun lach klonk vals, alsof ze wisten dat ze hier niets te zoeken hadden. Ze waren net zombies die voor even uit hun comfortabele levens waren gestapt om ‘de echte wereld’ te proeven, zoals ze dat noemden.
“Denk je dat ze gelukkig zijn?” vroeg Boonmee, terwijl ze met haar plastic vork naar de toeristen wees.
Vinai snoof. “Geluk is een luxe voor mensen met geld. Wij hier beneden dealen in overleven.”
“Misschien”, zei ze, terwijl ze haar vork naar haar mond bracht. “Maar ik zie ze niet veel anders dan wij. Iedereen probeert iets te vergeten.”
Vinai dacht aan de dagen dat hij nog droomde. Hij wilde ooit muzikant worden, de gitaarspeler van een rockband die door de stad zou toeren. Maar dromen stierven snel in de slums. Zijn gitaar had hij verkocht om zijn moeder te cremeren. Daarna was er niets meer over. Alleen een lege emmer, zijn vaste plek in de steeg.
“Vinai!” Een schreeuw van verderop rukte hem uit zijn gedachten. Het was Nai, een magere jongen met een paniekerige blik. “De politie is in de buurt. Ze hebben Keng gepakt.”
Vinai gooide zijn sigaret op de grond en trapte hem uit. “Waar?”
“De overkant, bij de goktent.”
Een zware zucht ontsnapte zijn borst. “En hij had geen geld om ze af te kopen, gok ik?”
Nai schudde zijn hoofd. “Ze zeggen dat ze hem meenemen. Dit keer serieus.”
Boonmee stond op en veegde haar handen af aan haar broek. “Wat gaan we doen?”
Vinai keek naar haar, naar de straat, naar de glimmende handboeien aan de riem van een agent die in de verte stond. Het leven hier was een schaakspel, maar hij speelde altijd zonder koningin. Toch moest er een zet gemaakt worden. Niet voor Keng, niet voor zichzelf, maar misschien, heel misschien, voor iets wat nog leek op waardigheid.
Hij liep richting de politie, zonder echt een plan. Symboliek vond hij altijd onzin. Maar die avond voelde de omgekeerde emmer waarop hij had gezeten ineens als een troon. En Vinai, met zijn versleten slippers en gebroken dromen, was even een koning die zijn eigen regels schreef.
De ratten volgden hem in stilte…
Over deze blogger
-
Mijn leeftijd valt officieel onder de categorie ‘bejaard’. Ik woon al 28 jaar in Thailand – probeer dat maar eens na te doen. Nederland was ooit het paradijs, maar het raakte in verval. Dus ging ik op zoek naar een nieuw paradijs en vond Siam. Of was het andersom en vond Siam mij? Hoe dan ook, we waren elkaar goed gezind.
De ICT zorgde voor een regelmatig inkomen, iets wat jullie ‘werk’ noemen, maar voor mij was het vooral een tijdverdrijf. Schrijven, dat is de echte hobby. Voor Thailandblog pak ik die oude liefde weer op, want na 15 jaar zwoegen verdienen jullie wel wat leesvoer.
Ik begon op Phuket, verhuisde naar Ubon Ratchathani, en na een tussenstop in Pattaya woon ik nu ergens in het noorden, midden in de natuur. Rust roest niet, zeg ik altijd, en dat blijkt te kloppen. Hier, omgeven door het groen, lijkt de tijd stil te staan, maar dat doet het leven gelukkig niet.
Eten, vooral veel – dat is mijn passie. En wat maakt een avond compleet? Een goed glas whisky en een sigaar. Dan heb je het wel zo’n beetje, vind ik. Proost!
Foto’s, daar doe ik niet aan. Ik sta er altijd lelijk op, terwijl ik toch weet dat Brad Pitt erbij verbleekt. Het zal wel aan de fotograaf liggen, denk ik dan maar.
Lees hier de laatste artikelen
- Cultuur25 november 2024‘De verloren straat’
- Cultuur24 november 2024‘Een liefde die de tijd vergeet in het verre Thailand’
- Korte verhalen23 november 2024‘Liefde onder druk van familie en cultuurverschillen’
- Cultuur22 november 2024‘Na jaren van mishandeling en angst eindelijk rust’