Hij stond bij het eerste licht aan de rand van de Golf van Thailand, zijn silhouet een smalle, gebogen lijn tegen het eindeloze blauw. Zijn naam was Sakda, een visser zoals zijn vader en diens vader voor hem. Zijn huid was verweerd, gehard door de zon, zijn ogen versmald tegen het felle licht dat iedere zonsopgang over het water uitvloeide.
Dit was zijn wereld, vastgelegd in het patroon van getijden, van netten die hij gooide en haalde, in de cadans van het zoute water dat tegen zijn enkels sloeg. Hij was een man die niets anders kende dan dit ritme, een oud lied dat door de eeuwen heen steeds zachter had geklonken, tot het nu bijna onhoorbaar was geworden.
Elke ochtend wierp hij zijn net uit met een beweging die hij op jonge leeftijd van zijn vader had geleerd, zijn spieren getraind in een herhaling zo vloeiend als een gebed. Maar steeds vaker voelde hij de loze belofte van de lege netten, het water dat niets meer teruggaf. De zee leek haar gaven langzaam terug te nemen, als een roofdier dat voorzichtig zijn prooi loslaat, zonder ooit zijn honger te stillen. Het was alsof de oceaan hem, Sakda, zijn gezin, zijn dorpsgenoten – langzaam maar zeker – in de steek liet. En terwijl hij zijn net uitgooide, vroeg hij zich af of hij nog iets was in de ogen van de zee, of slechts een herinnering aan een oude traditie die steeds verder vervaagde.
In het dorp vertelden de ouderen verhalen over de zee als een godin, een grillige, wispelturige macht die haar kinderen kon zegenen of vervloeken. Soms dacht Sakda dat ze hem op de proef stelde, hem dwong trouw te blijven aan haar wetten, maar steeds vaker voelde hij een diepere angst opkomen. De zee was ziek, dat wist hij. Dieper dan verhalen, voorbij het bereik van oude legendes, sloop er iets onomkeerbaars in het water. Kleine vissen kwamen dood aanspoelen, hun lichamen bleker dan hij ooit had gezien. De stromingen leken te veranderen, koude stromen die het warme water doorsneden als onzichtbare messen. En hij, een eenvoudige visser, stond machteloos, gevangen in een spel dat groter was dan hij kon bevatten.
Eens per jaar kwam er een vreemdeling naar het dorp, een wetenschapper die sprak over het klimaat, over de veranderende getijden en de opwarmende wateren. De man had het over “ecosystemen” en “visstandbeheer,” woorden die Sakda nauwelijks begreep, maar die als koude stenen in zijn maag achterbleven. De vreemdeling vertelde over andere vissers, in andere delen van de wereld, die hun schepen hadden verlaten, wier netten ongebruikt aan hun wanden hingen. Maar wat moest Sakda doen? Waar kon hij heen? Hij kende geen andere manier om te leven.
Op een dag, bij het binnenhalen van zijn net, voelde hij het plotseling zwaarder worden. Zijn hart maakte een sprongetje, en hij trok met al zijn kracht, zijn handen strak om de touwen geklemd. Maar toen het net boven het water uitkwam, zag hij alleen afval: plastic zakken, oude touwen, roestige blikjes. Geen enkele vis. Hij liet het net zakken, teleurgesteld, en stond even stil, zijn blik verloren op de horizon waar de zee en lucht in elkaar leken op te gaan. De stilte voelde als een bespotting.
Hij dacht aan zijn zoon, die als jonge jongen had geholpen met de netten, zijn ogen vol verwachting en ambitie. Maar de jongen was inmiddels vertrokken, naar Bangkok, waar hij als koerier werkte. Hij stuurde geld naar huis, kleine bedragen, een omgekeerde rol van wat Sakda ooit voor hem had gedaan. Soms vroeg hij zich af of de jongen nog wel terug zou komen, of hij het dorpsleven nog kon begrijpen. Voor zijn zoon had hij het offer gebracht: elke dag opnieuw het water trotseren, terwijl de zee steeds meer van hem eiste en steeds minder teruggaf.
Die avond, toen de lucht donkerrood kleurde en de zon langzaam in de zee zonk, dacht Sakda aan een oud verhaal, verteld door de ouderen in het dorp. Het verhaal ging over een visser die zijn ziel aan de zee had gegeven in ruil voor een overvloedige vangst. Maar op een dag had de zee zijn offer teruggenomen, en de man was spoorloos verdwenen. Sakda vroeg zich af of hij nu ook een offer was, een laatste overblijfsel van een traditie die zou verdwijnen zonder een spoor na te laten.
Terwijl de nacht viel en het water zwart werd, stond hij daar nog steeds, zijn net leeg en zijn handen verkrampt. Hij had niets anders dan een droom die in stukken viel, golvend met het getij dat geen genade kende.
Over deze blogger
-
Mijn leeftijd valt officieel onder de categorie ‘bejaard’. Ik woon al 28 jaar in Thailand – probeer dat maar eens na te doen. Nederland was ooit het paradijs, maar het raakte in verval. Dus ging ik op zoek naar een nieuw paradijs en vond Siam. Of was het andersom en vond Siam mij? Hoe dan ook, we waren elkaar goed gezind.
De ICT zorgde voor een regelmatig inkomen, iets wat jullie ‘werk’ noemen, maar voor mij was het vooral een tijdverdrijf. Schrijven, dat is de echte hobby. Voor Thailandblog pak ik die oude liefde weer op, want na 15 jaar zwoegen verdienen jullie wel wat leesvoer.
Ik begon op Phuket, verhuisde naar Ubon Ratchathani, en na een tussenstop in Pattaya woon ik nu ergens in het noorden, midden in de natuur. Rust roest niet, zeg ik altijd, en dat blijkt te kloppen. Hier, omgeven door het groen, lijkt de tijd stil te staan, maar dat doet het leven gelukkig niet.
Eten, vooral veel – dat is mijn passie. En wat maakt een avond compleet? Een goed glas whisky en een sigaar. Dan heb je het wel zo’n beetje, vind ik. Proost!
Foto’s, daar doe ik niet aan. Ik sta er altijd lelijk op, terwijl ik toch weet dat Brad Pitt erbij verbleekt. Het zal wel aan de fotograaf liggen, denk ik dan maar.
Lees hier de laatste artikelen
- Cultuur4 november 2024‘Een levende echo van een traditie die op het punt staat te verdwijnen’
- Cultuur3 november 2024‘Hij beloofde haar een toekomst maar liet slechts lege woorden achter’
- Cultuur2 november 2024‘Verdwaald in de achterbuurten van Bangkok’
- Cultuur1 november 2024‘Op zoek naar een betere toekomst in Bangkok’
Wederom een pareltje Kee Nok. En ik denk dat het ook een realistisch verhaal is. Veel Thai hebben het niet gemakkelijk en houden met veel moeite hun hoofd boven water.
Thailand is een prachtig land maar veel Thai hebben het zwaar daar mogen we wel eens bij stilstaan.