‘Bangkok, een stad die langzaam stikt’
De lucht in Bangkok voelde als een sluipmoordenaar – onzichtbaar, maar dodelijk aanwezig. Lars zwoegde zich een weg door de verstikkende hitte. Niet die verzengende, vochtige warmte waar toeristen over klagen, maar een andere vijand: de bijna tastbare vuile lucht die alles bedekte. Het leek alsof de stad zichzelf langzaam aan het opeten was.
Lars, een no-nonsense type met een voorliefde voor confrontatie en een hekel aan bullshit, had genoeg van alle halve maatregelen en politiek geneuzel. Hij was in Bangkok om iets te doen, niet om erover te praten.
De straat zat vol met het gebruikelijke chaotische leven: scooters met onmogelijk grote ladingen, verkopers die hun waren luidkeels aanprezen, en een constante soundtrack van toeterende auto’s. Maar wat Lars echt opviel, waren de gezichten. Kinderen met maskers die te groot waren voor hun hoofdjes, moeders met wallen van slapeloze nachten, en bejaarden die hoestend hun boodschappen deden. Hij had net een rapport gelezen: meer dan 10 miljoen mensen in Thailand hadden vorig jaar medische hulp gezocht vanwege de luchtvervuiling. Tien miljoen. Dat was niet zomaar een statistiek dat waren levens.
Hij herinnerde zich zijn ontmoeting van een dag eerder, met een lokale activist genaamd Mae. “Het is niet dat we niet weten wat er aan de hand is,” had ze gezegd, terwijl ze een sigaret opstak – de ironie ontging haar niet. “Het probleem is dat niemand het aandurft om echt te veranderen. Iedereen verdient te veel geld aan deze chaos.” Mae had hem haar stad laten zien vanuit een ander perspectief: een stad die zuchtte onder haar eigen gewicht. “Bangkok is een longpatiënt die weigert te stoppen met roken,” had ze gezegd.
Lars, altijd de cynicus, had haar woorden diep in zich opgenomen. Hij liep verder door een steegje, weg van de toeristen. Hier was de lucht nog dikker, bijna olieachtig. Hij dacht aan de tips die hij online had gezien: draag een masker, blijf binnen, gebruik een luchtreiniger. Prima adviezen, maar ze voelden als pleisters op een open wond. Wat hadden die kinderen aan een HEPA-filter als de fabrieken bleven draaien en de auto’s bleven spuwen?
Bij een marktkraampje stopte hij en keek naar de sinaasappels die werden uitgestald. De verkoper, een oudere man met een gezicht vol lijnen die elk een verhaal leken te vertellen, keek hem aan. “Slechte lucht vandaag,” zei de man in gebroken Engels. Lars knikte en antwoordde in zijn even gebrekkige Thais. Ze begrepen elkaar zonder veel woorden. De man glimlachte bitter. “Misschien is het niet de lucht die slecht is, maar de mensen,” voegde hij eraan toe.
Lars voelde de woorden binnenkomen als een stomp in zijn maag. Wen eraan? Waarom zou iemand accepteren dat hij elke dag zijn eigen ademhaling moest bevechten? Zijn innerlijke monoloog werd steeds scherper. Dit was geen leven, dit was overleven. En het meest tragische? De mensen hier hadden geen keuze. Ze waren gevangenen van een systeem dat hen in een wurggreep hield.
Toen hij later die avond terugliep naar zijn kleine hotelkamer, dacht hij aan een zin die hij ooit ergens had gelezen: “Lucht is vrijheid.” Het klonk belachelijk simpel, maar juist daarom zo pijnlijk. Hier was lucht een gevangenis. Hij zette het raam open, al wist hij dat het niets zou uitmaken. De stad ademde haar duisternis naar binnen, als een ongenode gast.
Die nacht, terwijl de stad onrustig sliep onder een deken van vervuiling, besloot Lars dat hij niet stil zou blijven. Misschien kon hij niet het hele systeem veranderen, maar hij zou zijn stem laten horen. Hij zou schrijven, praten, confronteren. De wereld moest weten wat hier gebeurde, hoe lucht geen vanzelfsprekendheid was. En misschien, heel misschien, zou dat een klein vonkje zijn in een stad die verstikt werd door haar eigen rook.
Hij wist dat woorden misschien maar lucht waren. Maar zelfs lucht kon snijden, als je ze scherp genoeg maakte…
Over deze blogger
-
Mijn leeftijd valt officieel onder de categorie ‘bejaard’. Ik woon al 28 jaar in Thailand – probeer dat maar eens na te doen. Nederland was ooit het paradijs, maar het raakte in verval. Dus ging ik op zoek naar een nieuw paradijs en vond Siam. Of was het andersom en vond Siam mij? Hoe dan ook, we waren elkaar goed gezind.
De ICT zorgde voor een regelmatig inkomen, iets wat jullie ‘werk’ noemen, maar voor mij was het vooral een tijdverdrijf. Schrijven, dat is de echte hobby. Voor Thailandblog pak ik die oude liefde weer op, want na 15 jaar zwoegen verdienen jullie wel wat leesvoer.
Ik begon op Phuket, verhuisde naar Ubon Ratchathani, en na een tussenstop in Pattaya woon ik nu ergens in het noorden, midden in de natuur. Rust roest niet, zeg ik altijd, en dat blijkt te kloppen. Hier, omgeven door het groen, lijkt de tijd stil te staan, maar dat doet het leven gelukkig niet.
Eten, vooral veel – dat is mijn passie. En wat maakt een avond compleet? Een goed glas whisky en een sigaar. Dan heb je het wel zo’n beetje, vind ik. Proost!
Foto’s, daar doe ik niet aan. Ik sta er altijd lelijk op, terwijl ik toch weet dat Brad Pitt erbij verbleekt. Het zal wel aan de fotograaf liggen, denk ik dan maar.
Lees hier de laatste artikelen
- Cultuur9 januari 2025‘Bangkok, een stad die langzaam stikt’
- Cultuur7 januari 2025‘Twee vrienden die botsen over de columns van De Expat’
- Cultuur5 januari 2025‘Tussen dromen en overleven in de harde wereld van bargirls’
- Cultuur3 januari 2025‘Het eiland van aankomst’