‘Een gevecht tegen leegte’
De bar ademde rook en rotzooi. Het soort plek waar dromen kwamen om te sterven en niemand erom rouwde. Een TL-lamp flikkerde boven de vlekkerige vloer, alsof ook die de wil had verloren om normaal te doen. Fon zat aan de bar, haar gezicht in een grimas van onverschilligheid dat zo vaak was gebruikt dat het vanzelf leek vastgegroeid. Een glas lauwe whisky-cola balanceerde tussen haar vingers. Ze was niet dronken genoeg om te vergeten, maar te high van de yaba om het echt te voelen. Precies waar ze moest zijn.
Naast haar zat Ronald, een uitgedijde vijftiger uit Rotterdam, type kantoorklerk met een midlifecrisis die nooit ophield. Hij had z’n poloshirt in z’n broek gestopt, alsof dat hem iets netter maakte. Het zweet liep langs zijn slapen in glanzende banen. Hij probeerde een grap te maken, iets met “happy endings” en massagesalons, maar Fon hoorde het niet eens. Ze knikte, grijnsde vaag, alsof het gesprek ergens heen ging. Alles in haar hield zich vast aan de leegte.
“Je hebt mooie ogen,” zei Ronald, met een glimlach die meer smeekte dan complimenteerde.
Fon keek hem aan, haar blik ijskoud. “Dat zeggen ze allemaal,” antwoordde ze, haar stem vlak. Het was geen flirt, geen afwijzing. Gewoon een feit, als de prijs van een biertje of de tijd op een klok. Ronald lachte ongemakkelijk en bestelde een Singha.
Fon’s blik gleed door de bar. Aan een tafeltje in de hoek zat een andere vrouw, Bee, haar gezicht schimmig verlicht door een sigaret die bijna op was. Ze zat ineengezakt, haar schouders zwaar van alles wat ze had meegesleept die dag. Fon wist wat er in haar tas zat: wat yaba pillen, net genoeg om de ochtend te halen. Misschien een nep-Louis Vuitton portemonnee met wat verkreukelde baht. Misschien hoopte Bee nog. Fon niet meer.
“Waarom werk je hier?” Ronald verbrak de stilte. Zijn woorden klonken dom, alsof hij verwachtte dat er iets nobels in haar antwoord zat, een soort excuus dat hem minder schuldig zou laten voelen over het kopen van een deel van haar leven.
Fon draaide zich naar hem toe, haar ogen zwart en leeg. “Omdat er nergens anders is,” zei ze. “Waar zou jij heen gaan als je niets had? Als niemand je opzocht?” Ze lachte kort, een harde, scherpe lach. “Je komt hier omdat thuis ook shit is, toch?”
Ronald keek weg, alsof de woorden hem brandden. Hij dronk zijn flesje leeg en liet een plakkerig briefje van honderd achter op de bar. “Ik ga een luchtje scheppen,” mompelde hij. Fon wist dat hij niet terug zou komen. Mannen zoals Ronald konden alleen verdragen wat ze begrepen en haar wereld was te donker om lang te bekijken.
De nacht kroop voort als een dronken slak. Klanten kwamen en gingen, de vrouwen glimlachten en lachten, elk geluid een echo van een eerder toneelstuk. De fles whisky slonk, de sigarettenstompjes stapelden zich op. Buiten lagen schuwe straathonden in het donker, hun ogen glinsterend in het zwakke licht van een neonbord dat flikkerde: Welcome, Happy Bar.
Fon stapte kort na sluitingstijd naar buiten, haar hakken klikkend op de gebarsten stoep. De lucht was dik, zwaar, vol met de geur van rot fruit en verbrandt afval. Bee stond naast haar, haar sigaret een klein rood puntje in de duisternis. “Ga je mee, misschien kunnen we nog een klant scoren?” vroeg ze, haar stem ruw van de rook.
Fon haalde haar schouders op. “Waarheen? Alles hier is hetzelfde.”
Bee grinnikte, maar het klonk meer als een snik. “Dat is het kutte, hè? Het maakt niet uit waar je naartoe gaat. Je blijft toch hier.” Ze haalde een pil uit haar tas en legde hem in Fon’s hand. “Voor straks. Het helpt en je kunt nog even doorgaan”.
Fon draaide de pil tussen haar vingers, haar gedachten een draaikolk van pijnstillende leegte. Ze dacht aan haar moeder, die nog steeds ergens in een hut op het platteland zat te wachten op geld dat Fon al weken niet meer kon sturen. Ze dacht aan haar zoon, die haar gezicht misschien niet eens meer zou herkennen. Ze dacht aan niets en alles tegelijk.
“Misschien,” zei ze zacht. Maar ze slikte de pil niet. Nog niet.
Ze keek naar de hemel, waar geen sterren te zien waren. Alleen het flauwe, knipperende licht van een vliegtuig, hoog boven alles en iedereen. Dat vliegtuig had een bestemming. Fon niet…
Over deze blogger
-
Mijn leeftijd valt officieel onder de categorie ‘bejaard’. Ik woon al 28 jaar in Thailand – probeer dat maar eens na te doen. Nederland was ooit het paradijs, maar het raakte in verval. Dus ging ik op zoek naar een nieuw paradijs en vond Siam. Of was het andersom en vond Siam mij? Hoe dan ook, we waren elkaar goed gezind.
De ICT zorgde voor een regelmatig inkomen, iets wat jullie ‘werk’ noemen, maar voor mij was het vooral een tijdverdrijf. Schrijven, dat is de echte hobby. Voor Thailandblog pak ik die oude liefde weer op, want na 15 jaar zwoegen verdienen jullie wel wat leesvoer.
Ik begon op Phuket, verhuisde naar Ubon Ratchathani, en na een tussenstop in Pattaya woon ik nu ergens in het noorden, midden in de natuur. Rust roest niet, zeg ik altijd, en dat blijkt te kloppen. Hier, omgeven door het groen, lijkt de tijd stil te staan, maar dat doet het leven gelukkig niet.
Eten, vooral veel – dat is mijn passie. En wat maakt een avond compleet? Een goed glas whisky en een sigaar. Dan heb je het wel zo’n beetje, vind ik. Proost!
Foto’s, daar doe ik niet aan. Ik sta er altijd lelijk op, terwijl ik toch weet dat Brad Pitt erbij verbleekt. Het zal wel aan de fotograaf liggen, denk ik dan maar.
Lees hier de laatste artikelen
- Cultuur26 november 2024‘Een gevecht tegen leegte’
- Cultuur25 november 2024‘De verloren straat’
- Cultuur24 november 2024‘Een liefde die de tijd vergeet in het verre Thailand’
- Korte verhalen23 november 2024‘Liefde onder druk van familie en cultuurverschillen’