De phuyaibaan heeft schrik van communisten. Maar het wordt ook nu nog steeds gebruikt om de Thaise bevolking schrik aan te jagen.

Kampan was verdwenen uit het dorp. Menigeen dacht dat Kampan zich verhuurd had als huursoldaat en ergens vocht. Men had na zijn verdwijning geen spoor van Kampan gezien. Zelfs zijn vrouw en kinderen van twee en vier jaar konden geen enkele vraag beantwoorden.

‘Als hij echt als soldaat werkt in de jungle dan kon hij wel eens wat geld  sturen. Men zegt dat Amerikanen goed betalen’ meende de ambtenaar, de phuyabaan. ‘Misschien heeft ie wel een andere vrouw’ riep mevrouw Pien. ‘Of hij is al dood. Zou hij nog in leven zijn dan zou hij toch niet  vrouw en kinderen vergeten?’ voegde de oude Pun hieraan toe.   

Kampans vrouw moest net als voor haar trouwen inwonen bij Pien, haar moeder. Nooit had ze met ook maar één enkel woord een nare opmerking over haar man gemaakt. Ze besteedde al haar aandacht aan de opvoeding van haar kinderen en hielp moeder met het werk. De familie bezat geen grond. Van de rijstoogst konden ze goed een jaar leven al moesten ze een deel afstaan aan de verpachter. Maar er was niets over dat verkocht kon worden.

Het was nu een jaar geleden dat Kampan het dorp verlaten had. Hij verliet het huis zodra de eerste zonnestralen de kruin van de bomen raakten. Kampan was conciërge op de dorpsschool. Nadat hij hun enige koe op de wei had gezet reed hij met de fiets naar school, twee kilometer verderop. Maar op die dag ging Kampan vroeger als gewoonlijk en lopend op weg. Zijn vrouw herinnerde zich die dag nog precies. ‘Neem op de terugweg een doosje pillen mee; ze zijn op’ riep ze hem na.

De hoofdonderwijzer is één keer in Kampans huis geweest om hem te zoeken maar niemand kon meer vertellen dan dat Kampan eenvoudig uit zijn huis verdwenen is. ‘Dat is toch wel merkwaardig’ zei de leraar tegen de phuyabaan. ‘Tja, merkwaardig of niet, hij is verdwenen. Niemand heeft wat van hem gehoord, nog niet zijn eigen vrouw.’ ‘Maar ik zie niet aan zijn vrouw Rieng dat ze om hem treurt. Ze heeft niet eens gehuild’ liet de leraar zijn bedenkingen horen.

En ineens was Kampan er weer

Hij keerde stilletjes terug. Zijn vrouw brak pas op deze dag in tranen uit terwijl ze eerder niet één traan had geplengd. Waarschijnlijk was ze overmand door vreugde. De twee kinderen waren er ook en hingen aan vaders benen. Zijn schoonmoeder staarde hem aan alsof ze een spook zag.

Kampan ging uitgeput op de vloer zitten. ‘Haal de phuyabaan naar hier’ beval hij zijn vrouw. ‘En vertel hem nog niks.’ Mevrouw Rieng haastte zich en kwam na korte tijd buiten adem terug, achter de ambtenaar aan.

‘Allemachtig!’ perste die er uit toen hij Kampan zag. ‘Goeie dag, kameraad!’ groette Kampan hem. ‘Zeg eens, rotzak, met jouw vader verkeerde ik op gelijke voet maar met jou nooit’ zei de phuyabaan verontwaardigd. ‘Gaat u eerst eens zitten, phuyabaan’ zei Kampan. 

‘Waar ben je die twee jaar geweest’ vraagt de ambtenaar als hij tegenover Kampan gaat zitten. ‘Het is maar één jaar’ corrigeerde Kampan hem. ‘Ja, OK, wie weet het nog precies? Maar vertel eens, waar was je al die tijd?’ ‘In het buitenland.’

‘Wat, jij, in het buitenland? Dat bestaat toch niet?’ schreeuwde de phuyabaan. ‘Zeg maar dat je in de bak hebt gezeten, dat geloof ik eerder. Man, alleen rijke en voorname mensen komen in het buitenland maar niet een zoals jij. Of heb je als zeeman aangemonsterd?’ ‘Ik was echt in het buitenland, kameraad.’ ‘Vooruit dan maar, vertel op. Ik breng je vanmiddag wel naar het gekkenhuis.’

‘Luister eens goed! Nu ben ik serieus! Ik maak geen grapje kameraad.!’ Kampan keek de man vastberaden aan. De twee kinderen, Kampans vrouw en schoonmoeder luisterden zwijgend mee, volledig verbaasd want Kampan was dezelfde man niet meer. Hij had nog nooit zo aanmatigend met mensen hoger in rang gesproken. ‘OK. Ik luister’ zei de ambtenaar toen hij zag hoe serieus Kampan het meende.

‘Ik was in Hanoi. De weg erheen liep door Laos en Cambodja. Ik heb veel kameraden gezien die vier tot vijf jaar geleden uit ons dorp zijn vertrokken. Er zijn daar veel Thaise mensen.’ vertelde Kampan overtuigend. ‘Wat doen die mensen daar dan? Hebben die een bedrijf of zo?’ vroeg de phuyabaan verbaasd. Hij wist niet waar Hanoi eigenlijk lag.

‘Luister! Ik leerde in Laos met wapens omgaan. Daarna kreeg ik vier maanden een opleiding in spionagewerk in Hanoi, dan praktijk in Cambodja, en daarna in Hanoi les in psychologie en tactiek van de guerrillaoorlog. Kort gezegd, we werden naar school gestuurd en kregen boeken te lezen.’  ‘Wat moet je nou nog leren op jouw leeftijd? Is jouw beroep als conciërge niet goed genoeg?’ onderbrak de ambtenaar Kampan.

‘Man, luister nou eens. Ik heb de leer van de volksbevrijdingsbeweging geleerd. Ze gaven me de rang van officier van het volksbevrijdingsleger. Mijn hoofdtaak was werving en propaganda omdat ik van dit werk al voorkennis had. Ik heb immers hier op school gezien hoe de wervingscampagne verliep om schoolkinderen belangstelling voor het boek bij te brengen. 

Met wapens had ik niet zoveel te maken. Maar op twee meter afstand schiet ik echt wel raak. Ik kreeg ook salaris, net zo hoog als een legerofficier in Thailand. Ik zal je vertellen, phuyabaan, waarom ik geen geld aan mijn vrouw en kinderen heb gezonden. 

Ik vond dat dit geld beter geofferd kon worden voor het werk van de beweging. Ik heb daarom mijn loon teruggegeven aan het leger opdat het voor andere doelen besteed kon worden. Wat wil je nu uitgeven in de jungle? Er was zat te eten en ’s avonds ga je slapen. Ook nu ben ik nog steeds officier van het volksbevrijdingsleger. Mijn taak is het werven onder de mensen hier, in ons dorp, om ze voor wapentraining en vorming naar het buitenland te sturen. 

Sterke jonge mannen hebben ze nodig, speciaal die jongens die toch soldaat moeten worden wegens de dienstplicht. Als ze naar het guerrillaleger gaan komen ze net als ik in het buitenland. Zelf heb ik drie nieuwe landen leren kennen. Die landen zijn anders dan het onze en het is daar beter dan hier…..’

‘Is het net zo mooi als Bangkok, vent?’ vroeg mevrouw Rieng moedig aan haar man. Kampan keek zijn jonge vrouw aan en lachte. ‘Ik heb Bangkok nog nooit gezien. Hoe moet ik dat weten? In ieder geval kun je daar beter leven dan in ons dorp. 

‘Nou, phuyabaan, wat denkt u er van? Ik zal beginnen de jongens uit ons dorp er van te overtuigen daarheen te gaan. En na korte tijd zijn ze allemaal weer hier terug.’

Dus jij bent een communist…

‘Als ik het goed versta ben jij dus een communist’ zei de oude man gejaagd. ‘Zo ongeveer wel. Maar wij noemen ons het volksbevrijdingsleger.’ ‘Nee. Ik verbied het je, je gaat niet jouw land verraden. Het is al erg genoeg dat jij jezelf verkocht hebt. Ik haal nu mijn geweer en ga jou als communist arresteren.’ De phuyabaan ging staan.

‘Ho ho, niet zo heetgebakerd. Hoezo jouw geweer halen? Voordat jij bij de trap bent kan ik je al neerschieten. Weet je niet dat ik een geweer bij me heb?’ Kampan beweegt zijn hand onder zijn jas maar liet niets zien. ‘Ik offer mijn leven op. Ik laat niet toe dat jij het vaderland verraadt.’

‘Phuyabaan,’ zegt Kampan, ‘het gaat om de liefde voor jouw vaderland. Het land heeft burgers nodig die offers willen brengen. De warboel in ons land vandaag komt omdat wij zoveel egoïstische burgers hebben. Mensen zoals jij bijvoorbeeld die niet van nut zijn voor het land. Jij ligt de hele dag op je rug en wacht tot de oogsttijd komt om dan van de boeren een deel van de oogst te innen. Jij leeft op kosten van de arbeid van anderen. Dat is uitbuiting.’

‘Je beledigt me, kerel’ riep de phuyabaan boos maar waagde het niet iets tegen Kampan te ondernemen. Want Kampan had een wapen bij zich  en kon hem zonder te schieten ook wel doden. Hij hoeft het pistool maar te nemen en hem op zijn hoofd te slaan. De ambtenaar was geen bangerik maar wist wanneer je moed bewijzen moet en wanneer niet. ‘Ach, hoezo schelden? Ik heb gewoon de waarheid verteld. Of denk je dat ik lieg? Jij hebt al die tijd misbruik gemaakt van de arbeid van medeburgers. Als een oplichter trek je mensen een poot uit. Dat noemt men corruptie. Wil je dit ontkennen, zeggen dat het niet klopt?’ 

De phuyaibaan gaf het op door met het hoofd te knikken. Hij zei niks want het verwijt van Kampan kwam hem maar al te bekend voor ook al zei nooit iemand wat. ‘Ik wil het je best vergeven als jij jouw leven verandert.’ ‘Wat wil je van mij?’ vraagt de phuyaibaan verlegen en met walging. De schrik om zijn leven was net zo groot als zijn verlangen naar geld om een kleine vrachtwagen te kopen. Die moest geschikt zijn om als taxi te dienen want heb je een wagen dan komen vanzelf andere bronnen van inkomen naderbij.

‘Je moet anders gaan werken en niet meer de boeren die van jou gepacht hebben, en de mensen die van jou geld geleend hebben, bedriegen en afzetten. Je moet iedereen rechtvaardig behandelen en daaronder ook mensen als ik!’ ‘Als jij dat wil….’ zei de phuyaibaan en wilde opstaan maar Kampan drukte hem terug omlaag. ‘Jij, Rieng, loop jij naar zijn huis en haal pen en papier. Hij moet zijn belofte op papier zetten. Zeg niemand wat anders zie jij ook de dood in ogen. Mijn kogel is voor niemand bang.’

Zijn vrouw kwam snel met pen en papier terug. Niemand had aandacht aan haar geschonken. Kampan schreef de verklaring op van de phuyaibaan in de vorm van een overeenkomst. Hij liet het de oude man lezen en ondertekenen. De phuyaibaan gehoorzaamde met trillende handen. Daarna ondertekende Kampan ook, en zijn vrouw en schoonmoeder als getuigen.

Later

‘Ik ben naar Bangkok gegaan’ vertelde Kampan tegen zijn gezin. Dacht dat je in Bangkok meer kon verdienen en dat ik niet voor altijd als conciërge zou hoeven leven. Ik wilde daar goed geld verdienen om onze beleende akker terug te kopen van de phuyaibaan. Ik heb keihard gewerkt, dag na dag. Maar het is me niet gelukt veel geld te verdienen. Ik heb geen cent bij me.

‘Wat ik de phuyaibaan heb verteld is puur verzinsel. Ik haalde dit uit boeken die je in Bangkok kunt kopen. En Hanoi? Ik ken dat niet eens. Maar het is niet erg, toch, om onze medebewoners zo wat gerechtigheid te bezorgen?’ Er kwam weer blijdschap op hun gezichten, de eerste keer in het jaar nadat Kampan weggegaan was. 

Bron: Kurzgeschichten aus Thailand (1982). Vertaling en bewerking Erik Kuijpers. Het verhaal is ingekort.

Auteur Makut Onrüdi (1950), in Thais มกุฎ อรฤดี.  Onderwijzer en schrijver over de problemen van sociaal-cultureel achtergestelde dorpsbewoners in het zuiden van Thailand.  

Over deze blogger

Erik Kuijpers
Erik Kuijpers
Bouwjaar 1946. Kreeg de bijnaam 'Lopende belastingalmanak' en heeft 36 jaar in dat vak gewerkt. Op zijn 55e naar Thailand verhuisd. Invaliditeit dwong hem van zijn gezin in Nongkhai naar huisje met thuiszorg en scootmobiel in Súdwest-Fryslân.

4 reacties op “‘Er is meer tussen hemel en aarde’ een kort verhaal van Makut Onrüdi ”

  1. Tino Kuis zegt op

    Bedankt voor dit verhaal, Erik. Ik heb er 13 vertaald, zullen we samen een boek met Thaise verhalen uitbrengen? Bij de Arbeiderspers?

    Even héél kort over de naam van de schrijver มกุฎ อรฤดี Makut Onrüdi. Makut betekent ‘kroon’ als in ‘kroonprins’, de betekenis van de achternaam kon ik niet achterhalen.

    Communisme…’Maar het wordt ook nu nog steeds gebruikt om de Thaise bevolking schrik aan te jagen.’

    Inderdaad, en dat vindt zijn oorsprong in de periode van de Vietnam oorlog, zeg 1960 tot 1975. Iedereen die ook maar enigszins tegen de gevestigde orde was moest wel een communist zijn. Vooral in de regering van de dictator Sarit Thanarat b(1958-1963) was er een heksenjacht op ‘verdachte’ personen. Ze werden zonder meer geëxecuteerd of in olievaten verbrand.

    https://www.thailandblog.nl/geschiedenis/red-drum-moorden-phatthalung/

    Ook monniken werden soms beschuldigd van ‘communisme’, zoals Buddhadasa en Phra Phimonlatham, en dat gold in meerdere mate voor zwerfmonniken in de vele bossen die Thailand toen nog rijk was.
    Zo werd de zwerfmonnik Juan in 1962 bezocht door de Border Patrol Politie om te zien of hij een communist was.

    “Wat is een communist?’ vroeg de monnik aan de agent.
    ‘Communisten hebben geen religie, kennen geen beproevingen van armoede en geen rijke mensen. Iedereen is gelijk. Geen privé bezit. Alleen gemeenschappelijk bezit’, antwoordde de politieman.
    ‘Wat voor kleren dragen ze? Wat eten ze? Hebben ze een vrouw of kinderen?’ vroeg de monnik.
    ‘Ja, ze hebben familie. Ze eten normaal. Ze dragen bloesjes en broeken, net als dorpelingen’
    ‘Hoe vaak eten ze dan?’ vroeg de monnik.
    ‘Drie keer per dag.’
    ‘Scheren ze hun hoofd?’
    ‘Nee.’
    ‘Wel’, stelde de monnik vast, ‘Als een communist een vrouw heeft en kinderen, een bloesje draagt en een broek, niet zijn hoofdhaar scheert en een wapen draagt, hoe kan ik dan een communist zijn? Ik heb geen vrouw of kinderen, eet maar één keer per dag, scheer mijn haar, draag een pij en geen wapen. Hoe kan ik dan een communist zijn?’

    Tegen die logica was de agent niet opgewassen.

    • Erik zegt op

      Tino, dat wordt dan een vol boek want dan nemen we de ‘productie’ van Rob V ook mee. Dan worden we nog schathemeltje rijk op onze ouwe dag! Of zouden er niet zoveel mensen op Thaise literatuur zitten te wachten?

      Ik blijf zoeken naar boeken van Thaise schrijvers en dan in het Engels of Duits en ga door met vertalen. Uit het Thais vertalen is niet zo aan mij besteed en Frans is een lastige taal vanwege de subjonctif…. De HBS is nu 56 jaar geleden en ik heb geen woord Frans bijgeleerd.

      Heb een klein Frans boekje uit 1960 liggen met 15 verhalen uit Thailand. ‘Contes et Légendes de Thailande’ van Madame Jit-Kasem Sibunruang. Zij was professor Franse taal aan de Chulalongkorn Universiteit in Bangkok. Voor de liefhebbers!

  2. Rob V. zegt op

    Niet eens de omverwerping van het lokale regime op het eind? Wat een afknapper. 😉

    Dit verhaal komt uit 1982 dus zou zo maar de inspiratie kunnen hebben gehad uit de periode 73-76. De periode waar studenten welke natuurlijk weer hebben laten inspireren door Chit Phumisak (1930-1966). Die dan weer via o.a. China aan Marxistische lectuur kwamen. Gevaarlijk hoor, zulke lectuur…

    • Erik zegt op

      Rob, veel journalisten en auteurs uit Thailand zijn vanaf de jaren 70 van de vorige eeuw voor de overheid gevlucht en wonen onder meer in de Thaise gemeenschap rond San Francisco. Er verschijnen daar Thais/Engels-talige media.

      Kritische geluiden werden (en worden) door regeringen die ultrarechts of -links of militair van aanpak zijn maar al te graag gesmoord. De mensen die zijn gebleven hebben hun protest ’tussen de regels door’ laten horen en ik heb een paar van die verhalen vertaald. Ze komen nog aan de beurt hier op dit blog.


Laat een reactie achter

Thailandblog.nl gebruikt cookies

Dankzij cookies werkt onze website het beste. Zo kunnen we je instellingen onthouden, jou een persoonlijk aanbod doen en help je ons de kwaliteit van de website te verbeteren. Lees meer

Ja, ik wil een goede website