De fietstocht
Pas na hier in deskundig detail over alle ins en outs van (met name het Thaise) gezichtsverlies geleerd te hebben, besefte ik dat ik nog niet eens zo lang geleden ook eigenlijk mijn gezicht in Thailand verloren had. Alleen was ik mij daar op dat moment nog niet van bewust, want ik had de verhelderend leerzame column die aan dat thema was gewijd nog niet gelezen, hij was immers nog niet geschreven. Blij dat ik een actueel aanknopingspunt vond om mijn wat uitgebreide ervaringen alsnog ‘in de TB-groep te kunnen gooien’, doe ik dat nu dan ook maar.
Verwacht geen opruiende en controversiële uitlatingen of compacte mooischrijverij. Ik wil geen chaos opwekken, maar vuur mijn woorden gewoon ongekunsteld vredelievend en zonder bijbedoelingen af op het lezersvolk, hopende, ja zelfs wetende dat er altijd wel een paar enkelingen zullen smullen van een degelijke vertelling over een alledaags onderwerp. Ik ben ook niet wanhopig op zoek naar verheven proza die sowieso de meerderheid van het lezersvolk de pet te boven gaat. Wat schiet je daarmee op? De haters van wat langere verhalen roep ik op om hun geluk elders (in TB) te gaan beproeven. In tegenstelling tot wat Frans en Jenny ruim 50 jaar geleden in prachtige samenzang beweerden kan vluchten nog vrij eenvoudig. Het is een begrip dat veelal negatieve associaties oproept, maar in de geschiedenis van de (oer-) mensheid regelmatig zijn levensreddende nut bewezen heeft.
Een leraar van mijn middelbare school, ik weet niet meer voor welk vak, zei altijd vóór een proefwerk of examen: ‘houd het simpel, dan slaag je met vlag en wimpel’. Het kan ook mijn rij-instructeur of Johan Cruyff geweest zijn, de jaren beginnen behoorlijk te tellen. Maar het was dus niet kort en simpel. Of toch?
Van zuid naar noord: een grootse fietstocht van vier oude gekken
Het begon allemaal in onze rustige wijk, type omheinde woongemeenschap, in het altijd zonnige Hua Hin, waar de dagen doorgaans gevuld zijn met zwemmen in de eigen micro-pool, golf spelen met zeer royale handicaps, koffie of thee drinken en op zijn tijd een borrel op het terrasje van Willem, want die heeft de mooiste tuin. Als de lucht tenminste adembaar is. Want ook Hua Hin kan tegenwoordig best verstikkend uit de hoek komen, wat voor een badplaats met koninklijke allure natuurlijk behoorlijk uit den boze is. Maar daar trekt de smog zich niks van aan, die legt gewoon zijn adembenemende wil op aan de grootste vervuiler, ongeacht de locatie of de status ervan.
We zijn een kliekje van vier, samen brengen we ergens rond de 300 jaar op de verjaardagskalender. Ons ervan bewust dat je er in TB vaak geen al te hoge ogen mee gooit kunnen wij elkaars gezelschap best goed pruimen. Wij smijten tamelijk ongegeneerd een stel bij Lazada aangeschafte bitterballen de frietenpan in en laten die lekker in hun krokante velletje pruttelen, terwijl wij in onvervalst Nederlands of soms zelfs Limburgs over alledaagse onbeduidendheden bazelen dat het een lieve lust is. Echte ‘Hollandse’ gezelligheid met een kloddertje mosterd, in kleine hoeveelheden het land van de eeuwige glimlach ingesmokkeld, steels aan de moraaldouane voorbij. De gezelligheid, niet de mosterd, die koop je gewoon bij TOPS.
Qua integratie spreken we stuk voor stuk geen woord Thais, maar hebben we doorgaans wel allemaal een Thaise partner, gewoon ouderwetse man/vrouw relaties; de vele en zo heerlijk diverse geneugten van LHGTBQ+ hebben bij ons hun intrede nog niet gedaan. Ik zeg nadrukkelijk ‘nog’ want er leeft wel het idee in de groep dat één van ons (ik verklap niet wie) een goed verbouwde ladyboy niet het bed zou uitschoppen. Wij maken er met zijn allen steeds onschuldige grapjes over die door iedereen gewaardeerd worden, zonder wrevel of wrok op te roepen. In onze traditionele gedachtegang zijn we gewoon best ruimdenkende types. Waarom ook niet? Vrijheid, blijheid zonder nijd. Verwar onze houding echter niet met wat er hier in TB soms onder wordt verstaan: vrijheid van meningsuiting, als allerhoogste goed, rücksichtslos, zonder een blad voor de ongewassen mond, al moet daar af en toe een oudgediende pensionado voor onder de zoden geschoffeld worden. Nee, wij zijn meer van de verdraagzaamheid en als onze meningen sporadisch van elkaar afwijken werken wij vredelievend naar een consensus toe, waarbij wij ieders argumenten steeds in alle rust aanhoren en bereid zijn tot toegevingen in de weet dat niemand van ons feilloos is. Als vier verlichte strand-apostelen, als de Beatles van Hua Hin die in close harmonie alle meningsverschillen wegzingen.
We zijn:
Willem, de eeuwige optimist met soms nog van die grootse plannen, meestal belachelijk voor zijn leeftijd. Pieter, de pragmatische planner en meestal de nuchterheid zelve; Robert, de cynicus met zijn kwakkelende gezondheid en ik, de zogenaamde schrijver van de groep, intellectueel, erudiet en beschouwend en altijd op zoek naar een compromis.
Willem nam de zoveelste slok van zijn fles bier en zei opeens: “Jongens, we gaan van Satun naar Mae Sai fietsen. Zuid naar noord. Heel Thailand door.”
Bam! Dat was een gedurfde uitspraak. Robert grijnsde als een ziekelijk schaap alsof Willem zojuist had voorgesteld om de Mount Everest met een keukenladder te beklimmen. “Geweldig idee, ik heb de komende weken toch niks opstaan. Laten we ook er ook gelijk een longtransplantatie bij plannen, hebben we dat ook meteen gehad”.
Maar ondanks de overduidelijke ironie (of was het sarcasme?) en zoals dat nu eenmaal vaker gaat na een paar biertjes, gingen we met zijn allen akkoord met het waanzinnige plan, vooral uit vrees om als het schijthuis van de groep betiteld te worden. De eerlijkheid gebiedt om te zeggen dat we alle vier wel vertrouwd waren met tweewielers en als amateur dagjesmensen al menige zondagmorgen door de Limburgse heuvels hadden getourd en ook wel eens de lange kustwegen rondom Hua Hin onveilig hadden gemaakt. Het was er alleen de laatste tijd niet meer zo van gekomen. De vers aangebrachte pacemaker in Robert’s hartstreek was eigenlijk de grootste spelbreker geweest. Als gepensioneerde oudere jongeren in een Thaise expatwijk ontbrak het ons aan allesbehalve aan tijd. En dus ook aan behoorlijke fietsen. Twee weken later stonden we niettemin in Satun aan de virtuele start, met vier gloednieuwe fietsen waar elke prof jaloers op zou zijn. Als ik zeg ‘elektrische versnellingsbak’ dan weet de kenner genoeg. Per stuk hadden ze wel een paar pensioentermijnen opgeslurpt, maar het nuchtere credo dat je laatste kostuum geen zakken heeft gaf de doorslag.
‘Waarom eigenlijk zulke dure fietsen?’ vroeg Pieter toch nog als mosterd na de maaltijd, terwijl hij zijn zadel instelde voor lange halen.
‘Als we al doodgaan,’ zei Willem, ‘dan doen we dat in stijl.’ Aha.
De eerste dagen: Zweet, pracht en pijn
De eerste dagen van onze kruistocht tegen de aftakeling waren een geslaagde combinatie van schilderachtige landschappen en lichamelijke vernedering. Het zuiden van Thailand ontvouwde zich in eerste instantie heel verlokkend als een tastbare ansichtkaart: smaragdgroene rijstvelden, wuivende palmbomen en vissersdorpjes waar de tijd leek stil te staan. We kwamen ogen tekort. En ook zuurstof, want fietsen in 35 graden met een luchtvochtigheid van 90% is geen grap. Onze zwakke broeder Robert had het op dag twee al behoorlijk zwaar. ‘Ik zweet meer dan een ijsje in de tropenzon,’ hijgde hij, terwijl hij onder een palmboom neerviel om ‘effe een break te pakken’.
‘Nou,’ zei Pieter, ‘dat ijsje smaakt en ruikt daarnaast waarschijnlijk ook beter.’
De lokale bevolking was overigens best enthousiast bij de aanblik van vier min of meer corpulente ‘macho’s’ op leeftijd op hun fietsen uit een verre toekomst. In elk dorp waar we stopten, werden we onthaald alsof we beroemdheden waren. Kinderen zwaaiden, volwassenen boden ons fruit en Thaise whisky aan, die we natuurlijk vriendelijk afsloegen. Een gezellige en behoorlijk gezette huisvrouw zei ongevraagd: ‘Jullie zijn gek. Maar wel van die echte leuke gekken.’ Google Translate deed haar waarderende opmerking eer aan en wij genoten met volle teugen van dit bijzondere compliment.
Maar de eerste echte test kwam op dag drie, toen Willem bijna tegen een onbezonnen bruine straatkip aanreed met zijn getunede tweewieler. Hij probeerde wel nog uit te wijken, verloor daarbij uiteraard zijn evenwicht en belandde in een ondiepe greppel aan de straatkant.
De kip liep vrolijk tokkelend verder. Willem niet.
‘Waarom stak die kip ook uitgerekend hier de weg over?’ vroeg Robert ondeugend terwijl hij Willem quasi uit de greppel sleepte met zijn fiets. Het bleek een retorische vraag, want het antwoord bleef verschuldigd. Vrolijk en verder goedgemutst konden we onze queeste voortzetten, onze onderhuidse prestatiedrang bevredigend, kilometer na kilometer. Al dachten we soms dat een elektrische hulpmotor handiger zou zijn geweest dan een elektrische versnellingsbak. Maar iedere vezel in onze fragiele ego’s verzette zich tegen het eerste zodat we het met het tweede moesten doen. Wel bijzonder stoer natuurlijk en milliseconden pure tijdwinst bij iedere wissel van versnelling.
De gestolen glorie: Dag 7
Op de ochtend van dag zeven, in Lopburi – de stad van de altijd ongezellig agressieve apen – werden we na een rusteloze nacht wakker in een klein budgethotel dat we uitgekozen hadden om de kosten na aanschaf van onze peperdure sportbolides wat te compenseren. Ik keek met nog half dichte ogen uit het raam en zag… niets.
Onze fietsen, onze dure, prachtige fietsen, waren verdwenen.
‘Misschien heeft onze gastheer ze binnen gezet, zoals dat vroeger ook met de paarden gebeurde’ grapte Robert, die met zijn eveneens nog danig slaperige hoofd naar buiten strompelde. Zijn grapje sloeg zo dood als een pier die een maand in de Thaise zon doorgebakken was.
‘Ja,’ zei Willem bitter, ‘het lijkt er meer op dat ze met zijn vieren verhuisd zijn naar een andere eigenaar’. Ondankbaarheid ten top en welke sukkel had besloten dat we de dingen ’s nachts veilig buiten konden laten staan, keurig aan elkaar vastgeketend met het beste slot van Mr. DIY. Robert had wel nog geroepen ‘we zijn hier toch niet in Amsterdam? De Thai jatten niet want ze zijn veel te bang om de bak in te draaien’. Dat soort angsten hebben helaas nog nooit de criminaliteit een halt toe geroepen. Slecht of geen eten, met zijn vijftigen in een cel van vijf vierkante meter, één emmertje voor ontlasting, zonder privacy of WC-papier, zelfs geen ouwe krant. Alleen een eind jute touw dat iedereen moest gebruiken om na gedane zaken door zijn bilnaad te sleuren. Pijnvol, zowel geestelijk als lichamelijk. En dan iedere dag genadeloos slaag van sadistische cipiers en niet te vergeten: altijd maar weer zonder vaseline op de knietjes voor de geïncarneerde voorstanders en praktikanten van eerder genoemde LHGTBQ+ stroming. Al is er nu ook weer niet direct sprake van de uitbundige keuzemogelijkheden die men op vrije voeten wel heeft.
We meldden de diefstal bij de eigenaar van het pension, die alleen maar onverschillig zijn schouders ophaalde. ‘Dit is Lopburi,’ zei hij. ‘Hier stelen ze allesbehalve je geduld, want dat is hier al op.’ Tja, wat moet je nu met zo’n oliedomme ‘wijsheid’?
Na uren zelf maar vruchteloos zoeken bij mens en aap kwamen we terecht bij een lokale fietsenverhuurder van de onderste plank.
Het enige wat hij ons echter kon aanbieden waren vier oude barrels: fietsen met een roestlaag dikker dan de korst tussen de billen van de doorsnee gedetineerde hier en banden die zo zacht waren als gepeperde marshmallows met zadels die eruitzagen alsof ze jarenlang door een uitgebreide familie apen waren bereden in hun blote kont.
‘Dit is alles wat ik heb’, zei de verhuurder laconiek. ‘Take it or leave it en anders mai pen rai mannen. Jullie toeristen zijn de imperialisten van deze era en stelen met jullie buitenlandse valuta de laatste baht uit de sleetse broekzakken van eerbare en -loze burgers hier’. Ik kon er geen mosterd van maken, maar we maakten wel van de nood een deugd en tikten de fossielen voor een faire prijs op de kop. Gelukkig had de man weinig kaas gegeten van normale marktwerking, anders waren we stukken duurder uit geweest.
‘Fantastisch’, mompelde Robert met een blik op de verzameling oud roest: ‘Van Ferrari’s naar fietsen die de Duitsers in hun gloriejaren nog geen blik waardig hadden gegund’. Robert kwam dan ook oorspronkelijk uit Amsterdam en in onze hoofdstad hadden de oosterburen extra heftig huisgehouden, met een nooit meer te verwerken wrok als resultaat. Net zoals het geloof ook van vader op zoon wordt doorgegeven. In Nederland reed hij dan wel consequent BMW, wat toch op enige vergevingsgezindheid duidde. Eindelijk.
Van hoogglans naar vette roest: dag 8-15
Het fietsen op die oude barrels was een deemoedige les in nederigheid en in overlevingskunst. Elk heuveltje voelde als een onneembare berg, elke kilometer als een marathon op blote voeten door heet woestijnzand.
‘Deze fiets kraakt meer dan mijn botten’, klaagde Pieter toen zijn ketting voor de derde keer binnen het uur de tandwielen voor gezien hield.
‘En die versnellingen?’ vroeg Willem.
‘Wat voor versnellingen?’ antwoordde ik. ‘Je bedoelt die roestige ornamenten aan het achterwiel toch niet? Pure deco!’
Robert gaf zijn fiets de ludieke bijnaam De Doodsklapper. ‘Als deze fiets me niet naar het ziekenhuis brengt, doet mijn hart het wel’. Later zou blijken dat zijn schampere provocatie het noodlot danig getart had.
Maar ondanks alle ellende begon de reis een nieuwe charme te krijgen. Waar je iets verliest, ontstaat de ruimte voor iets nieuws. Overal waar we kwamen, kregen onze gammele fietsen nu de meeste aandacht. ‘Jullie fietsen heel Thailand door, op die dingen’? vroeg een visser lachend, die even zijn net voor ons het droge op sleepte. Een spartelende makreel of caipiranha sloegen we vriendelijk af. Wat moesten we met het ding onderweg?
Robert zei droog en enorm gevat: ‘Het is of dit, of een rolstoel, vriend’. Hij is immers Amsterdammer en die zijn altijd wat vlotter van tongriem dan wij zuiderlingen, 555.
De crisis slaat toe in Ayutthaya
De grootste schok kwam volledig onverwacht in Ayutthaya. Na weer een lange dag fietsen zaten we in een eenvoudig restaurantje wat te eten en kletsen toen Robert ineens stilviel. Hij zakte vervolgens helemaal in elkaar, rechterhand op zijn linkerborst, alsof hij de nieuwe president van Thailand werd.
De opgetrommelde ambulance kwam gelukkig verrassend snel en in het ziekenhuis kregen we te horen dat Robert een soort van hartritmestoornis had gehad. Geen infarct, maar dat dus. Zijn pacemaker was in Thailand geplaatst, dan weet je wel hoe laat het is. Hoewel wat opgelucht zat de schrik er behoorlijk in bij de Thaise Beatles, maar gelukkig niet zo ernstig als in 1980 toen een fan definitief afrekende met John in de grote appel en het kwartet noodgedwongen een trio werd. De artsen waren echter duidelijk en bijzonder stellig: Robert mocht absoluut niet verder fietsen.
Toen we hem die avond bezochten tussen de witte lakens zag hij er bleek maar bovenal bijzonder strijdlustig uit. ‘Luister vrienden, jullie moeten doorgaan, we moeten niet willen toegeven aan de dwang van allerhande figuren die volledige integratie van farangs eisen en het einde van onze vriendschappen’. Zijn preek emotioneerde hem behoorlijk, al zag hij voor het gemak over het hoofd dat het zijn eigen hart was geweest dat onze liefde voor elkaar een halt had willen toeroepen.
‘Echt niet, Robert’ zei Willem onmiddellijk met een knots van een brok in zijn keel. ‘We laten niemand achter!’ Robert zei koppig. ‘Maak het af. Voor mij. En als ik toch doodga, zet dan mijn fiets ergens als standbeeld in Hua Hin neer. Met een bordje: Hier rust Robert. Hij hield niet van fietsen, maar fietsen hield ook niet van hem’. Zijn wat aparte gevoel voor humor had hij in elk geval nog niet verloren.
Omdat zijn monitoren vervaarlijk begonnen te piepen bij deze laatste wens, gaven wij maar gauw toe om verdere ernstige complicaties te voorkomen.
En toen waren er nog maar drie: Dag 16-25
De bergen van Noord-Thailand waren een ware beproeving. Onze fietsen piepten en kraakten bij elke trap en wijzelf nog harder. Maar telkens als we wilden opgeven, dachten we aan Robert.
‘Hij zou ons nooit laten stoppen’ zei Pieter dan.
‘Hij zou ons keihard uitlachen als we dat deden’ deed Willem er nog een schepje bovenop.
Onderweg bleven de locals ons ook als trio met een mengeling van ongeloof en bewondering begroeten. In een klein dorpje werden we uitgenodigd voor een uitgebreide maaltijd, een buffet van noord Thaise specialiteiten dat we ons goed lieten smaken. De rekening viel wat tegen, maar dat mocht onze pret en het verteringsproces niet drukken.
‘We zullen jullie nooit vergeten, mannen’, zei een goed doorvoede tante en ze schepte nog een keer gratis een flink stel gegrilde garnalen in knoflook op.
De finish komt in zicht, eindelijk.
Op dag 25 bereikten we Mae Sai, het noordelijkste punt van Thailand. Het was een moment van triomf, maar ook van weemoed. We stonden uitgeput en sprakeloos bij het bordje ‘Noordelijkste punt van Thailand’ en maakten een schitterende foto van ons drieën met onze zo vaak vervloekte barrels.
‘Voor Robert’, zei Willem met natte oogjes.
‘Voor die Doodsklapper’ voegde Pieter er al even geëmotioneerd aan toe.
We stuurden de foto meteen door naar Robert, samen met de boodschap: We hebben het gehaald. Al was het zonder jou, maar met jou altijd in gedachten. Anders hadden we het nooit volgehouden.
Zijn antwoord kwam snel: Ik ben trots op jullie. Maar volgend jaar fiets ik weer mee. En die ellendige barrels? Laat ze lekker in Mae Sai staan.
We lachten, maar diep van binnen wisten we dat hij zoals meestal groot gelijk had. Want hoe armoedig de afgedankte fietsen ook waren geweest en hoe zwaar de reis ook had gewogen, het was de onverwoestbare vriendschap tussen farang mannen in Thailand die ons heelhuids naar de finish had bracht. Geen integratie, taalvaardigheid of vervreemding van de eigen cultuur en/of landgenoten had tot dit fraaie resultaat geleid. Het was de liefde van mannen onder elkaar geweest. Een gedeelde passie en koelbloedige volharding.
Nawoord: al was deze vertelling wellicht deels afkomstig uit het rijk der eenhoorns en elfjes met filigrane vleugeltjes, de wedervaringen van ons fietsend groepje en de ontberingen van Robert waren volledig authentiek. Ik kan de zorgzame en bezorgde gemoederen van de TB-lezers gelukkig berichten dat Robert inmiddels weer volledig hersteld is van zijn hartaandoeningen en dat hij ook weer het noodlot hoogmoedig tart met enorme fietspartijen op zijn gloednieuwe fiets onder de altijd verzengende zon van Thailand. Maar wij houden voor jullie een oogje in het zeil, zodat deze luchtige rubriek niet hoeft eindigen in dieptrieste rouwberichten, de wereld lijdt al genoeg zonder ons.
Oh ja, het gezichtsverlies.
Wij hadden onze gezichten dus meermaals verloren en ze met zijn VIEREN samen weer hervonden. Een verloren gezicht is als een vers afgebrand en dus weer vruchtbaar veld, klaar voor een nieuwe oogst. En de ‘Beatles’? Die waren weer compleet en helemaal klaar voor hun volgende Thaise avonturen. Let it be.
Over deze blogger
- Khun Rick dateert van 1959 (momenteel 65 jaar), opgegroeid en nog steeds woonachtig in Zuid-Limburg. Na 40 jaar ambtenarij nu al bijna 5 jaar met vervroegd pensioen. Komt sinds 2001 regelmatig als toerist in Thailand, maar leerde zijn vrouw in Nederland kennen en is met haar vaak te vinden bij schoonmoeder in Udon Thani. Samen reizen is zijn passie, eten (helaas) ook en sporten een noodzaak. En natuurlijk schrijven: vroeger serieus en nu luchtiger.
Lees hier de laatste artikelen
- Cultuur26 januari 2025De fietstocht
- Cultuur23 januari 2025Oefenen voor de toekomst: een lesje in AI
- Cultuur19 januari 2025Update: Senna mijn bedelneef op lekke bandjes
- Cultuur13 januari 2025Zijn ze nu helemaal van de pot gerukt? “Stop Giving Stop Begging” door de ogen van de kleine man