‘Het parfum van rode rozen’
De avondlucht in Bangkok hing zwaar, verzadigd van de geur van straatvoedsel, uitlaatgassen en iets bitters, ongrijpbaar. Onder de neonlichten die de straten verlichtten met een flikkerend, kunstmatig daglicht, liep Nandar. Haar smalle schouders gebogen, een baby slapend tegen haar borst geklemd. De rozen in haar andere hand waren diep rood, alsof ze bloed vasthield in plaats van bloemen.
Het was een ritueel geworden. Elke avond opnieuw liep ze tussen de tafeltjes van toeristen door. “Roos kopen?” Haar stem zacht, bijna onhoorbaar. Ze wist dat een te harde toon hen zou wegjagen, alsof ze een onzichtbare grens overtrad. Toeristen hielden van Bangkok om zijn chaos, maar niet om de mensen die die chaos belichaamden.
Een man met een wit, opengeknoopt overhemd en een zonnebril, waarom een zonnebril ’s avonds, keek haar aan, zijn lippen samengeperst. Hij schudde zijn hoofd en sloeg zijn arm om de vrouw naast hem. De vrouw glimlachte naar hem, niet naar Nandar en nipte aan haar cocktail alsof het glas een schild was. Nandar bleef staan, net lang genoeg om de ongemakkelijkheid te voelen groeien en liep toen door.
Ze praatte soms tegen de baby, hoewel ze wist dat hij haar niet begreep. “Khin, weet je, ooit zullen we hier weg zijn. Misschien ergens met echte bomen, geen plastic palmen.” Haar stem brak halverwege de zin, maar ze beet op haar lip en bleef lopen. Niet huilen. Huilen deed je alleen als niemand keek.
Op een kruispunt, waar een motor tuk-tuk in de verte toeterde, stond een groep toeristen met rugzakken. Ze lachten, maakten selfies. Eén meisje in de groep, met een vlecht die als een slang over haar schouder kronkelde, zag haar. Hun ogen kruisten en er was een kort moment van herkenning, een flits van schuld. Het meisje liep naar haar toe, haalde wat kleingeld uit haar zak en gaf het aan haar zonder een roos aan te nemen. “Voor jou,” zei ze zacht. Nandar wilde protesteren, haar hand uitsteken met een bloem, maar het meisje was alweer terug bij haar vrienden, verdronken in hun gelach.
De baby begon te bewegen, zijn kleine handjes zochten instinctief naar iets wat niet meer daar was. Melk. Het was alweer uren geleden. Nandar wist dat hij honger had, maar ook dat er niets was. Een kale waarheid, harder dan de stoeptegels onder haar voeten.
Ze dacht aan haar ouders, ergens in een dorp in Myanmar waar het stof even onontkoombaar was als de zon. Ze hadden gezegd dat Bangkok een kans was. “Ga, werk, stuur geld. Voor hem,” hadden ze gezegd, hun ogen gericht op haar buik. Maar Bangkok had niets gegeven. Alleen genomen. Haar dromen, haar waardigheid. Alles was een transactie, en ze was altijd tekort geschoten.
Een man met een leren jasje zat op een bankje, rookte een sigaret en keek haar aan met een blik die te lang bleef hangen. “Hoeveel voor vier?” vroeg hij, wijzend naar de rozen. Ze slikte. “honderd baht,” mompelde ze, wetend dat het een schijntje was. Hij grijnsde en haalde een briefje tevoorschijn. “Goedkoop. Net als alles hier.” Zijn woorden waren scherp als glas, maar ze pakte het geld en gaf hem de bloemen. Hij liep weg, het boeketje bungelend in zijn hand alsof het niets meer was dan afval.
Ze bleef staan, haar handen leeg behalve de baby. De neonlichten speelden met de schaduwen op haar gezicht, een plotselinge gedachte overviel haar. Wat als ze nu stopte? Geen bloemen meer, geen toeristen. Gewoon… verdwijnen. Ze keek naar de baby, die haar aanstaarde met ogen zo groot en onschuldig dat het pijn deed. Hij was alles wat ze had. En misschien, heel misschien, was ze ook alles wat hij had.
Een windvlaag deed de geur van verwelkte rozen om haar heen cirkelen, vermengd met de scherpe odeur van de stad. Ze glimlachte bitter. Rozen die niets dan beloftes waren, hun schoonheid een masker voor de doorns die altijd kwamen. Haar hand gleed over het haar van de baby, ze begon weer te lopen. Langzaam, doelgericht.
De stad slokte haar op, een schaduw tussen het neonlicht. En de rozen, die bloeiden alleen in haar hoofd, één voor één…
Over deze blogger
-
Mijn leeftijd valt officieel onder de categorie ‘bejaard’. Ik woon al 28 jaar in Thailand – probeer dat maar eens na te doen. Nederland was ooit het paradijs, maar het raakte in verval. Dus ging ik op zoek naar een nieuw paradijs en vond Siam. Of was het andersom en vond Siam mij? Hoe dan ook, we waren elkaar goed gezind.
De ICT zorgde voor een regelmatig inkomen, iets wat jullie ‘werk’ noemen, maar voor mij was het vooral een tijdverdrijf. Schrijven, dat is de echte hobby. Voor Thailandblog pak ik die oude liefde weer op, want na 15 jaar zwoegen verdienen jullie wel wat leesvoer.
Ik begon op Phuket, verhuisde naar Ubon Ratchathani, en na een tussenstop in Pattaya woon ik nu ergens in het noorden, midden in de natuur. Rust roest niet, zeg ik altijd, en dat blijkt te kloppen. Hier, omgeven door het groen, lijkt de tijd stil te staan, maar dat doet het leven gelukkig niet.
Eten, vooral veel – dat is mijn passie. En wat maakt een avond compleet? Een goed glas whisky en een sigaar. Dan heb je het wel zo’n beetje, vind ik. Proost!
Foto’s, daar doe ik niet aan. Ik sta er altijd lelijk op, terwijl ik toch weet dat Brad Pitt erbij verbleekt. Het zal wel aan de fotograaf liggen, denk ik dan maar.
Lees hier de laatste artikelen
- Cultuur28 november 2024‘Het parfum van rode rozen’
- Cultuur27 november 2024‘Op de vlucht voor verdriet’
- Cultuur26 november 2024‘Een gevecht tegen leegte’
- Cultuur25 november 2024‘De verloren straat’