Thailand’s meest beroemde epos gaat over de tragische liefdesdriehoek tussen Khun Chang, Khun Phaen en de schone Wanthong. Het verhaal dateert waarschijnlijk uit de 17de eeuw en was van origine een mondelinge vertelling vol drama, tragiek, seks, avontuur en het supernatuurlijke. In de loop ter tijd is het constant aangepast en uitgebreid, en bleef zo een populair en vermakkelijk epos dat door rondreizende vertellers en troubadours werd uitgedragen. Het was aan het Siamese hof, eind negentiende eeuw, dat het verhaal voor het eerst werd vastgelegd op schrift. Zo onstond er een gestandaardiseerde, gekuiste versie, van dit beroemde verhaal. Chris Baker en Pashuk Phongpaichit vertaalde en bewerkte dit verhaal voor een Engelstalig publiek en publiceerde zo ‘The Tale of Khung Chang, Khun Phaen”.

Vandaag deel 4.

Khun Phaen geeft zich over

Phaen en Wanthong leefden in het oerwoud, ze waren blij en gelukkig samen. Het duurde niet lang of Wanthong was in verwachting. Dit deed het echtpaar realiseren dat hun leventje in de wildernis niet eeuwig kon duren. Het oerwoud was geen plek voor een klein kind om in op te groeien. Na zes maanden hakte Khun Phaen te knoop door “We moeten onszelf aangeven. Het beste kunnen we dat doen bij de gouverneur van Phichit. Hij staat erom bekend een goed en ruimhartig persoon te zijn”. En zo gebeurde. Mede dankzij de mantra’s van Khun Phaen was de gouverneur hen gunstig gestemd. Een maand lang was het echtpaar te gast en werd goede vrienden met de gouverneur en diens vrouw. Khun Phaen liet zijn trouwe paard Sie-Mok en zijn zwaard Faa-Fuun veilig achter en toen werden hij en Wanthong overhandigt aan het paleis in Ayutthaya.

De rechtszaak tegen Khun Phaen kon beginnen. “Khun Chang stelt dat Wanthong aan hem uitgehuwelijkt is door de moeder van Wanthong en dat zij dus aan hem toebehoort. Ten tweede stelt Khun Chang dat Phaen niet alleen zijn echtgenote heeft ontvoerd maar ook dat veel van zijn eigendommen heeft ontvreemd. Tot slot stelt hij dat Phaen hem heeft gemarteld toen hij hen achter na ging in het oerwoud, maar voor dit laatste feit zijn er geen getuigen die dat beamen”.

Phaen ontkende alle aanklachten en verklaarde dat hij met Wanthong gehuwd was en ze samenleefden als man en vrouw totdat hij het leger van de koning aanstuurde in een militaire campagne. Hij stelde hier tegenover dat Khun Chang fout zat door Wanthong ten huwelijk te vragen terwijl zij reeds een echtgenoot had. “Dat is niet waar!” riep Khun Chang. De rechters lieten diverse getuigen aan het woord en adviseren de koning de volgende beslissing: “Wij zijn stof onder de koninklijke voetzolen. De moeder van Wanthong wordt schuldig bevonden aan nalatigheid door haar dochter aan Khun Chang uit te huwelijken. Khun Chang wordt schuldig bevonden aan overspel en het onrechtmatig slopen van een bruidshuis. Beide worden gestraft met stokslagen en publieke vernedering. Tevens zal Khun Chang Khun Phaen ook financieel moeten compenseren. Als Khun Phaen zich geen zorgen maakt om zijn karma dan mag hij Khun Chang laten executeren. Wanthong wordt teruggegeven aan Khun Phaen. Bij koninklijk besluit hebben wij zo besloten“. De koning vraagt aan Phaen of hij het doodsvonnis wil voor Khun Chang, “Nee, ik zoek geen wraak. Voer alleen de straffen en financiële compensatie uit zoals zijne majesteit dit wenst”. Zo geschiedde en de zaak werd gesloten.

Khun Phaen in het gevang

Khun Phaen woonde vanaf die dag samen met zijn Wanthong, Saithong en Kaeo Kiriya. Echter miste hij nog zijn vierde vrouw, Laothong. Hij kon het niet verkroppen dat hij nu van een vrij leven genoot en Laothong nog steeds aan het hof moest dienen. Dat was in tegenspraak met zijn belofte aan haar om altijd voor haar te zullen zorgen. Tegen alle adviezen in toog hij naar de koning en verzocht de majesteit zijn Laothong terug te geven. Woendend bulderde de koning, “Hoe durft deze vlegel mijn getoonde ruimhartigheid in twijfel te trekken? Hij heeft reeds op alle fronten zijn zin gehad en nu wenst hij ook nog Laothong terug?! Hij is zeker bang dat ik van haar lichaam geniet. Ik moet paal en perk stellen aan Rupsje Nooitgenoeg. Sla hem in de boeien!”

Khun Phaen liet zich opsluiten en Kaeo Kiriya kwam nabij te gevangenis te wonen om voor hem te zorgen. Khun Chang wist van dit moment gebruik te maken en ontvoerde Wanthong terug naar zijn huis, “Khun Phaen is in het gevang, wie weet voor hoeveel jaar voordat hij je kan komen halen? Trek bij mij in en wees gelukkig”. Een schreeuwende, scheldende van zich af bijtende Wanthong probeerde Chang nog met alle macht tegen te houden, maar hij beet haar toe dat in haar hoogzwangere toestand zij zich maar beter niet kon verzetten. Hij koppelde met haar en vervulde zijn meest stoute dromen. Huilend gaf Wanthong haar lichaam over.

De geboorte van Phlai Ngam

Wanthong’s bevalling was zeer pijnlijk maar zonder complicaties. Khun Chang riep uit, “Het is een jongen!”. Om een lang verhaal kort te maken: het kind werd zo opgevoed opdat het een goed karakter zou hebben. Op negenjarige leeftijd leek hij exact op zijn vader: ietwat gezet en knap, lichte huid en een mooi gerond hoofd. Wanthong gaf hem de naam Phlai Ngam¹. Khun Chang sprak, “Eerst dacht ik nog dat hij wel wat van mij weghad, maar dit is op zeker Khun Phaen’s kind”. Elke dag droomde hij van het vermoorden van het kind. Op een dag, toen Wanthong sliep, nam hij Phlai Ngam op zijn schouders mee naar buiten. Op een afgelegen plaats in het bos smeet hij het op de grond en trapte, schopte en stompte vervolgens in op het kind. Phlai Ngam schreeuwde in paniek uit, “Moeder help mij! Vader, dood mij niet!”. Maar Khun Chang kon geen genade en ging door totdat Phlai Ngam het bewustzijn verloor. Khun Chang bedekte het lichaam met bladeren, takken en stenen en liet het voor dood achter.

Gelukkig sprongen de geesten van Khun Phaen te hulp, ze wisten het kind te bevrijden uit zijn positie en lieten Wanthong dromen over wat er zojuist was voorgevallen. Wanthong ontwaakte met vrees en zorg in haar hart. Ze snelde de bossen in, speurend naar haar kind. Daar trof ze Phlai Ngam, huilende en alleen in het bos. Haar zoontje vertelde hoe hij geholpen was door geesten die zeiden dat ze de dienaar van ene Khun Phaen waren. Dat bracht Wanthong er toe de waarheid aan haar Phlai Ngam op te biechten, “Mijn lieve kind, Khun Phaen dat is de naam van je werkelijke vader. Hij en Khun Chang zijn aartsrivalen”. Wanthong bracht het kind in veiligheid door het bij de moeder van Khun Phaen onder te laten duiken. Daar leerde hij Khmer en Thai, en aan de hand van vader’s manuscripten ook de boeddhistische leer, mantra’s en magie. Zo maakte hij zich meester over de kunst van onzichtbaarheid, onoverwinnelijkheid en openen van sloten en deuren en vele andere zaken.

Toen Phlai Ngam dertien werd gingen ze naar de abt om zijn horoscoop te raadplegen. De abt zei, “Deze kleinzoon van jou zal een ongelofelijke rokkenjager zal worden, net als zijn vader. Wanneer hij achttien is zal hij een officiële titel en positie verwerven. Hij zal een jonge vrouw met een bloedlijn uit het noorden krijgen, maar dat zal hem nog de nodige problemen opleveren. Zijn vader zal vrijkomen in de tweede maand van het jaar van het varken. Daarna zal alles goed komen”. Phlai Ngam werd ondergebracht in de hoofdstad bij een vriend van zijn vader, welke hem verder leerde over de wetten, regels en koninklijke taal om hem zo tot een goed en loyaal krijger te maken. De jongeman studeerde ijverig en wist niets over de omgang met vrouwen. Vele jongedames zagen hem wel zitten maar als ze met hem flirten maakt hij zich verlegen uit de voeten. Een hoe ambtenaar en vriend van de familie nam Phlai Ngam mee naar het paleis en introduceerde hem aan de koning. Deze keek in Phlai Ngam zijn gezicht, en voor een moment dacht de majesteit aan Khun Phean. Hij voelde medelijden en stond op het punt om Phaen’s vrijlating te bevelen. Maar door karma ontsnapte dit aan zijn gedachten en vergat hij dit bevel te geven. Phlai Ngam was vanaf nu een dienaar van de koning.

Phlai Ngam in dienst van de koning

Een jaar verstreek, toen kwam een bode uit het noorden met een verontrustend bericht, een oorlog was aanstaande. Enkele maanden eerder hoorde de koning van Chiang Mai over de uitzonderlijke mooie prinses Soithong², vijftien jaar oud, dochter van de koning van Lanchang. Hij vroeg om haar hand maar de koning van Lanchang weigerde op grond dat zijn dochter nog te jong was. Zich realiserende dat dit kwaad bloed zou zetten bij de koning van Chiang Mai, besloot hij zijn dochter te schenken aan de Koning van Ayutthaya, om zo diens bescherming te verkrijgen. De koning van Ayutthaya nam dit aanbod maar wat graag aan en stuurde vijfhonderd soldaten naar Lanchang om de prinses veilig naar Ayyutaya te escorteren. Op de weg terug naar Ayutthaya viel de escorte in een hinderlaag van de koning van Chiang Mai. De prinses werd zo dus gekidnapt en de Siamese soldaten gevangengenomen.

De koning van Ayutthaya was woedend toen dit bericht bij hem arriveerde, “Hoe durft die arrogante Lao! De prinses is aan mij toegezegd! Ik zal zijn hele familielijn te gronden richten!”. De koning gaf opdracht om een leger naar Chiang Mai te sturen, “Leg heel Chiang Mai in de as, laat geen muur overeind staan!”. Gezocht naar een aanvoerder was Phlai Ngam de enige krijger aan het hof die zich vrijwillig aandiende. Hij verzocht wel dat zijn vader zou worden vrijgelaten om hem bij te staan in de campagne. Vader en zoon benadrukte de noodzaak voor een snelle en wendbare operatie en kozen daarom voor slechts een kleine groep van vijfendertig krijgers, geselecteerd onder de meest notoire gevangenen. Naast Khun Phaen kwam ook Laothong vrij.

Bij het vertrek uit de hoofdstad werden Khun Phaen, Phlai Ngam en hun soldaten gadegeslagen door de bevolking. Vrouwen waren zeer onder de indruk van de knappe mannen, lonkten uitdagend en riepen hen toe, “ik zou graag op oorlogspad gaan, maar alle actie zou mijn kleren bedoezelen”. Een ander riep, “Ik zou graag bij hem in het zadel willen springen en een ritje maken”.

Phlai Ngam ontmoet Simala

Na een lange reis kwam het leger aan in Phichit, daar werden vader en zoon op dezelfde manier ontvangen. Marktvrouwen -jong en oud- smakten hun lippen, “Wat een lichamen, knap genoeg om op te eten”. Weduwen vielen voor Phun Phaen, “Ik denk dat wij perfect voor elkaar zijn”, jonge vrouwen verloren hun hart aan Phlai Ngam. Een dame rolde uitdagend met haar wenkbrauwen en draaide met haar schouders zodat haar bovenkleding afzakte en haar borsten zichtbaar werden.

Khun Phaen en Phlai Ngam brachten een bezoek aan de gouverneur en zijn vrouw. Ze werden als vrienden welkom geheten en spraken over wat er de afgelopen jaren allemaal voorgevallen was. Khun Phaen legt uit dat zijn strijdmacht opweg is naar Chiang Mai om recht te halen. De gouverneur prees hen, “Je hebt een prachtige zoon. Ik was danig teleurgesteld dat mijn vrouw een dochter baarde. Had het een man geweest dan had ik hem met jullie meegezonden”. Hij riep zijn dochter: “Simila, kom bij ons zitten”. Simala, opende voorzichtig de deur en bekeek de gasten. De aanblik van de jongeman met zijn knappe gezicht bracht haar opwinding. Met haar blik naar de grond geslagen nam ze plaats achter haar moeder. Terwijl ze een wai maakte om de gasten te groeten sloeg haar hart een slag over. Phlai Ngam gaf een wai terug en raakte opgewonden, “Deze vrouw heb ik in mijn dromen gezien, oh wat is ze mooi. Als een volle maan, puur, schoon en oh zo schitterend”. Het gestaar van Phlai Ngam deed Simala zich verstoppend wegschuifelen achter haar moeder, “Dus dit is Phlai Ngam, Hij heeft een mooie mond en lippen, een goed gevormd gezicht, een sterke volle borst en slanke heupen. Hij lijkt wel perfect. Als hij bij me zou komen liggen zou ik hem met huid en haar opeten”. Ze keken naar elkaar zonder enige verlegenheid. Toen kwam Simala tot bedaren en trok ze zich verlegen terug in huis. Haar bediende zag dit en plaagde haar, “Oh geesten, van stad of bos, jaag haar niet te veel op. Wacht tot na zonsondergang”. De gouverneur gaf zijn gasten een rondleiding en nodigde hen uit te blijven slapen. Khun Phaen werdt ook weer herenigd met zijn zwaard Faa-Fuun en zijn paard Sie-Mok. Paard en meester waren zeer gelukkig met het wederzien.

De zon verdween achter de horizon, de maan stond aan een wolkeloze hemel. Simala lag in bed en knuffelde haar kussen, “Oh Phlai Ngam, hoe kan je weten dat ik op dit moment aan je denk? Toen we in elkaars ogen keken wist je toen meteen wat dat betekende? Het is zo moeilijk voor me als vrouw zijnde, ik moet mijn mond houden en mijn verliefdheid niet openlijk tonen. Als ik een man was en jij een vrouw, dan kwam ik je vanavond nog opzoeken”.

Nadat zijn vader in slaap was gevallen kneep Phlai Ngam er tussen uit en glipte de slaapkamer van Simala binnen. Hij duwde het muskietennet opzij, en keek naar haar mooie, slapende lichaam. Zijn vingers gleden over haar borsten. Hij was nog nooit met een vrouw geweest. Simala opende haar ogen en hoorde hem zachtjes spreken, “Sinds het moment dat ik je zag brand ik van liefde en verlangen, mocht je niet bereid zijn dan zal ik sterven aan een gebroken hart”. Die zoete woorden deden Simala’s verliefdheid alleen maar heviger worden, maar haar vrouwelijke waarden dicteerden dat ze zich inhield, “Wie heeft je toestemming gegeven hierbinnen te treden? Je mag dan een echte heer zijn, maar je behoort eerst mijn ouders om toestemming te vragen”. “Ik hou meer van jou dan wie of wat dan ook, ik verzeker je dat ik je vader op jouw hand zal vragen. Maar laat mij morgen niet ten strijde trekken zonder dat wij elkaar lief konden hebben, vertrouw mij jouw lichaam toe”. Simala was met zichzelf in strijd, ze geloofde in zijn oprechtheid maar wou niet het risico lopen dat iemand hen zou betrappen en haar zo te schande zou brengen. Ze gaf hem een afkeurende blik, “Zijn alle mannen in Ayutthaya zo, met een rappe en scherpe tong? Denk je soms dat wij boerenkinkels allemaal hetzelfde zijn? Spelen met de harten van vrouwen, van hen genieten, om vervolgens in geen honderd jaar terug te keren. Haar vol schaamte achterlatende, dat ze in de trucjes van Ayutthayaanse mannen zijn getrapt”. “Mijn oogappel, ik beloof je mijn trouw, erewoord. Zo niet dan mag ik branden in de diepste krochten van de hel. Accepteer alsjeblieft mijn liefde”. “Ik zie dat je verliefd op mij bent. Ik zal waarschijnlijk instemmen je lief te zijn, maar ik voel me nu wat koorts-achtig. Heb wat geduld en dan zal ik jouw wensen volgen”. Phlai begreep maar al te goed wat vrouwelijke ‘koorts’ was. Zonder af te wachten zoende hij haar en zijn gleed hand onder haar bovenkleding. Ze vielen op bed. Hij was jong en was pas kortgeleden verteld hoe een paard te bestijgen. De merrie, nog nooit bereden, draaide en keerden met volle kracht. De rijder besteeg langzaam en het paard kwam tot bedaren. Hij maakte zich ongerust om tijdens de rit te vallen. Wat onwennig zocht hij het juiste tempo. Te snel… hij verminderde tempo. Het pad was glibberig. De ruiter zocht de juiste weg maar kon maar lastig ritme vinden. Eenmaal op gang was er geen enkele grens aan hun energie. Ze volgde het ritme totdat ze nat van het zweet waren en hij van haar afstapte. Simala was overmand door passie en de twee vielen samen in slaap. Bij het krieken van de ochtend knuffelde en kuste ze elkaar. Hij moest benen maken voordat iemand hen zou betrappen.

Die morgen nuttigden Khun Phaen, Phlai Ngam, de gouverneur en diens vrouw gezamenlijk het ontbijt. De gouverneur sprak, “Wat zonde dat wij geen zoon hebben”. Phaen haakt in, “Ik denk al een tijdje hoe ik jullie toch kan bedanken voor alles wat jullie gedaan hebben. Wat als ik mijn zoon aan jullie schenk?” De gouverneur was in zijn nopjes, “Prima, er is geen reden om eerst alle formaliteiten te doorlopen. Die twee passen perfect bij elkaar. Maar wees begripvol naar mijn dochter, ze is slechts een plattelandsmeisje, niet van zo’n niveau als stadse mensen. Mocht mijn dochter in de toekomst geen tevredenheid brengen, breng haar dan alsjeblieft niet te schande”. En zo waren de twee partijen al snel akkoord met het te sluiten huwelijk. Eenmaal terug uit Chiang Mai zou alles in orde worden gebracht. Khun Phaen en Phlai Ngam namen afscheid en zette koers naar het hogere noorden. Door bos en oerwoud reisden ze via Phitsanulok. Onderweg passeerde ze allerlei exotische dieren en planten, wonderschoon. Twee weken later naderden ze Chiang Mai. De krijgers maakten kamp en vader en zoon gingen op verkenning. “Als we de stad belegeren dan laat de koning van Chiang Mai zeker de Siamese soldaten onthoofden. We moeten stiekem binnen zien te geraken door onszelf als lokale Lao te vermommen”. Ze struinden de paden af en troffen een Laotiaanse boer en zijn zoon, “Zie je dat? Die Lao staat al met één been in het graf”. Ze trokken hun zwaarden, onthoofdden de twee Loatiaanse boeren en staken zich in hun kleren.

Khun Phaen en Phlai Ngam nemen de koning van Chiang Mai gevangen

Er uitziende als twee krachtige Laotiaanse mannen betraden ze de hoofdstad. Door hun kleding en gebruik van mantra’s had niemand argwaan, zelfs in spraak klonken ze als échte Loatianen. Marktvrouwen flirtte met hen en vroegen aan Phlai Wai, “Waar kom je vandaan? Dan zoek ik je vanavond op!”. En een oudere dame, “Kom eens kijken naar mijn waren, misschien bevalt het wel wat je ziet”, waarop een ander zei, “Hij heeft heus geen interesse in een oude weduwe, straks rent hij nog weg! Met jouw lichaam beteken je echt niets!”. De oudere vrouw riep terug “Wat weten jullie jonge dingen er nu van? Met onze ervaring moet je oppassen voor ons weduwen. Een jonge knul lusten we wel rauw! Een paar trekken aan zijn touwtje en hij is in de zevende hemel”. Maar Khun Phaen en Phlai Ngam liepen door, “Wij zijn twee bosbewoners en hebben nog nooit een Siamees gezien. Waar worden ze gevangengehouden? Dan kunnen we ze aanschouwen”. Een Laotiaan wees hen de weg, “In de gevangenis nabij de stallen”. Vader en zoon naderden de gevangenis en wachtte tot de nacht inviel. Toen bliezen ze een mantra om alle bewakers in slaap de doen sussen en de sloten te openen. Zo bevrijdde ze de Siamese soldaten. Uit wraak voor hun slechte behandeling onthoofden de Siamezen de meest sadistische bewakers en ontdeden de rest van de bewakers van hun kleding. Op de weg terug lieten vader, zoon en de soldaten ook de paarden en olifanten vrij. Gezeten op de paarden en olifanten spoedde ze zich allen terug naar het kamp.

Toen de koning van Chiang Mai het nieuws van de gevangenisuitbraak vernam was hij woest. Hij liet als de wiedeweerga een leger van enkele duizenden krijgers de Siamezen achterna jagen. Khun Phaen en zijn manschappen waren echter voorbereid op een goede verdediging. Met behulp van mantra’s kon niemand hen verwonden, het lukte de Loatianen dan ook niet om de Siamezen zelfs maar een enkel schrammetje toe te brengen. Bij bosjes werden ze in de pan gehakt en een deel van de Lao vluchtte weg. Khung Phaen, gezeten op een een olifant, naderde de vijandelijke commandant. Deze beet hem toe, “Heeft Ayutthaya geen paarden en olifanten, zodat je deze bij ons komt stelen? Jullie bandieten, geef terug wat van ons is en dan zullen wij jullie sparen”. Khun Phaen verweerde zich, “Laat de koning de prinses welke hij gestolen heeft vrij. De prinses komt de koning van Ayutthaya toe. Het is jullie koning die hier de bandiet is!”. De Laotiaanse commandant ontstak in woede en een gevecht brak uit. Phaen was de absolute meester met zijn mantra’s en versloeg de vijand met gemak.

De koning vernam het nieuws dat zijn troepen verslagen waren en liet de stadspoorten sluiten. Zijn koningin prostreerde zich aan zijn voeten en smeekte haar echtgenoot, “Sire, bij uw gratie maar de vijand is hier alleen vanwege prinses Soithong. Waarom zouden we haar houden? De mensen lijden nodeloos”. Hij antwoordde, “Ze hebben mij een hak gezet. Als die miezerige Ayutthayanen op de juiste wijze respectvol om haar hadden gevraagd dan had ik dat gedaan. Maar nu met dit gedrag? De diefstal van paarden en olifanten en het vermoorden van onze mensen. Nee, dat is geen optie meer. Ze hebben ook nog eens zeer beledigende boodschappen achtergelaten. Zelfs een monnik zou deze zaken niet kunnen tolereren”. De koningin was geschokt door het koppige gedrag van haar man en informeerde hun dochter, prinses Soifa, “De koning luistert niet, dit zal alleen maar tranen geven. De stad zal aan puin geslagen worden en wij zullen tot slaaf van de Siamezen gemaakt worden. Het lot heeft de koning van het juiste pad doen wijken”.

Omdat Khun Phaen en zijn troepen niet voorbereid waren op een langdurige belegering gingen alleen vader en zoon eropuit om prinses Soithong te redden. Met een mantra maakten ze zichzelf onzichtbaar en raakte zo ongezien het paleis van Chiang Mai binnen. Met hun magie deden ze alle inwoners in een diepe slaap vallen. Khun Phaen en Phlai Ngam wandelde door de meest prachtige vertrekken. Ze kwamen in een kamer met beeldschone en lelieblanke jonge Laotiaanse dames, die pas recent volwassen geworden waren. Het leken wel hemelse engelen in hun zijde gewaden, gouden sieraden en mooie stevige borsten. Phlai Ngam liet zijn hand glijden over hun rondingen, maar Khun Phaen beet hem toe, “Dat is koninklijk bezit, niet aanraken! En trouwens, als je toegeeft aan je lusten dan zal dat je magische krachten verminderen. Kom, we moeten verder”. Ze betraden een zeer rijkelijk ingericht slaapvertrek, alwaar ze de koningin en dochter op bed zagen liggen. Phlai Ngam is betoverd door haar schoonheid en zou het liefst met haar koppelen. Hij kon zich niet inhouden en betaste haar. Zijn vader gaf hem boos een tik op zijn hoofd, “Dat is een prinses!!”.

Ze kwamen tot slot bij de slaapkamer van de koning. Phaen naderde de koning en rees zijn zwaard boven hem. Hij liet de koning ontwaken, “Jij kwaadaardige man! Jij hebt de prinses Soithong gestolen, de prinses die Ayutthaya toebehoort. Je hebt Siamese soldaten in gevangenschap gefolterd. Wij zijn gekomen om je leven de beëindigen. Stem je in met je dood of kom je tot inkeer?!”. Zo zonder wapen of andere uitweg gaf de koning zich gewonnen, “Ik geef mij over. Ik heb mij misdragen! Soithong is nog niet door mij beroert. Als je mijn leven spaart geef ik mijzelf, mijn vrouw, mijn dochter, de stad en alle inwoners aan jullie koning. Dat beloof ik.”. Phaen aanvaarde de overgave.

Khun Phaen en Phlai Ngam keren huiswaards

Binnen vijftien dagen ving de reis naar Ayutthaya aan. De koning van Chiang Mai, zijn familie, de prinses Soithong, de koninklijke bijvrouwen en alle inwoners van Chiang Mai alsmede vele goud en geldschatten werden afgevoerd naar de zuidelijke hoofdstad. De oorlogsbuit zou ten gunste vallen aan de koning van Ayutthaya. Tijdens de mars zuidwaarts zagen de Siamese soldaten erop toe dat niemand de benen nam, soms vergrepen de soldaten zich aan de buit gemaakte Laotiaanse vrouwen. Een vrouw op de vlucht werd gesnapt. Een soldaat trok haar kleding los, en bekeek haar naakte lichaam, “Verdomme, behaart tot aan haar oren!”.

Na een lange tocht kwam de processie in Ayutthaya aan, alwaar Khun Phaen en Phlai Ngam zich naar het paleis begaven. Wachtende buiten de de audiëntiehal werd de koning geïnformeerd, “Sire, Khun Phaen en Phlai Ngam zijn teruggekeerd uit het noorden met de heerser van Chiang Mai. Ook brengen ze 70 kisten met goud en zilve, 5000 Lao families, 1150 krijgers, 200 kanonnen, 3000 geweren, 1200 zwaarden, bijna 500 olifanten, 305 paarden en 800 stuks runderen en buffels. Er zijn geen slachtoffers gevallen onder onze troepen. De heerser van Chiang Mai is in volledige arm- en voetketenen geslagen, zoals zijne majesteit heeft opgedragen”. De koning van Ayutthaya was in een jubelstemming en riep hen binnen. Khun Phaen werd tot gouverneur van Kanburi gemaakt en kreeg de daarbij behorende rijkelijke geschenken. Phlai Ngam kreeg een nieuwe titel, Phra Wai, en werd tot luitenant van de koninklijke dienaren gemaakt. Tevens kreeg hij een statig huis nabij het paleis geschonken. De verslagen legeraanvoerder die door Khun Phaen en Phrai Wai bevrijd werd verloor, als straf, zijn rang en werd tot poortwachter gedegradeerd.

Vervolgens werd de koning van Chiang Mai binnengebracht. Hij prostreerde aan de voeten van de koning van Ayutthaya en vreesde om zijn leven. De koning schold hem uit maar was bereid hem te vergeven mits de koning van Chiang Mai voortaan loyaal en horig zou zijn aan Ayutthaya. Vervolgens werden de prinsessen binnen gebracht, “Prinses Soithong is degene die aan de linkerkant prostreert, en prinses Soifia prostreert aan de rechterzijde”. De koning bekeek hen goed, beide waren zeer aantrekkelijke vrouwen maar met een verschillende uitstraling. Hij besloot prinses Soithong als vrouw aan te nemen en schonk prinses Soifia aand Phra Wai. Een cadeau dat niet geweigerd kon worden. Zo kwam het dat Phra Wai twee vrouwen kreeg, Simala en prinses Soifa.

Niets leek het geluk en voorspoed van Khun Phaen en Phra Wai nog in de weg te staan. Maar hoe zat dat met Wanthong?

Wordt vervolgd in het slot van dit epos…

¹ Phlai Ngam (พลายงาม, Phlaay Ngaam), ‘mooie mannelijke olifant’.

² Soithong (สร้อยทอง, Sôy Thong), ‘Gouden Halssierraad’

³ Simala (ศรีมาลา, sǐe-maa-laa), ‘Glorieuze Bloemenkrans’

⁴ Soifa (สร้อยฟ้า, Sôy Fáa), ‘Gouden Hemellucht’

 

Over deze blogger

Rob V.
Rob V.
Sinds 2008 een regelmatig bezoeker aan Thailand. Werkt op de boekhoudafdeling van een Nederlandse groothandel.

Gaat in zijn vrije tijd graag fietsen, wandelen of een boek lezen. Voornamelijk non-fictie met in het bijzonder de geschiedenis, politiek, economie en maatschappij van Nederland, Thailand en landen in de regio. Luistert graag naar heavy metal en andere herrie

Er zijn geen reacties mogelijk.


Laat een reactie achter

Thailandblog.nl gebruikt cookies

Dankzij cookies werkt onze website het beste. Zo kunnen we je instellingen onthouden, jou een persoonlijk aanbod doen en help je ons de kwaliteit van de website te verbeteren. Lees meer

Ja, ik wil een goede website