Grote Piet en Kleine Piet
Brussels International Airport, Zaventem. Ik had me in een Panoshoekje teruggetrokken. Het geel van hun huisstijl treiterde mijn netvlies. Alle desks gesloten, donker, beeldschermen doof.
De lente kwam maar niet op gang en iedereen was nurks. Horden skitoeristen hadden de vorige dagen alle vluchten naar zon en sneeuw bestormd. Ik had slaap. Middernacht lang voorbij. Alleen soldaten in camouflagepak liepen rondjes, hun zwarte blinkende FNC met de loop naar beneden.
Op dat uur was het de enige toevlucht voor een warme koffie. Ik had nog een hele tijd te verdoen voor ik bij Thai Airways in kon checken. De koffie was drek, het is de wet van de middelmaat. Ze beloven je aroma’s van de hooglanden, je krijgt slootwater van de laaglanden. Mijn Macbook stond open. Allerlei gedachten schoten heen en weer als blinkende metalen ballen in een flipperkast.
Daar in dat Panoshoekje sprak een man in een slonzig leren jack en op sandalen van een nabijgelegen tafeltje me aan. Hij ging ook naar Thailand, had een paardenstaart die heen en weer zwiepte, een gouden tand, kocht karrenvrachten roestig schroot op. Een imperium had hij er mee opgebouwd, een van de weinige handeltjes waar de belastingen zich nog blind op keken. Rossige sprieten krulden boven de boord van een T-shirt. Het was een volkse man in hart en nieren, een vijftiger met ruwe handen en zijn hart lag op zijn tong. ‘Ik heet Piet!’
Een jongere blozende man voegde zich bij hem, een reus van een jongen met een blos, krullend askleurig haar, een robuuste metalen bril, een volrond gezicht, dikke oorlellen. Behalve de forse denkplooi op zijn voorhoofd en zijn volume aan lichaam zag ik geen gelijkenis.
In de vooravond had het zwaar gestormd. Vlak na het rumoer had een vriendin me voor de zekerheid veel te vroeg naar de luchthaven gebracht. Langs de snelweg stonden bomen met afgerukte takken in een oranje licht. De wereld was doof.
Op de pier van de vierde verdieping stappen normaal vertrekkende passagiers uit de taxi’s. Nu stond het vol met politieagenten en niet één kiss-and-rideauto. In de lucht hing de geur van nat hout, branderige chemicaliën, een kwade lucht en er was een smaak als van gras dat paarden met hun lippen afrukken.
We koppelen geuren aan herinneringen.
De agenten loodsten ons naar een lange sluis van geïmproviseerde dranghekken en witte noodtenten, fouilleerden een na een de reizigers in de rij, bagage door elkaar gehaald. Brussel likte nog altijd zijn wonden. Zoals in het sprookje van de wolf hing er overal een smaak van argwaan.
Wie had nog de grote antwoorden op het leven, antwoorden die filosofen als Kant en Hegel vroeger aan een klein tafeltje in een vochtige kamer ijverig in ijzeren woorden goten? Absolute woorden. Woorden, het zijn maar gedachten in het hoofd van een persoon die ze in andere hoofden kan laten spoken. Dat is heden. Was er nog voldoende grond voor absolute stellingen?
Die blozende jongeman beaamde alles wat Piet zei en voegde er telkens een goedkeurend lachje aan toe. Het bleek zijn zoon te zijn, maar iedere gelijkenis was mij een raadsel. Al dadelijk wist ik heel wat dingen van Piet en bij iedere ontboezeming keek hij betekenisvol opzij, keek me in de ogen of ik de omvang wel begreep. Zijn nek draaide schraal in zijn Harley-jack heen en weer als een haan op een volgekakte kippenweide.
Zijn ogen stonden iets te dicht bij elkaar. Mijn aanvoelen, het eerste gezicht. Ik las eens dat je mensen leuk vindt op basis van hoe ver of hoe dicht de ogen staan. Een oerreflex, het was zelfs een impuls om een partner te kiezen. Eigenlijk ging het niet om jou, maar om wat die uit elkaar staande ogen met je deden de chemie die ze veroorzaakten.
Na de aanslag van vorig jaar bleken in de luchthaven grote parten van de inkomhal en veel winkeltjes met bouwplaten van de noordse bossen dichtgetimmerd. De explosies hadden nogal wat aangericht. Het multiplex was van een gele soort, hier en daar rode vlammen die uit het hout oplaaiden, alsof het vuur van de sulfer nog nasmeulde.
De paardenstaart van Piet zwiepte in zijn levendigheid heen en weer. Eindigde op een rafelige punt, met een elastiekje bij elkaar gehouden. Stug haar, doorschoten van een grijs dat hem wetenswaardig maakte en gespleten uiteinden had. Het grijs van de wilde jaren. Ooit had hij nog wel ergens de groen glimmende heuvels van het Pajottenland – het Land van Bruegel – op een Harley platgereden.
Diep beneden voor de grote ramen stonden vliegtuigen in allerlei emblemen van allerhande maatschappijen als ingedommelde mammoeten te treuzelen.
Piet was voor twee weken op weg naar Pattaya. ‘Zo kort,’ zei ik, ‘een schamele twee weken?’ ‘Ik kom telkens twee weken,’ zei hij, ‘wel vier vijf keer per jaar. Al lang. Zo is het.’
De terroristische aanslagen van IS in Maalbeek en Zaventem waren nog maar een goed half jaar achter de rug. Brussel zette zich na Parijs op de kaart.
Het ging over zonde en genade en over wanneer iemand een booswicht of een heilige is, een terrorist of een vrijheidsstrijder.
Ik kijk vanuit het besef dat in een mensenleven alles kan. Dat is het nieuwe bewustzijn, de ultieme vernedering van Kant. Je zoon, uit de woestijn van Brussel, kan zomaar vanuit het niets internationale aanslagen plegen, alle camera’s van de hele wereld op zich krijgen.
De overheid sprak van tweeëndertig doden en honderden gewonden. Nu lopen er mensen rond met weggerukte armen of benen, met een ontbrekend stuk schedel, met een stoma, met één enkele long, de andere door dikke roestige spijkers doorboord en operationeel verwijderd.
Het was complete chaos en de man met het hoedje werd een meme in ons collectieve geheugen. Een gek hoedje. De man die er zowel in Parijs als Brussel bij was, de man die zichzelf net niet opblies, de man die alsmaar door beelden van camera’s liep. Abrini – de man die vanuit een beruchte voorstad van Brussel een heel gewone taxi naar de Bataclan nam en chagrijnig op de chauffeur deed, zijn volgestouwde sporttassen met bommengordels pasten niet in de koffer vanwege een ingebouwde gastank. Hoe simpel kan het er in het leven aan toe gaan?
Zolang de vrije westerse wereld de verkeerde dictators steunde, bleef het Midden-Oosten zijn maatschappelijke problemen exporteren.
‘Het is zo simpel,’ zei Piet. ‘Straks staat mijn taxi klaar op Suvarnabhumi, ik stap in, geen gedoe met bussen, voor een paar centen word ik als een heer aan het hotel afgeleverd. Mijn hartje popelt, klopt dan zo erg, dat ik er niet in slaag een dutje te doen. Ik gooi direct mijn been over mijn brommer en tuf naar de kameraden. Die slaan hun armen om me heen, kloppen me op de rug, duwen me een Chang in handen. Er is zoveel te vertellen. Man, je weet niet wat vriendschap is, daar in Pattaya!’
Hij had nu zijn hele hoofd naar me toegedraaid. Zijn staart zwiepte van links naar rechts. Zijn ogen blonken, zijn oogleden dreven in het nat. Ze stonden echt vol tranen. Achter harde brillenglazen schitterden de ogen van de zoon vol begrip. Hij had een blos op de kaken. Het leek me of de liefde voor zijn vader onvoorwaardelijk was. Het was mooi.
Dat kan ik begrijpen – de liefde voor ideeën niet. Gedachten, de macht van gedachten die we toelaten. Je stopt hoofden van anderen vol en zorgt dat ze achter je aan lopen.
Op een berg in een opgaande zon staat een vlag van de Islamitische Staat gestoken. Het is een tekening, ze is van de hand van de man met het hoedje. Hij stuurde ze een jaar voor zijn aanslagen naar zijn neef.
‘Het is nu eenmaal Alice in Wonderland niet,’ noteerde hij onder de tekening. De man met het hoedje, de man die zichzelf niet heeft opgeblazen. Bange wezel of verstandig mens?
De blozende zoon van Piet vond maar niets aan Thailand, want het duikgebeuren was er beneden peil. Nu ging hij op weg naar een godvergeten eiland beneden Australië en deed zo de hele wereld. ‘Maagdelijk,’ zei hij. Maar hij begreep de passie van zijn vader.
‘Kijk,’ zei Jean, ‘Zit ik hier met mijn vrouwtje naast me? Nee! Ik zit hier alleen. Maar telkens vraag ik mijn vrouwtje mee, soms komt ze mee, maar ze amuseert zich niet zoals ik. Om elf uur gaat ze naar bed, daar in Pattaya en dan begin ik pas. Wij delen onze passie niet.’ Hij had een brede onvervalst vrolijke grijns op zijn gezicht, zijn gouden tand vonkte. Ik keek nieuwsgierig.
Het moet daar iedere avond een vrolijke boel in die bar op Bhuakhao Road zijn. Ze zuipen, grappen met de barlady’s, jennen elkaar, zingen Ierse liederen, kramen platte grappen uit, lachen heel hard. Dat duurt tot zes uur in de morgen, dan pikt Jean nog een vrouwtje mee voor in bed. Hopsakee, daar gaat de brommer, de Thaise lady lenig achterop en geen alcoholcontroles.
The night is the night,
Handsome man, very chic,
I like you, very big, sexy man, Pattaya,
Pattaya, Pattaya, Pattaya, Pattaya,
Phuuying love you mak mak.
Pattaya, Pattaya, Lou Deprijck, podiumbeest in hart en nieren, geboren op de taalgrens in de Vlaamse Ardennen, onsamenhangende stortvloed van woorden van een stoned man. Lou, van Lou & the Hollywood Bananas, van Two Man Sound is een icoon in de Belgische popmuziek en verdient een standbeeld.
‘Zo gaat dat twee weken aan een stuk,’ zegt Piet. Als ik één uur zonnetje op een dag zie, is het veel’ zegt hij. ‘Zuipen, zeveren, neuken, slapen,’ zegt hij. ‘Die volgorde. Twee weken aan een stuk door leef ik bij de nacht.’ Zijn zoon knikte nog eens goedkeurend.
‘Maar Jean,’ zeg ik, een tikkeltje beteuterd, ‘Jean, je was toch getrouwd…’
Met versteldheid, haast verstomming en zijn ogen vol onbegrip neemt hij me op, met die ogen die te dicht bij elkaar stonden. Zijn stem vol goedige spot en met gespeelde boosheid en een duidelijke knik met betekenisvolle blik naar zijn kruis: ‘Getrouwd? Niemand! Hoor je – niemand of niemand commandeert Grote Piet ooit wat Kleine Piet doet. En nog minder waar hij zich in te steken heeft.’ En dan heftig: ‘Dat zou het einde van de wereld zijn.’
Zijn paardenstaart sloeg ongecontroleerd van hier naar daar, de gouden tand blikkerde spinnijdig. De blozende zoon knikte heftig mee, een bonk van een vent. Hij was het met alles eens, helemaal niet perplex. Duidelijk een jongen die van vaderliefde overliep.
(Bangkok, februari-maart 2017)
Over deze blogger
Lees hier de laatste artikelen
- Cultuur8 september 2023Het meisje van Chonburi
- Expats en pensionado5 september 2023Verkiezingen België 2024: ter aanvulling en verduidelijking
- Cultuur31 juli 2023Pa Chaab lacht
- Cultuur12 maart 2023De prinses van Buriram
Een hele Piet dus! Maar weer schitterend beschreven, Alphonse!
Geweldig…!
Mooi verhaal
Schitterend geschreven maar die “grote Piet” is niet direct mijn idee van een vriend om mee naar Thailand te gaan. Ik ga ook wel eens naar Pattaya maar Thailand is echt veel meer dan Pattaya. Ik ben in Thailand nu al meer dan 30 keer op vakantie geweest, heb ondertussen de taal geleerd voldoende om mijne plan te trekken en met de Thai te praten en heb in mijn beginjaren het ganse land en alle streken doorkruist dus ik kan het weten. Dat neemt niet weg dat ik geen heilig boontje ben maar respect voor de Thai en ook voor de barmeisjes die voor hun familie de kost verdienen is wel op zijn plaats.
Wat een pareltje dit verhaal. Het Thailandblog bewijst met dit soort bijdragen dat het bonte verzameling aan bloggers heeft. De onderkant stemt soms wat treurig, maar een bijdrage als deze maakt dat je dagelijks uitkijkt naar het nieuwe blog van die dag. Chapeau Alphonse je schrijft geholpen door talent.
Leuk verhaal, alleen jammer dat er geen enters worden gebruikt, dit leest helaas niet zo fijn!
Beste Daniel & Mike
Ik begrijp jullie bedenking. Vroeger maakte ik gebruik van witregels,
maar ik stelde vast dat de tekst dan eerder op een kom gehaktballen lijkt,
met delen die los van elkaar liggen te rollen.
Voor fictieteksten (genre romans en verhalen) is ‘aan elkaar’ de algemene stelregel van alle uitgeverijen, vandaar…
Het leest idd wat moeilijker en compacter, ik stem met jullie in.Voor zakelijke teksten, eventueel met tussenkoppen, vind ik zo’n opdeling wel doelmatig.
Dus hoop ik dat jullie er begrip voor kunnen opbrengen
en me om die reden niet links laten liggen… 555
Want ik ben op Thailandblog gezegend met geweldige lezers. Wat een voorrecht!
Dikke mersie aan jullie allemaal!
Ik hoop jullie ook in 2022 te kunnen lokken met nieuwe verhalen.
Alphonse
Leuk, maar inderdaad leest het lastig