Al eerder vertaalde en publiceerde ik twee verhalen van Khamsing Srinawk. Wie iets meer over deze schrijver wil weten of die twee andere verhalen (nog) eens wil lezen (zeer aanbevolen) verwijs ik naar de links onderaan het verhaal. Dit verhaal is uit 1959. Tussen haakjes de noten.
De Plank
Als je de hoofdweg verlaat en een halve dag stroomopwaarts langs de Lam Narai rivier wandelt kom je bij drie dwergboompjes die de ingang markeren naar een smalle vallei tussen enerzijds steile berghellingen en anderzijds grindheuvels. Op dat punt is de rivier niet veel breder dan de sloten die de stroken land met oude boomgaarden in Bangkok omgeven maar het koele water blijft hier stromen, ook in het droge seizoen.
Aan de heuvelachtige kant van de rivier hebben de inwoners een groepje van eenentwintig huizen gebouwd; aan de andere kant strekken de rijstvelden zich uit tot aan de voet van de berghellingen. Het dorp heet ‘Mâap Taa Yang’, ‘Opa Yang’s Moeras’, alsof het al een gedenkteken is ter herinnering aan Yang Duankhao, de oude man die de eerste was die hier een huis bouwde. (1)
Vroeger vertelde hij zijn buren dat een ruzie met zijn schoonvader hem er toe had gebracht met zijn vrouw een toevlucht te zoeken in het oerwoud. Omdat hij weigerde te vertellen waar hij vandaan kwam speculeerden de kinderen van de tweede en derde generatie dat hij een vogelvrij verklaarde was uit Lom Sak; anderen dachten dat hij misschien wel een jager was uit Chai Badan die toevallig op deze mooie plek stuitte en er bleef wonen.
Zijn eigen neven en nichten beweerden dat hij een Lao was uit het Noordoosten omdat ze een zak met amuletten en andere heilige voorwerpen hadden gezien waarvan de kleine Boeddha beeldjes Laotiaanse trekken hadden. Niemand wist de waarheid. Maar ze wisten wel veel over de stronk van een ijzerhoutboom midden in het dorp vóór het huis van vader Yang, waar de geesten woonden.
Toen de kinderen nog klein waren zagen ze hun ouders hun handen in een wai opheffen om de stronk eerbied te bewijzen. Toen ze opgroeiden leerden hun ouders hen hetzelfde gebaar te maken. Al snel deden ze het uit eigener beweging en ze onderwezen hun jongere boers en zussen het ook te doen.
Iedere Songkraan verzamelden zich mensen rond de stronk, één uit iedere familie, om offerandes aan te bieden en de stronk te vereren, biddend om vrede en geluk. Ze werden in hun gebeden geleid door de oude vader Yang die ieder pasgeborene in het dorp toevertrouwde aan de Moeder Geest die huisde in de boomstronk.
Khen’s moeder legde het uit: ‘Jij, mijn zoon, en ook jouw moeder, wij hebben ons leven te danken aan de goedertierenheid van de Moeder Geest die ons beschermt. Zie je die kapsporen van een bijl op de stronk?’ Zijn moeder wees ze aan. ‘Dat is waar vader Yang de boom omhakte toen hij hier aankwam, vlak voor de geboorte van zijn eerste kind.’
‘Wat doet de Moeder Geest nog meer voor ons?’
‘O, zo veel! Ze beschemt ons tegen ziekte en koorts, ze redt ons van de geesten die levers eten, van de geesten die pasgeboren baby’s verslinden, van de nachtgeesten die slachtafval eten en die licht verspreiden uit hun neusgaten en natuurlijk van de bosgeesten.’
Toen de kinderen opgroeiden tot pubers realiseerden ze zich dat er ook andere heilige zaken waren die hen angst en verwardheid inboezemden. Het aantal inwoners groeide gestaag en hun angst nam alleen maar toe en werd niet weggenomen door het ontzag voor heilige zaken.
De jonge man haastte zich over het pad naar het huis van het dorpshoofd, onderwijl eerbiedig zijn hoofd buigend naar de stronk voor het huis. Hij schrok toen hij opkeek naar de veranda waar hij een man van middelbare leeftijd in gesprek zag met het oude dorpshoofd. Toen hij de trap naar het huis beklom keek het oude dorpshoofd op hem neer en riep uit: ‘Khen, jij ook?’
‘Ja, vader.’
Het dorpshoofd zuchtte met een bezorgd gelaat.
‘Thit Khieo kwam om dezelfde reden.’ (2)
De jonge man ging langzaam zitten, eerst sprakeloos en toen wat mompelend voordat hij zei: ‘Vader Yang.’ Toen wendde hij zich tot de oudere man die hij respectvol ‘Oom’ noemde.
‘Oom Khieo, heb alstublieft medelijden met me. Het is de eerste zwangerschap van mijn vrouw. Uw vrouw heeft al kinderen gehad, alstublieft, alstublieft.’ smeekte hij angstig.
De man die als ‘Oom’ werd aangesproken sloeg zijn ogen ten hemel en antwoordde wat vaagjes: ‘Iedereen draagt zijn eigen lot, Khen. Of het nu de eerste of de laatste baby is, de kans om te sterven is hetzelfde. Het hangt helemaal af van je verworven verdienste. Wie het eerst komt het eerst maalt, dat was toch altijd zo, hè, Vader Yang?’
Een roep van een nabijgelegen huis deed de verontruste Thit Khieo opstaan. De jonge man verstijfde toen het oude dorpshoofd, de steunpilaar van het dorp, met een ernstig, bijna grimmig gezicht zijn huis binnenging en terugkwam met de stevige zwartgeblakerde plank, gehakt uit de ijzerhoutboom, een plank die de dorpsbewoners de ‘Heilige Moeder IJzerhout’ noemden, een ligplank voor kraamvrouwen. De plank was één meter breed en wat meer dan twee meter lang, met sporen van bijlslagen en aan de uiteinden bedekt met een dikke laag saffraan, ruikend naar heilig boswater.
Enige tijd nadat Thit Khieo de plank had weggedragen stond Khen enigszins wankelend op, verliet het huis en liep meteen door naar het rijstschuurtje waar onder varkens werden gehouden. Het oude dorpshoofd riep hem verschrikt na: ‘Khen, nee, wat doe je? Dat is een plank van het varkenshok!’ Khen schonk geen aandacht aan de woorden van het dorpshoofd. Hij sleepte de plank uit het varkenshok, stofte het wat af, nam het op zijn schouders en liep met opgeheven hoofd weg.‘Ik wist dat dit op een dag zou gebeuren’, dacht het oude dorpshoofd.
De plank viel met een doffe slag van Khen’s schouder en stootte tegen een stuk brandhout voor zijn huis. Dat lawaai trok de aandacht van iedereen die binnen druk bezig waren. Hij besefte schaamtevol dat het waarschijnlijk verkeerd was de plank zo maar neer te gooien.
Terwijl hij de blikken van de mensen op de veranda vermeed, bukte hij zich en nam de plank vol ontzag weer in zijn armen en droeg het tot achter het huis om het te wassen bij de grote waterton. In de vallende schemering ging hij zijn huis binnen en legde de plank naast de open haard.
Zijn vrouw zat met een van pijn vertrokken gezicht gehurkt op de vloer terwijl ze met uitgestrekte armen een lange doek vasthield die aan een dakbalk was geknoopt. Twee oudere vroedvrouwen hobbelden voor haar gezwollen buik. (3)
‘Hoe gaat het, Tante?’, vroeg hij.
‘De tijd is bijna gekomen’, zei ze, zonder hem aan te kijken.
‘Khen, heb je hem gekregen?’ smeekte zijn vrouw, in pijn.
‘Ja zeker. Je zult nu niet doodgaan’, verzekerde hij haar met een bewust luidere stem dan gewoonlijk.
De vroedvrouwen keken hem goedkeurend aan.
‘Is alles klaar, dan?’ vroeg de vrouw die hij Tante noemde.
‘Ja, de oven, het brandhout, het hete water, de zwarte pepers en de lange pepers’, somde hij op.
‘En het bloeddrankje en het zout?’
‘Nog niet.’
‘Ik heb het zout hier’, zei een stem.
‘Oké, maar maak nu het bloeddrankje klaar’, beval Tante.
‘Maar waar is het van gemaakt, Tante?’
‘Vuurdraadjes en urine.’
‘Wat zijn vuurdraadjes?’
‘Sukkel, die je bent. Je staat op het punt vader te worden en je weet niets. Vuurdraadjes hangen aan de rand van het dakstro boven de oven en aan de bamboemuur. Wrijf ze fijn, los ze op in de urine en laat het haar drinken.’
Khen verliet de kamer.
Het vuur in de oven knetterde terwijl het geluid van het stampen van de pepers in de vijzel naar buiten doordrong. Khen zweette, de buren fluisterden tegen elkaar. Soms was een zacht gekreun hoorbaar. Khen zat roerloos, zijn geest vol van angst om zijn bedrog met de ligplank.
‘Wat is dat voor een geluid?’ vroeg hij toen hij de kamer weer binnen ging.
‘Stommerd, dat was het scheuren van het doek’, wees de vroedvrouw hem terecht.
‘Welk doek? O, mijn kind is geboren!’ riep hij uit toen hij de baby op de ligplank zag.
‘Gooi het er maar op, gooi het!’ Het geluid van vallende zoutkorrels vermengde zich met de bevelen van de vroedvrouw.
‘Bijt het?’ vroeg een ander een aantal malen.
‘Het bijt’, zei een vermoeide stem even later.
Khen keerde terug van de rijstvelden. Hij rende de oever van de Lam Narai op. Vandaag zou zijn vrouw haar dertig dagen op de ligplank bij het vuur beëindigen, bedacht hij triomfantelijk, en er waren geen complicaties geweest.
‘Het wordt tijd dat de mensen weten wat wat is’, zei hij bij zichzelf, ‘al die stomme heilige zaken.’ Hij zou voor het hele dorp verkondigen dat het geloof in die heilige ligplank helemaal verkeerd was. Het geloof dat als de moeder niet met haar baby dertig dagen op de heilige plank zou liggen, ze dan vervolgens een onnatuurlijke dood zou sterven.
De ‘Heilige Moeder IJzerhoutplank’ en de ‘Varkens Stal Vloer Plank’ waren gewoon één en hetzelfde. Waar kwam hun heilige kracht vandaan? Van mensen. ‘De moed van mensen om met rede en verstand iets onder ogen te zien, dat is pas heilig’, zei hij tegen zichzelf.
Maar Khen’s toespraak tot de dorpsbewoners kwam er niet van. Toen hij zijn huis naderde zag hij een oude man de varkenshokplank naar beneden dragen, maar nu aan beide uiteinden met saffraan versierd en bedekt met rituele acacia bladeren en kaarsvet.
‘Ja, Khen, Vader Yang heeft deze ligplank vandaag ingewijd en hij heeft de ceremonie van de toewijding van de ziel van het kind al gehouden. Ik gaf hem een baht voor zijn diensten.’
Khen lachte bitter. ‘Kijk eens, oude man. Die armzalige baht kan me niets schelen. Maar geloof me: het zijn niet de heilige zaken die mensen maken tot wat ze zijn; mensen verzinnen ze om macht over anderen uit te oefenen.’
De oude man giechelde wat, niet begrijpend.
Dit verhaal komt uit de verhalenbundel: Khamsing Srinawk, The Politician & Other Stories, Silkworm Books, 2001. Vertaling: Tino Kuis.
Noten
1 Dit was de tijd dat de bevolkingsdruk heel veel landloze en landarme boeren er toe bracht nieuw bouwland in de bossen te zoeken. De grote ontbossing begon toen.
2 ‘Thít’ is de titel van een man die ooit monnik was. Nog regelmatig gehoord in het Noorden en het Noordoosten.
3 Hurkend een kind baren is iets uit vroegere tijden en veel beter dan liggend baren.
Links naar meer informatie over de schrijver en twee andere verhalen
www.thailandblog.nl/cultuur/goudbenige-kikker-korte-verhalen-deel-1/
www.thailandblog.nl/cultuur/fokdieren-korte-verhalen-deel-2/
Over deze blogger
-
Geboren in 1944 in Delfzijl als zoon van een eenvoudige winkelier. Gestudeerd in Groningen en Curaçao. Drie jaar als arts gewerkt in Tanzania, daarna als huisarts in Vlaardingen. Een paar jaar vóór mijn pensioen getrouwd met een Thaise dame, we kregen een zoon die drie talen goed spreekt.
Bijna 20 jaar in Thailand gewoond, eerst in Chiang Kham (provincie Phayao) daarna in Chiang Mai waar ik graag allerhande Thai lastigviel met allerlei vragen. Volgde het Thaise buitenschoolse onderwijs waarna een diploma lagere school en drie jaar middelbare school. Deed veel vrijwilligerswerk. Geïnteresseerd in de Thaise taal, geschiedenis en cultuur. Woon nu alweer 5 jaar in Nederland samen met mijn zoon en vaak met zijn Thaise vriendin.
Lees hier de laatste artikelen
- Cultuur17 november 2024Schemering op de waterweg
- Lezersvraag4 november 2024Uw mening over integreren in de Thaise samenleving
- Opinie30 oktober 2024Hervorming van het monnikendom of anders komen er steeds nieuwe schandalen
- Maatschappij28 oktober 2024Straffeloosheid na de Tak Bai massamoord op 25 oktober 2004
Zeer zinnig verhaal.
Een zinvol verhaal; zouden de mensen ervan geleerd hebben?