De pachtboer en de blanke man, een kort verhaal van Khamsing Srinawk
Het dorp ligt 12 mijl ten noorden van Bangkok. De huizen liggen naast elkaar langs een kanaal, gescheiden door een sloot en wat boompjes. Ze zijn klein en met een schuin rieten dak dat bijna tot op de aarde doorloopt.
Het slaapverhoog en de keuken zijn op heuphoogte en op de houten vloeren kan de hele familie terecht. Er hangen doeken om ruimtes af te scheiden. Voor ieder huisje staat een primitieve bank.
In de droge tijd staan ploeg en hark onder de huizen; de kippen slapen daar ook. Dichtbij staan de hooiberg en een stal voor de karbouw.
Het huis, beter: de hut, van Khong verschilt niet veel van andere hutten. De afwezigheid van hooiberg en stal betekent echter niet dat hij een speciale pachtboer is die niet hoeft te werken. Maar vanwege zijn leeftijd mist hij de kracht om met de grond te worstelen en dus ging hij zelf met pensioen.
Het leven van echte pachtboeren zoals Khong is niet ingewikkeld. Als de regen er is dan wordt het ploegen, zaailingen kweken en die verpoten. Is er genoeg regen dan kunnen ze rijst verkopen; is er veel te veel regen dan kopen ze rijst, kruiden, garnalenpasta en nam pla op krediet.
Noem dit het lot, of heldhaftig, en je zit er niet ver naast. Khong ziet zich het liefst als heldhaftig want, ook al heeft hij geen eigen akker, hij kan toch voor zijn vrouw zorgen en voor de dieren die van hen afhankelijk zijn. Als hij kinderen had zou hij daar zeker ook voor kunnen zorgen. In deze zin blufte hij wel tegen zijn vrouw Khem, zijn echtgenote en nu een oude vrouw.
‘Hadden we kinderen dan konden wij ook voor hen zorgen, denk je niet, schat?’ ‘Ja ja’ zei ze, druk bezig hun zes honden. Altijd bereid zijn trots een prikkel te geven vervolgde ze met ‘Al hadden we er zes, ze zouden toch niet meer eten dan deze meute honden. Alleen al die Somrit van jou eet meer dan wij samen .’
Meneer Khong en de hond Somrit
Khong keek naar de slungelige puppy, poten wijd, buikje bol, die rijstepap slurpte uit de bast van een kokosnoot. Waarschijnlijk hield hij zo van dieren omdat ze geen kinderen hadden. In de bloei van zijn leven deed hij van alles; karbouwen, vechthanen en vissen. Maar met het klimmen der jaren verloor hij veel kracht en verkocht hij alles, zelfs de voor een boer zo noodzakelijke karbouw.
Dat kostte geen moeite want hij deed al ander werk. Wilde hij eerst rijst kweken voor de verkoop en om geld te verdienen en aan goede doelen te besteden, later was hij tevreden met genoeg rijst voor zijn gezin. Toen zijn kracht afnam plukte hij lotusbloemen in de sloten om aan marktkooplui te verkopen. Dat bracht genoeg op voor zijn dagelijkse uitgaven.
Later vroeg de eigenaar van het land, de rijke meneer, hem, omdat hij een eerlijk mens was, om de huur op te halen van de andere pachters en om de zaak wat in de gaten te houden. Daar was geen karbouw bij nodig. Hij werd te oud om kinderen achterna te rennen die zijn kippen jatten dus ze hadden nu zes honden, vier katten en maar een paar scharrelkippen.
De honden waren voor Khong niet gelijk; een paar hield hij uit medelijden maar waar hij echt van hield was de hond met de naam Old Somrit, die zijn vrouw bedoelde. Somrit was het jong van de gevlekte teef en werd onder de hut geboren. Hij had een vreemde kleur, niet het gevlekte van zijn moeder en het zwarte van zijn vader Blackie. Los van die aparte kleur verschilde hij van andere honden: hij had flaporen en heel kleine oogjes zoals van een olifant. (*) Maar de naam werd Somrit door een andere gebeurtenis.
De landeigenaar had hem een extra job gegeven; aan gasten het land laten zien. Khong had die job graag aanvaard. Toen de landeigenaar de hond zag riep hij ‘Wat een grappig hondje! Je moet hem Somrit noemen; dat betekent bronskleurig.’ Van toen af aan werd de hond Old Somrit genoemd.
Khong pakte zijn nieuwe taak serieus op en wie door het kanaal voer hoorde een man roepen ‘Ben je gekomen om mijn baas zijn land te zien?’ De een zei ja, de ander lachte maar wat, en soms lachte Khong om zichzelf als hij een van de bewoners aanriep… Wie wilde kijken werd met alle egards behandeld want hij dacht dat het allemaal miljonairs waren, en soms kreeg hij een sigaret en gaven ze hem nog vuur ook….
Foto klein
De vogelaar
Al een paar dagen zag Khong een bootje dat stroomopwaarts kwam en dat een plekje zocht in het groen nabij zijn hut. De boot kwam in de middag en bleef tot zonsondergang. Soms zag hij iemand op de oever springen; een forse man in grijs shirt en met een ronde boerenpet op, die wat om zich heen keek en dan tussen de bomen verdween.
In de week er na kon de oude boer zich niet meer beheersen en besloot eens een kijkje te nemen. Met een vingerknip riep hij de hond Somrit en gingen ze naar het kanaal. Toen Somrit blafte versnelde hij zijn pas en hoorde iemand ‘kst kst’ tegen de hond roepen en daarna volgde een groet: ‘Hoe gaat het Oom?’ (**)
Hij was verrast toen de eigenaar van die stem door de struiken heen kwam en een lange, blanke man bleek te zijn met hangend aan zijn schouders enkele foedralen en houders. Diens brede lach ontlokte een glimlach bij Khong. ‘Wat doet u daar, meneer?’ vroeg hij hem.
In plaats van te antwoorden wees de man naar de bomen en voegde er aan toe ‘vogels’. ‘O, u schiet op vogels’ fluisterde Khong die een paar bulbuls op een tak zag zitten. De blanke man schudde zijn hoofd van ‘nee’ en zijn pet bewoog op zijn hoofd op en neer. ‘Helemaal niet’ zei hij en keek door zijn veldkijker. ‘Ik doe onderzoek naar vogels.’
De vreemdeling gaf hem de veldkijker zodat hij ook kon genieten. En vanaf dat moment vond Khong het zo leuk om met de blanke man om te gaan dat hij bijna zijn afspraak met de landeigenaar vergat. Zijn houding was plezierig en zijn hoekig lijf was grappig. Ineengedoken, zijn achterste wat omhoog, bewoog hij zich tussen de bomen als hij een vogel hoorde; Khong moest zich beheersen niet te gieren van het lachen.
Bovendien, deze vogelaar nam voor hem nieuwe en lekkere dingen mee waarvan priklimonade wel heel erg fijn was. Maar de belangrijkste reden voor zijn affiniteit waren diens gevoelens voor de hond Somrit. Als het vogeltjes kijken voorbij was dan riep hij Somrit, wreef over zijn rug en gaf hem een koekje. Deze ‘driehoeksvriendschap’ werd dagelijks sterker. De oude man aan het Bang Jak kanaal nodigde zijn nieuwe vriend al eens uit in zijn huis maar dat werd om een of andere reden afgehouden…
De hond Somrit is ziek…
Een week later zei de blanke man dat enkele vogels eitjes hadden gelegd. Hij vroeg Khong de lokale jeugd er weg te houden en Khong stemde er graag in toe. Tenslotte vroeg hij hem waarom de hond Somrit er die dag niet bij was. Khong vertelde hem dat Somrit ziek was want hij had veel te veel gegeten…
‘Teveel gegeten. Zijn buik zit zo vol, hij komt niet meer overeind.’ En de blanke man vroeg of hij hem mocht bezoeken. Hij begeleidde hem naar zijn huis en riep zijn vrouw, Khem. ‘Khem, liefje, de buitenlander is hier om ons te bezoeken.’ Hij riep nog eens maar er kwam geen antwoord. ‘Ze is er niet.’ ‘Wie is er niet?’ ‘Mijn vrouw Khem.’ Hij lachte wat. ‘Het is al goed. Ik kom Somrit bezoeken.’
Naar de dierenarts
‘Waar is Somrit heen, Khong?’ Hij keek naar de leraar die onder het afdakje van zijn boot zat. ‘O, ben jij het, Yot? Hij was ziek en de buitenlander nam hem mee naar de stad voor behandeling. Waar ga jij naar toe met je boot?’ ‘Ik vaar naar school.’
Iedere ochtend zat Khong op zijn gemak op de oever van het kanaal onder het bamboe afdak van zijn huis. In de middag liep hij over het pad langs de sloot naar de boompjes waar hij tot de avond naar de capriolen keek van zijn vogels die heen en weer vlogen tussen de bomen die vol bloesem stonden. Af en toe tjirpte hij met ze mee. ‘Zij hebben maar een paar woordjes’ dacht hij, ‘en ze kunnen het er mee doen maar wij mensen hebben er duizenden en kunnen nog niet met elkaar overweg.’
Eenmaal thuisgekomen in het donker beantwoordde hij de vraag van zijn vrouw waar Somrit bleef. ‘Nog niet. De blanke man is er nog niet maar de vogels zingen nog steeds als het avond wordt.’ Kham lachte maar eens en schudde haar hoofd over Khongs commentaar dat altijd maar ging over de blanke man en de vogels.
‘En Old Somrit? Jij zei dat de vreemdeling hem na vijf of zes dagen zou terugbrengen.’ ‘Rustig, rustig! Morgen of de dag erna. De blanke man zei dat hij naar de dokter moest. Wat een geluksvogel’ zei Khong met nadruk. En ja, de volgende dag was de vreemdeling er maar zonder de hond. Hij had Somrit naar een hondenschool gestuurd.
Khong stond versteld. ‘Wablief? Een hondenschool?’ ‘Klopt’ zei de blanke man. ‘En wat gaat hij daar in hemelsnaam leren?’ De blanke man zag dat Khong zich niet prettig voelde bij die gedachte. ‘Ze leren hem daar net zo slim te zijn als mensen. Ze leren hem zijn taken te kennen, om het huis te bewaken, om dingen voor zijn baasje te dragen, om dieven te vangen, en ook om zich schoon te houden en geen rotzooi te maken.’ Het was een lang verhaal. ‘Kunnen ze dat allemaal?’ vroeg Khong. ‘Zeker wel’ verzekerde de vreemdeling hem.
Die avond hoorden mensen die over het kanaal gingen bij de hut de stem van Khong die regelmatig werd onderbroken door een schamper lachje van zijn vrouw. Want toen Khong er nog eens over nadacht vond hij dat hij een wereldwonder had beleefd. ‘Kijk, liefje, stadshonden kunnen alles. Daarom zijn ze zo duur; ze kosten zelfs meer dan een volwassen karbouw. Als het niet onze blanke meneer was die het zei dan geloofde ik het niet.’
De hond is terug!
En tenslotte kwam de dag die man en vrouw zozeer hadden afgewacht. Maar Khong was ernstig teleurgesteld toen hij Somrit zag jammeren in de boot; hij wilde er niet uit! Toen ze hem eindelijk op de oever hadden gromde hij naar de oude man en wilde zich terugvechten naar de boot. De blanke man voelde zich in verlegenheid gebracht, gooide een stuk koek naar de hond en duwde de boot af. De hond bleef jankend op de oever achter. Khong en Khem keken elkaar eens aan…
‘Het lijkt wel of hij de smaak van rijstepap is vergeten.’ Zijn vrouw nam als eerste het woord. ‘Daar lijkt het wel op…’ Nadat Somrit zijn koek had weggeslikt beet hij naar een van de kippen en toen die het dak op vloog viel hij een van de andere honden aan. Khem kon er niet meer tegen en ramde hem met een roeispaan op zijn rug. De hond piepte en kroop onder het huis.
‘Kijk nou toch eens. Je at een paar deftige maaltijden en denkt dat je een grote buitenlander bent. Ik breek je botten met deze roeispaan in twee tellen’ bedreigde ze de hond opnieuw. Khong greep in. ‘Laat hem maar even, Khem. Hij komt net terug van een goeie tijd daar met goed eten. Als de lucht van de vreemdeling verdwijnt dan komt hij wel tot zichzelf.’
De oude dame zette de roeispaan tegen het huis. ‘Vreemdelingen, bah! Let maar op, hij is nog niet klaar met dat buitenlandersgedoe. Hier telden we de dagen af tot ie terug zou komen en als hij ons ziet dat gromt ie naar ons.’ Maar Khong verdedigde de hond. ‘Als hij wist wat goed was en kwaad dan zou hij een mens zijn, geen hond.’ Zijn vrouw ging maar weg; uit haar hum.
De volgende morgen was het niet beter met Somrit. Nukkig, wilde niet eten, keek gemeen naar iedereen die in zijn buurt kwam, en gromde.
Om 12 uur roeide de leraar, Yot, naar het huis en vroeg of Somrit terug was want hij hoorde hem blaffen. ‘Het is akelig, Yot’ zei de oude man. ‘Sinds hij terug is uit de stad wil ie geen rijst eten, trekt er zijn neus voor op, en valt de andere honden aan.’ ‘Maar jij zei toch dat ie naar een hondenschool was?’ ‘Ja, maar ik weet niet wat ze hem daar geleerd hebben. Hij is onhandelbaar.’
De leraar dacht na over dit probleem. ‘Misschien voelt hij zich niet meer op zijn gemak of heeft hij nieuwe gewoontes aangeleerd. Ik heb gehoord dat die scholen honden aanleren om erg schoon te zijn, alleen te kakken waar het schoon is, en om geen eten aan te nemen van vreemden.’
Tenslotte vroeg hij aan Khong ‘Waar doe je die rijst voor hem in?’ ‘In de bast van een kokosnoot.’ ‘Dat is niet goed!’ De leraar wist dit heel zeker. ‘Je kunt hem niet meer op de oude manier behandelen. Leg het eens op een schotel.’ De oude man liep gehoorzaam naar de keuken en kwam terug met een emaillen schotel vol met rijst en vis. ‘Somrit! Hier, Somrit.’
De hond kwam onder het huis vandaan, rook er eens aan en likte het bord leeg. ‘Zie je nu wel?’ riep de leraar zelfvoldaan. ‘Deze getrainde honden letten heel erg op schoon spul.’ Maar toen Somrit klaar was blafte hij naar Khong. ‘Wat is er nou weer?’ vroeg de oude man.
Yot dacht even na en gaf Khong instructies. ‘Aha, ik weet het al. Doe je mooiste kleren aan!’ ‘Pardon?’ ‘Wees niet zo eigenwijs. Speel het spelletje mee!’ Khong kleedde zich om; een lange pyjamabroek, blauw shirt, een pa-kao-ma (***) om zijn middel als een sjerp en zette een hoed op van palmblad.
De leraar wees op de hoed. ‘Zet die maar af, dat maakt je teveel een keuterboertje.’ Hij deed dat en liep toen parmantig voor het huis te pronken. ‘Somrit!’ Hij riep de hond maar die begon gelijk te blaffen. ‘Verrek toch!’ ‘Het is niet chic genoeg, Khong.’
Khong sprak tegen de hond. ‘Ik weet wat je wil, Somrit. Om jou een lol te doen moet jouw eten op een gouden bord. Maar daarna? Dit zijn de enige nette kleren die ik heb.’
Ineens rende Somrit naar de aanlegplaats, blij jankend. Khong en de leraar herkenden de landeigenaar en Khong gaf hem een waai uit respect. ‘U bent vroeg vandaag, meneer.’ ‘Hoe is het hier, alles OK? O, ik zie dat Old Somrit gegroeid is’ zei hij toen hij de hond opgewonden op de oever zag. Er zaten twee buitenlanders in de boot die ook de hond riepen. ‘Hello doggie….’. Somrit jankte nog harder en de boot voer verder.
Hij bijt!
Khong liep naar de hond en deed de buitenlanders na. ‘Hello, hello’ zei hij en boog voorover om de hond te aaien. Maar toen hij dat deed zette Somrit zijn tanden in Khongs schouder. Khong pakte een stok en sloeg de hond op zijn kop maar voordat hij weer kon slaan vloog de hond onder het huis.
‘Bijt je ouwe moer, ja?’ Zijn stem trilde van woede. Khem en Yot kwamen op de herrie af. Toen Khong ze de wond liet zien waren ze geschokt maar de leraar reageerde al snel. ‘Hij doet alleen maar wat zijn trainers hem hebben geleerd.’ ‘Wat moet ik met dat beest?’ zei Khong toen hij de hut in liep.
‘Hoezo? Het is jouw hond, opa. Jij hebt hem zo gemaakt. Je kunt met hem doen wat je maar wilt.’ De leraar ging terug naar zijn boot. Khong bleef binnen, pakte een kussen en ging liggen; zijn gedachten dwaalden af naar de rijstvelden. Toen maakte een hels geblaf hem wakker; er stonden tien mensen voor zijn hut.
‘Khong, ik heb besloten dit land aan deze mensen te verkopen. Ze zetten er een fabriek neer. Je kunt hier blijven tot de bouw begint.’ Khong aanvaardde dit met respect. Zijn ogen dwaalden af naar zijn hut en dacht aan een fabriek, aan schoorstenen. De wond in zijn schouder klopte. Hij dacht aan de woorden van de leraar. ‘Jij hebt hem zo gemaakt….’
(*) Deze beschrijving is de stereotype van een dictator van Thailand die eens verpleegd werd in de USA en in die tijd aan de macht was. Er is een overeenkomst met de naam van de hond. Mogelijk werd dictator Sarit (1959-1963) bedoeld.
(**) ‘Oom’, ‘loeng’, is een vriendelijke aanspreektitel in Thailand. Er wordt dan geen familielid mee bedoeld.
(***) De pa-kao-ma, ook phakhaoma, is een al honderden jaren gebruikte lendedoek.
The peasant and the white man, ชาวนาและนายห้าง, uit: Khamsing Srinawk, The Politician & Other Stories. Vertaling en bewerking: Erik Kuijpers. Het verhaal is ingekort vanwege de lengte.Voor een toelichting op de auteur en zijn werk zie: https://www.thailandblog.nl/achtergrond/verhaal-khamsing-srinawk/
Over deze blogger
- Bouwjaar 1946. Kreeg de bijnaam 'Lopende belastingalmanak' en heeft 36 jaar in dat vak gewerkt. Op zijn 55e naar Thailand verhuisd. Invaliditeit dwong hem van zijn gezin in Nongkhai naar huisje met thuiszorg en scootmobiel in Súdwest-Fryslân.
Lees hier de laatste artikelen
- Belasting Nederland23 december 2024Belastingen: De weg naar de reductie uit art 23 lid 6
- Belasting Thailand19 december 2024Belastingen: Regionale kantoren Thailand
- Thailand algemeen17 december 2024Belastingen: Hulp bij aanvraag reductie
- Belasting Nederland15 december 2024Belastingen: wanneer is jouw geld belast in Thailand?
soms moeilijk te lezen/begrijpen maar wel mooi.
Als die hond dictator generaal premier Sarit was, die blanke mensen de Amerikanen (leger, CIA), zullen die vogeltjes dan communisten zijn geweest die goed in de gaten gehouden moesten worden? Alhoewel, dan waren ze vast afgeschoten.