De Karen, het onzichtbare bergvolk
In Thailand leven een aantal inheemse bergvolkeren, veelal in de grensgebieden met Myanmar en in het Noorden van Thailand.
Een bekend bergvolk zijn de Karen. Maar wie zijn dat en wat heeft Thailand daar mee te maken?
Oorsprong
De Karen zijn een bergvolk, dat in onder andere Thailand, Myanmar en Laos woont. In Thailand vormt het met 350 tot 400.000 mensen de grootste bergstaat. Van de geschiedenis van dit volk is niet veel bekend. Ze zijn waarschijnlijk, als voorhoede van de volkeren die deze talen spreken, afkomstig uit het oorsprongsland van de Tibeto-Birmaanse talen, dat ongeveer samenvalt met de huidige Chinese provincies Sichuan en Yunnan en het oosten van Tibet.
Al vóór het begin van onze jaartelling trokken ze naar Centraal-Birma, waar ze vermoedelijk in de 9e eeuw verdreven werden door de voorouders der Birmezen. Toen vestigden ze zich in de berggebieden in het zuidoosten van het huidige Birma, nabij de grens met Thailand. Rond de zeventiende en achttiende eeuw migreerden zij naar onder meer Thailand. Tot de Karen behoren ook de ongeveer 7.000 personen tellende Padaung, waarvan de vrouwen vele halsringen dragen, waarmee ze hun nek ‘oprekken’ door onder andere de schouderbladen en ribben naar beneden te drukken.
Woongebied
De Karen, ofwel “”Kariang” of “Yang” in de Thaise taal, wonen in dorpen vooral geconcentreerd in de bergen van de provincie Mae Hong Son en in de westelijke gebieden van de provincies Chiang Mai, Chiang Rai en Phayao. Zij leven in die dorpen veelal in huizen op palen, gemaakt van bamboe, houden wat kippen, varkens en buffels, maar belangrijker is de kleinschalige landbouw. De Karen zijn uitstekende boeren, die het land vooral met behulp van olifanten bewerken en oogsten. De mensen van de Karen stam staan bekend als de beste olifanttrainers (mahouts), niet alleen van Thailand, maar zelfs van geheel Zuidoost-Azië.
Levenswijze
De Karen zijn zachte, vreedzame. sociale en zeer monogame mensen. Seks vóór het huwelijk druist tegen de wetten van moraliteit in deze strenge sociale gemeenschap in. In het verleden werd de doodstraf uitgesproken bij overspel. Het dorpshoofd heeft grote macht in de lokale gemeenschap en wordt beschouwd als de geestelijke en wereldse leider. Net als bij de Thai en andere bergstammen is er een grote verering van voorouders en ook de oudere stamleden worden met veel respect behandeld. De Karen erkennen in principe geen landsgrenzen en dat is altijd een probleem voor de grensbewaking geweest. Voor familiebezoek of anderszins waren de Karen altijd gewoon de (politiek bepaalde) grens over te steken.
Godsdienst
Op dit moment is een deel van de Karen boeddhistisch, een deel animistisch, maar is een groot deel ook christelijk. Onder het Brits koloniaal bestuur is een substantieel deel van de Karen (ongeveer een derde) bekeerd tot het christendom. Ongeveer evenveel beweren boeddhist te zijn en de rest zijn animisten. Animistische praktijken komen echter ook veel voor bij de christenen en boeddhisten onder hen. Onder het Brits koloniaal bestuur vormden de Karen een meer dan proportioneel deel van de inheemse troepen in het koloniale leger.
Oppositie
De Karen in Myanmar zijn ook één van de stammen die in het recente verleden het sterkst vochten tegen de overheersende junta van Myanmar. Zij hebben een vrijheidsleger, de Karen National Union (Karen Nationale Unie, KNU). Veel van deze vrijheidsstrijders zijn gevlucht naar de jungles van Myanmar en Thailand. Een van de bolwerken van de vrijheidsstrijders heette Maner Plaw, een in de jungle gelegen guerrillakamp van verschillende Birmese vrijheidsgroepen. Het kamp was zo goed verborgen in de bergen tegen de grens van Thailand, dat de militaire junta van Birma er tientallen jaren naar op zoek is geweest. Toen het kamp in 1995 werd verraden, vluchtten de overlevenden naar andere kleinere kampen, bijvoorbeeld Kaw Moo Ra en naar vluchtelingenkampen in Thailand (ongeveer 200.000).
Thaise overheid
De Thaise regering heeft de Birmese vluchtelingen nooit een vluchtelingenstatus gegeven, waardoor bekende organisaties zoals het Rode Kruis en de UNHCR geen bevoegdheid hebben in deze kampen. De junta in Myanmar brandde regelmatig de kampen net over de grens van Thailand plat. In januari 2012 ondertekenden vertegenwoordigers van de KNU en de Birmese regering een wapenstilstand. Deze gebeurtenis, die te midden van andere politieke concessie van de Birmese regering kwam, werd met voorzichtig optimisme begroet.
De onzichtbaren
Jan Glasstra van Loon schreef een boek over de Birmese vluchtelingen, getiteld “De onzichtbaren”. Het is het levensverhaal van Min Thein, die als advocaat werkt in het dictatoriale Birma. “’Door mijn levensverhaal zal ik je mijn land laten zien, zoals je in een dauwdruppel de tuin ziet.” De onzichtbaren is behalve een aangrijpende roman over geweld en tederheid, liefde en verlies, familie en ontheemding, een portret van een vergeten land.
Bloedstollende verhalen over slachtoffers van de dictatuur worden afgewisseld met boeddhistische vertellingen en ontroerende herinneringen aan een onbezorgde kindertijd. Min Theins verhaal toont de geschiedenis van Birma sinds de onafhankelijkheid in 1948. Het is een tragische geschiedenis van onderdrukking en burgeroorlog die velen dwingt tot een vlucht naar Thailand waar ze in een kamp als illegalen leven. Glastra van Loon verbleef twee maanden in zo’n kamp en reisde door Birma op verzoek van de Stichting Vluchteling.
Foto’s
Samen met van Jan Bogaerts heeft Jan Glasstra van Loon ook kleurenfoto’s van de Karen stam gepubliceerd in een afzonderlijk boek “De onzichtbaren in beeld”. Een deel van die foto’s vindt u op de link: www.janbogaerts.nl/fotografie/fotos/de-onzichtbaren-in-beeld/
Tekst komt voor een deel van Wikipedia
Over deze blogger
-
Bert Gringhuis (1945), geboren en getogen in Almelo in het mooie Twente. Later vele jaren in Amsterdam en Alkmaar gewoond, werkzaam in de export voor diverse bedrijven. Ik kwam in 1980 voor het eerst in Thailand en was meteen verliefd op het land. Vele malen sindsdien terug geweest en na mijn (vroeg)pensionering als weduwnaar naar Thailand verhuisd. Daar woon ik nu al 22 jaar samen met mijn ietwat jongere Thaise dame Poopae.
Mijn eerste ervaringen in Thailand als een soort nieuwsbrief aan familie, vrienden en kennissen gestuurd, die later onder de naam Gringo op Thailandblog hebben gestaan. Veel, heel veel artikeltjes hebben die eerste verhalen gevolgd en dat is uitgegroeid tot een vrijwel dagelijkse hobby.
In Nederland nog een verwoed voetballer en voetbalscheidsrechter, maar de jaren gaan tellen en in Thailand nog altijd verwoed, maar het poolbiljarten is echt van mindere kwaliteit, ha ha!
Lees hier de laatste artikelen
- Achtergrond11 november 2024Bananen in Thailand
- Bezienswaardigheden11 november 2024Ban Chiang – Een juweel in de kroon van Udon Thani
- Achtergrond10 november 2024Bang Saray, waar ligt dat?
- Activiteiten29 oktober 2024De Golf van Thailand rondom Koh Tao (video)
Wikipedia is niet helemaal volledig. Ook in het grensgebied met Hua Hin en Kanchanaburi vind je veel Karen, vluchteling óf geboren in Thailand en in het bezit van Thaise papieren. Ook de informatie over de rol van de UNHCR is niet helemaal juist. De UNHCR en enkele NGO’s zorgen voor het kamp Mai Lah, iets ten noorden van Mae Sot. Het is het grootste vluchtelingenkamp voor Karen in Thailand, met ruim 100.000 inwoners. Wie het kamp wil bezoeken, moet toestemming hebben van UNHCR. Ik was er bij aanwezig toen deze club voedsel naar het kamp bracht.
Jaarlijks komen ruim 140 Karen volgens de ambassade in aanmerking voor een vluchtelingenstatus in Nederland. Daarbij gaat het om ‘hopeloze gevallen’.
Prima stukje, wat kleine schoonheidsfoutjes daargelaten…[waarom met geen woord gerept over de Shan-staat die voor ’48 nog gewoon op de landkaart stond? Hun land is hun afgenomen, geen wonder dat ze in opstand kwamen…]
Ik heb zelf jarenlang vluchtelingenhulp georganiseerd voor ’n groot aantal kinderen in ‘camp-3’ buiten mae hong son; daar kwam ik ooit ‘ns terecht via ’n bekende van me die me er op wees… Je moest dan nog kilometers voorbij ’t gehuchtje Nai Soi door ’n langnek-kamp wandelen en dan nog ’n kilometer of wat door de jungle en dan kwam je in ’n totaal andere wereld terecht, ’n wereld die je eigenlijk niet voor mogelijk hield… De hutten van bamboe en teakblad-daken, de bodem was gewoon zand net als de paadjes tussen de hutten, verder ’n paar waterpompen waar men handmatig het water oppompte, Kinderen speelden nauwelijks en je hoorde die ook nooit lachen… Toendertijd [ong. 12 jr geleden] woonden er al zo’n 20.000 mensen die er al jarenlang woonden en dat aantal breidde zich elke maand uit naargelang er meer vluchtelingen bij kwamen. Die hadden dan de ergste horrorstories die je je maar kunt voorstellen [details zal ik de lezer besparen] dus ik kon niet daar langskomen en dan verder niks er mee doen. Er was niet of nauwelijks hulp, want inderdaad Thailand classificeerde deze mensen als “tijdelijk uitgeweken boeren” dus was er alleen ’n kleine organisatie [BBC] die rijst verzorgde en ze rommelden maar verder wat aan met wat prive-donaties: ’n totaal uitzichtloze situatie en het enige houvast wat deze mensen hadden was het geloof. Je moet toch wel sterk in je schoenen staan als je in zo’n situatie nog in ’n God gelooft.
Maar ze hadden wel simpele schooltjes opgezet die alle vakken onderwezen met examens en al, want men wist dat er ooit ’n eind aan hun situatie zou komen en dan zouden ze terugkeren naar hun vaderland en met de juiste scholing kunnen helpen met wederopbouw! En ik probeerde maar de mensen wat op te vrolijken met m’n bezoekjes, voetballen nam ik mee, muziekinstrumenten, schoolmateriaal, veel kleding, honderden slippers en wat al dies meer zij en later zelfs ’n generator want al die jaren was er ook geen stroom… Hoe men zo kan leven en hun hoofd koel houden voor jaren achtereen zonder uitzicht op enige verbetering is me ’n echt raadsel.
Zo’n 5 jaar geleden begon wel Amerika zich aan te melden om elk jaar ’n bepaald aantal mensen op te nemen; ik wist niet dat Nederland dat ook deed of ooit heeft gedaan.
Ik weet alleen maar dat ik jarenlang heb geprobeerd [samen met de oneindige en onvoorwaardelijke hulp van vrienden en familie in holland] om hun leven ietwat te veraangenamen, hoe moeilijk het ook was. De thaise regering was niet echt bereid om zich over hun lot te ontfermen [hoezo boeddhisties???] die hadden deze mensen al grond geleend en dat vond men blijkbaar voldoende.
Het leger vond later dat bezoekers zoals ik veel te veel in de gaten kregen en zodoende werd ‘camp-3’ opgeheven en moest men met de schamele bezittingen verhuizen naar ‘camp-2′ wat dichter bij de grens lag en dus veel gevaarlijker: diverse keren heb ik van nachtelijke insluipers gehoord die zomaar even ’n paar mensen doodden en dan weer vertrokken… Toen kon ook ik niet meer deze mensen bezoeken, want er was ’n leger-checkpoint opgericht en niemand kwam er meer in en de mensen die er in zaten moesten hun weg naar buiten kopen… Het leger verbood ook de mensen om zelf groenten te verbouwen, dat zou de handel van hun eigen groentekar kunnen verstoren… Al dat soort dingetjes waardoor men steeds weer opnieuw werd geprikt liet de boel ’n aantal keren goed ontvlammen en werden de bewoners met harde hand erop gewezen dat ze hier slechts tijdelijk te gast waren en zich maar beter dienden aan te passen. Ik heb later wel ’n paar keer iemand van ’n hulporganisatie gesproken die er dan ’n paar maanden werkte als teacher. Zo kwam er dan alsnog wat informatie naar buiten.
En nu dan eindelijk hun droom die langzamerhand werkelijk begint te worden: Aung San Suu Kyi kon meedoen aan de verkiezingen en maakt nu zelfs deel uit van de regering! Wie had dat nog verwacht? Alles is nog zeer betrekkelijk en het is nog zeker niet het einde van de strijd, maar velen zien dit toch als ’n mijlpaal die hun moed geeft om door te gaan en uiteindelijk zal het er wel op uitdraaien dat de overgebleven vluchtelingen zullen kunnen terugkeren naar hun dorpen in Birma. Dat zal toch nog even duren want er zijn nog wel de mijnenvelden die het leger heeft aangelegd bij veel karendorpen in Birma; die mensen zijn vaak gevlucht voor de ronselaars die arbeiders zochten voor hun overheidsprojecten. Als men niet wilde meegaan werd men zonder pardon doodgeschoten, zo ging de rest dan maar wel mee en kwam vaak met ziektes of gebreken terug, met veel te weinig geld in hun zak voor de gedane arbeid…Menige brug/staatshotel/hoofdweg of ’n ander project is met dit soort dwangarbeid tot stand gekomen. Dat is ook de reden dat ik ’t nu nog niet over m’n hart kan krijgen om daar als toerist naar toe te gaan. Ik heb te veel leed in de kampen gezien en wacht wel tot alles echt verbeterd is. Het is nu nog maar de vraag, hoe Aung San Suu Kyi zich in de loop van de komende jaren zal manifesteren: brengt ze veranderingen teweeg of is het allemaal toneelspel van de militairen gebleken?
Zeker is het boek van Karel Glastra van Loon de moeite van het lezen waard, hij is een van de weinigen die zich echt interesseerde in de Karen-mens en door zijn boek wisten ook meer mensen van hun bestaan! Laten we hopen dat de Birmese weg naar democratie niet door dwangarbeid tot stand is gekomen, maar door wederzijds begrip en respect. De tijd zal het leren.
Ik vergat nog even het bezoek van Aung San Suu Kyi in Thailand van commentaar te voorzien: ze bezocht inderdaad ’n Karen-vluchtelingenkamp, hield ’n speech, maar werd duidelijk gedwarsboomd door het Thaise leger die geen microfoon en speakers voor haar hadden geregeld waardoor hetgene wat ze zei slechts door ’n handjevol mensen werd gehoord. Zo blijven de frustraties zich opstapelen, de ene gebeurtenis na de andere… Hoe Birma zich als lidstaat van ASEAN in stand kan houden is me ook ’n raadsel. Je kan toch niet alles op “interne aangelegenheden” gooien? En dan ook: waarom is nooit de USA zich gaan bemoeien met Birma? Na de tsunami werd na maanden overleg in eerste instantie slechts ’n handjevol hulpverleners toegang verleend: waarom? Houden ze daar niet van pottenkijkers? Veel vragen, slechts weinig antwoorden…
De houding van Thailand tegenover zijn bergvolkeren is de andere kant van het vaak zo geprezen en geromantiseerde “meung Thai”. Thailand is een paradijs voor mensen met geld en een hel voor armoedzaaiers. De echte verheerlijker van Thailand adviseer ik veel naar de tempel te gaan en te bidden dat zijn Euro’s maar veel bahtjes blijven opleveren, zodat hij aan de goede kant van de streep blijft.
Een prachtig artikel, werkelijk de moeite van herplaatsing waard. Ik ken de Karen goed want ik doe al jaren humanitaire projekten voor ze, zowel in Thailand als in Birma; verleden jaar waterfilters voor rond 11,500 schoolkinderen (kosten: 10 Baht per kind per jaar).
Mijn uitvalsbasis is altijd Mae Sot in de provincie Tak. Dichtbij zijn de twee grootste vluchtelingenkampen: Mae La (populatie ca. 40,000) en Phop Phra (ca. 20,000). In totaal zijn er zo’n 140,000 vluchtelingen in kampen langs de grens; de meesten zijn Karen.
Echter, het aantal illegale en legale Birmese migranten en hun familieleden is aanzienlijk hoger. De ramingen lopen van 2 tot 2.5 millioen, waaronder ca. 500,000 Karen. De Karen zijn met name in de grensstreek van Kanchanaburi tot en met Mae Hong Son province. De Shan en de Wa zitten ten noorden daarvan.
Het zou mij niet verbazen wanneer de vluchtelingenkampen bij Mae Sot worden omgevormd tot ‘controleerbare woongebieden’ voor een deel van de migranten, want Mae Sot district is een ‘Special Economic Zone’ geworden die volledig drijft op goedkope Birmese migranten. Het Thaise minimumloon geldt zeker niet voor hen. Een klein lichtpuntje is dat de Thaise overheid heeft beloofd meer te doen voor hun gezondheidszorg en educatie.
Het duurt nog zeker 10 jaar voordat de Karen en andere bergvolkeren een redelijke boterham in Birma kunnen verdienen, want met name in hun grensgebieden is een groot gebrek aan infrastructuur: gezondheidszorg, educatie, wegen, electriciteit, water, enzovoorts. Op een paar pockets na is er in de grensgebieden in de afgelopen 60 jaar niet geinvesteerd, mede door de permanente conficten met de centrale overheid.
Met respect voor de inzichtelijk geschreven en terzake doende reacties op het interessante bericht van Gringo zou ik er toch nog een willen toevoegen.
Mijn voornaamste reden om dat te doen omdat veel bezoekers van het noorden van Thailand denken dat ze daar echte ‘langnek dorpen’ kunnen bezoeken.
Dat is jammer genoeg een misverstand.
In Thailand bestonden oorspronkelijk een drietal Kayan of Karenni Paduang dorpen in de omgeving van Mae Hong Song.
E zijn inmiddels ook elders in de noordelijke provincies enkele ‘longneck’ dorpjes gefabriceerd, waar speciaal voor de toeristen Paduang uit Birma geimporteerd zijn.
Die ontvangen een zak rijst (ze hebben immers geen land) en iets van 25 tot 35 euro per maand en vangen daar bovenop fooi van toeristen die graag met hen op de foto gaan.
Ook van de opbrengst van de verkoop van hilltribe ‘frutseltjes’ (veelal door Yao, lees Mien, en Akha gemaakt) mogen ze een deel houden.
Ze hebben geen bewegingsvrijheid en als ze de toeristen attractie verlaten worden ze opgepakt. Omdat Padaung mannen geen nekringen dragen zijn ze natuurlijk veel minder leuk om mee op de foto te gaan.
Je zult in die namaak dorpjes, menselijke dierentuinen noemen velen het, dan ook nauwelijks mannen aantreffen.
Oh ja, de entree prijs van dit soort menselijke dierentuinen hangt af van de touroperator. Ik heb gehoord dat toeristen hier in Chiang Rai bij de longneck attractie soms wel zeshonderd Baht moeten neertellen waarbij dan gezegd wordt dat het de mensen daar ten goede komt.
Dt betekent vierhonderd Baht voor de touroperator, gidsen en chauffeur van de bus (vaak wordt er gedeeld) en tweehonderd voor de kamp exploitant. Die is op zijn beurt natuurlijk geld kwijt aan de ‘instanties’ die het toestaan. Maar het blijft goede business om die mensen tentoon te stellen.
Er bestaan vooroorlogse foto’s van Padaung in London. Ook daar en toen werden ze tegen betaling in een circus tentoongesteld. Niets nieuws onder de zon dus.