Op Thailandblog lees je voorpublicatie van de thriller ‘Stad der Engelen’ die zich, zoals de titel al laat vermoeden, integraal in Bangkok afspeelt en is geschreven door Lung Jan. Vandaag hoofdstuk 15 + 16.
Hoofdstuk 15
De lucht begon naar regen te ruiken. Het begin van het regenseizoen werd eindelijk aangekondigd in de vorm van zich snel vormende, tot diep staalgrijs verkleurende en alsmaar dreigender ogende wolkentorens. Net toen J. bij het politiebureau aankwam flitste de bliksem verblindend zilverwit en barstte een onweer, het eerste in weken, los. J. verwonderde zich nog steeds over de brutale oerkracht van een modale stortbui in de tropen maar hij koesterde geen illusies: Zelfs een wekenlange onophoudelijke stortvloed zou nooit volstaan om alle rotzooi en smeerlapperij uit deze stad te drijven.
Over rotzooi gesproken. Het stonk in het oude politiegebouw. Een vage geur van betonrot, schimmel en generaties van zwetende flikken. Het kantoor van hoofdinspecteur Maneewat bevond zich op de derde verdieping. In een zaaltje met vale vuilgele muren stonden acht bureaus in groepjes van twee. Een rij oude olijfgroen geschilderde stalen archiefkasten fungeerde als een scheidingswand. Een handvol verpieterde potplanten die het vertrek hadden moeten opvrolijken hadden er een paar eeuwen geleden al de brui aan gegeven. Achter in de hoek was een kantoortje met HOOFDINSPECTEUR U. MANEEWAT op de deur. In de andere hoek stond een enorme ventilator luidruchtig loeihete lucht door de kamer te blazen. Vrijwel iedereen van Maneewats team was blijkbaar de straat op want achter slechts één bureau zat een magere vent met kortgeschoren haar met zijn in zwarte Doc Martens’ gestoken voeten omhoog op z’n werktafel te telefoneren. Hij droeg een gitzwart T-shirt met afgeknipte mouwen, om z’n nek hingen drie amuletten die hem moesten beschermen en op zijn rechteronderarm was een doodskop getatoeëerd. Hij negeerde J. straal toen deze richting Maneewats kantoor stapte. De hoofdinspecteur droeg niet langer z’n jasje, zijn stemmige das hing slordig losgeknoopt omlaag en hij had de mouwen van zijn hemd opgerold tot aan z’n ellenbogen. Hij nipte met voorzichtig getuite lippen aan een loeihete beker koffie terwijl hij met de vingers van zijn linkerhand zachtjes op zijn bureaublad trommelde. J. twijfelde maar volgens hem flonkerden er pretlichtjes in de ogen van de hoofdinspecteur toen hij zijn gehavende gelaat in ogenschouw nam.
‘Wat schitterend toch dat u, ondanks uw ongetwijfeld erg drukke agenda, nog tijd kon vrijmaken om ons met een bezoek te vereren.’ J. wist het niet zeker maar hij meende een ondertoon van sarcasme te mogen bespeuren in Maneewat’s verwelkoming. Alhoewel, de hoofdinspecteur stond niet bepaald bekend als een lolbroek.
De plichtplegingen eenmaal achter de rug, stak de hoofdinspecteur meteen van wal. Hij blafte: ‘Waar ben jij mee bezig kerel ? Eerst wordt één van jouw vrienden als een beest afgemaakt en het lijkt er sterk op dat jij een van de laatsten was die hem nog in leven heeft gezien. Iets later mogen we jou uit een vuilniscontainer redden en als klap op de vuurpijl kreeg ik twee uur geleden de melding dat een Farang die verbazend genoeg aan jouw beschrijving voldoet, stennis heeft geschopt bij de zaak van een steunpilaar van de lokale economie. ‘ Dit laatste klonk ietwat ironisch vond J. en dat was wellicht de bedoeling.
‘Ik heb geen flauw idee waar u het over heeft.’
‘Niet beginnen lullen kerel… Je bent blijkbaar vergeten dat er camerabewaking is in de omgeving van de Pussy Cat ? Ik heb de beelden opgevraagd… Wil jij ze straks mee bekijken ? Be my guest…’
‘Sorry maar ik heb andere zaken te doen…’
‘Je meent het ? Het zijn precies jouw zaakjes die mij en m’n collega’s erg beginnen te interesseren. Was Tanawat op het ogenblik van zijn overlijden jou op een of andere manier behulpzaam ? Zo ja, waarmee ? ’
‘Ik heb u al op de plaats delict gezegd dat hij een paar zaken voor mij onderzocht, meer niet. En ik zie écht het verband niet tussen zijn dood en datgene wat hij voor mij onderzocht…’ J. meende wat hij zei.
‘Laat mij dat maar bepalen,’ snauwde de detective. ‘Weet je, vanuit een criminologische optiek zijn de meeste moorden gemakkelijk te herleiden en vallen ze in grote lijnen onder drie categorieën: uit de hand gelopen huiselijke twisten, geëscaleerde dronken vechtpartijen en de gevolgen van criminele activiteiten, meestal gerelateerd aan drugsdelicten of gewelddadige berovingen. De moord op Tanawat past absoluut niet in dit plaatje en dat verontrust mij. Ik zeg je…’
Op dat ogenblik werden ze abrupt onderbroken door Maneewat’s GSM die luidop een riedeltje speelde.
‘Een ogenblik…’
‘Hallo? Ja, daar spreekt u mee… Aangenaam… Nee, niet meteen. Wij zitten in de opstartfase van het onderzoek. Ik wacht het resultaat af van de autopsie… Ja… Dat kan ik momenteel niet zeggen…. Nee, het is nog te vroeg in deze fase van het onderzoek, laat staan dat ik hierover al informatie kan vrijgeven…. Ook wij hebben regels waaraan we ons hebben te houden… Ik begrijp het… Ja, ik stel het zeer op prijs dat u uw volledige medewerking zal geven…. Absoluut… Nee, geen probleem. Ik hou u op de hoogte, beloofd….’
‘Dat was de rector van de Tamasat-Universiteit, die blijkbaar zonder veel moeite aan mijn privé-nummer is geraakt. ‘ De hoofdinspecteur klonk geïrriteerd.
‘Nog wat meer druk op m’n schouders.’
‘Jij denkt toch niet dat onze gemeenschappelijke vriend uit de weg werd geruimd om een of ander academisch dispuut op te lossen ?’ Vroeg J. zo neutraal mogelijk.
‘Ik ? Ik denk helemaal niks, niemendal. We hebben niets concreets in handen en dus willen een aantal van mijn superieuren er zeker van zijn dat we zelfs de meest voor de hand liggender piste – een moord op de werkvloer – niet links laten liggen. En misschien hebben ze wel gelijk. Ik heb me in elk geval verschillende keren door Tanawat nota bene laten vertellen dat de emoties soms hoog konden oplopen in de academische wereld en toegegeven, er lopen daar op in dat universitaire wereldje toch wel een bijzonder rare snuiters rond. À propos, jij bent toch een universitair hé ? ‘
‘Moet ik daar écht antwoord op geven ?’ klonk het gepikeerd.
‘Dit dossier deugt niet J. Ik denk niet dat je goed begrijpt wat er hier allemaal speelt en welke druk er momenteel op mij wordt uitgeoefend. Het corrupte varken dat de lakens uitdeelt in het district waar Tanawat werd vermoord begint érg moeilijk te doen. Mijnheer de kolonel staat op z’n strepen en heeft een paar van zijn politieke vriendjes onder de arm genomen die intussen, op hun beurt al hun vriendjes op het Hoofdbureau hebben gecontacteerd. De ketting van het machtsmisbruik loopt gesmeerd… ’
‘Goh… Ik leef met je mee. Of misschien is Mijnheer de kolonel wel op z’n pikkie getrapt omdat er in zijn district een moord werd gepleegd zonder dat hij op voorhand werd verwittigd,’ klonk het sarcastisch aan de overzijde van het bureau.
Maneewat deed of hij die laatste opmerking niet gehoord had. ‘ Intussen wordt mijn chef vanuit een andere hoek zwaar onder druk gezet om het dossier Tannawat zo snel mogelijk af te ronden, een eufemisme om het verticaal te klasseren. En geloof me vrij, jij wil absoluut niet weten wie zich allemaal met deze zaak meent te moeten bemoeien…’
‘Weet je hoofdinspecteur, mijn lievelingsschrijver Brendan Behan, die zélf in de loop van zijn veel té korte leven, geregeld onzacht in aanraking was gekomen met de Sterke Arm der Wet zei ooit: ‘Ik heb nog nooit een situatie zo hopeloos gezien, dat ze niet nog hopelozer kon worden gemaakt door een politieman…’ Ik kan hem alleen maar volmondig bijtreden…’
‘Weet je wat jij kunt J. ?’ barstte Maneewat plots uit. ‘ Jij kan de pot op met jouw lievelingsschrijver…! Het zijn precies amateurs van jouw kaliber die ervoor zorgen dat alles in het honderd loopt. Ik haat dilettanten. Oh ! Wat haat ik ze..! Waarom kunnen jullie, ons de professionals, nooit gewoon onze job laten doen ?!’ Hij keek J. aan met een blik die in een fractie van een seconde centimeterdik plaatstaal zou kunnen doen scheuren.
J. zat hem verbijsterd, met open mond aan te staren. In zijn ogen was de hoofdinspecteur altijd het toonbeeld geweest van zelfbeheersing en discipline. Blijkbaar stond hij nu écht onder zware druk.
‘Jij begrijpt blijkbaar niet dat je niet zomaar lukraak, als een olifant in een porseleinkast, kunt gaan rondlopen en op gevoelige tenen gaan staan, gewoon omdat dit toevallig jou goed uitkomt…! Om heel eerlijk te zijn, weeg ik af wat mij het meeste kan opleveren: jou oppakken en keihard ondervragen, of jou je gang laten gaan, zodat je iedere steen kan omkeren. Tot nu toe slaat de balans lichtjes door in het voordeel van de tweede optie, maar het scheelt niet veel. Prijs je gelukkig en vergeet dat vooral niet kerel…. ’
‘Kijk, laten we elkaar niks wijsmaken. Ik wil niets liever dan open kaart met u spelen,’ ging J. in de verdediging. ‘Ik heb er, net als u, alle belang bij dat deze gruwelijke moord zo snel mogelijk wordt opgelost. Ik weet dat de door u gehanteerde methoden in het verleden, euh… niet altijd van enige mate van officiële kritiek gespeend bleven. Ik meen me zelfs te herinneren dat ze door sommigen als onreglementair en uiterst ongepast werden afgedaan. Maar niemand kan ontkennen dat u telkens weer resultaat boekt. En dàt hebben we nodig. Wat mij betreft liever vandaag dan morgen…’
J. wist niet of zijn loftuiting er iets mee te maken had maar plots veranderde Maneewat zijn toon.
‘Wij moeten écht met elkaar praten’
‘Doen we dat dan niet ?’
Nee, ik bedoel écht praten goochemerd. Geen stomme grappen, geen smoezen, geen gezellig onderonsje…’
J. aarzelde. Hij begreep niet goed welke richting Maneewat in wilde slaan. ‘Zeg het maar…’ zei hij behoedzaam.
‘ Ik moet jou waarschuwen. Eerst en vooral voor Lung Nai. Je beseft toch wel dat die kerel een strafblad heeft waar dat van Atilla de Hun of Jack the Ripper bij in het niets verzinkt. Zo’n kerel kan erg gevaarlijk zijn maar daar heb jij blijkbaar geen boodschap aan. Zijn buitenwippers mogen dan al blikschade hebben opgelopen, maar hij heeft er nog een handvol in reserve en dat zijn lang niet allemaal minkukels. Overigens zit het feit dat jij het normaal vindt om in mijn stad met een geladen blaffer te lopen zwaaien, mij helemaal niet lekker, begrepen ? ’
J. deed of het hem niet veel kon schelen, maar deze gedachte was natuurlijk ook al lang bij hem opgekomen.
‘ En dan last but not least, zoals jullie zo mooi verwoorden: Vraag me niet hoe ik dit weet maar je mag ook rekenen op de onverdeelde aandacht van onze bloedeigen militaire veiligheidsdienst. Heb jij soms tegen de kar van een of andere hogere legerpief gereden ? ‘
‘Huh ? Het leger ? Niet dat ik weet.’
‘ Je weet hoe eerlijke politiemensen als ikzelf over onze hooggeprezen strijdkrachten denken. Wat mij bovenmatig irriteert is dat iemand blijkbaar – zonder medeweten van politie of justitie – opdracht heeft gegeven om jouw telefoon te tappen. Misschien is er zelfs al afluisterapparatuur geplaatst in jouw loft.’
‘Wat zeg je me nou, waarom ?’ J. klonk verbijsterd.
‘Volgens mijn bron, die érg betrouwbaar is, zou dit op aansporen van iemand uit Wireless Road zijn gebeurd. Je beseft wat dat betekent ?’
‘Wat ?! Is de Amerikaanse ambassade vragende partij ? ‘ J. had met stijgende verbazing zitten luisteren en zakte nu – bij wijze van spreken weliswaar – door z’n stoel. ‘Wie..? De D.E.A ? De N.S.A. ? of godbetert, de C.I.A. ? ‘ Hij was met stomheid geslagen.
‘Ik zal je zelfs nog meer vertellen. Een vriend van mij die mee de externe relaties van onze diensten verzorgd liet me weten dat er op het hoogste niveau een verzoek is binnengekomen van dezelfde Amerikanen om inzage te krijgen in de vingerafdrukken die we op de plaats delict in de zaak Anawat hebben gevonden. Ik heb zo’n donkerbruin vermoeden dat onze vrienden aan de overzijde van de Stille Oceaan meer over deze zaak weten dan wijzelf.’
‘Je meent het…’ het ongeloof van J. klonk echt.
‘Ja, ik meen het. Maar ik heb jou al meer dan genoeg verteld kerel. Straks wordt ik er nog van beschuldigd uit de biecht te klappen. Tijd dat ik je er uit gooi.’ Maneewat stond abrupt op van achter zijn bureau.
‘Een verwittigd man is er twee waard’ zei hij terwijl hij J. een hand toestak. ‘Laew jer gone J., ik zie jou – ongetwijfeld – spoedig terug…’
J. stond een paar tellen later perplex en verbouwereerd op straat. De regenvlaag was over en de luchtvochtigheid bedroeg volgens hem 800 %. Het leek of hij met z’n kleren aan in een warme douche was gestapt. De damp sloeg van het hete asfalt. Gelukkig spoot het water nog niet door de rioolmonden en was er niks overstroomd. Dat zou binnen een paar dagen wel veranderen als de hopeloos verouderde waterhuishouding in de stad – zoals elk jaar – de druk niet meer aankon.
Pas na een lange tijd besefte hij dat wanneer hij daar nog lang zo besluiteloos zou blijven staan, de duiven op z’n goeie hoed zouden schijten. En dàt zou pas écht zonde zijn…
Hoofdstuk 16.
Nu het risico bestond dat zijn loft afgeluisterd werd, had J. een van de taxibikers naar Kaew gestuurd om hem op te pikken en te droppen in Lucky Beer, één van de kroegen bij Khao San Road, het paradijs voor de westerse backpackers. De toeristen mochten ook eens lachen met het onverwachte spektakel van een motorfiets die voor drie kwart tussen de angstig opeengeklemde billen van Kaew was verdwenen… De luide muziek – of wat daarvoor moest doorgaan – zou bovendien elk gesprek afschermen wat dan weer aardig meegenomen was om eventuele luistervinken een pad in de korf te zetten.
Toen hij de schemerige kroeg binnenstapte zat Kaew hier kennelijk al geruime tijd te wachten en leek hij zich, zoals gewoonlijk, niet bepaald te amuseren. J. liep er heen en maakte aanstalten om op een stoel te gaan zitten die plakkerig was van het bier. ‘Goed uit je doppen kijken’ siste Kaew hem toe nog voor hij goed en wel had plaatsgenomen.
‘ Hoezo ? Hebben ze de pisbakken hier onaangekondigd opgehoogd ?’
‘Hahaha, wat een grapjas… Niet meteen omkijken. Daar links in de hoek zit een stille van de politie. Hij is mij vanaf de loft gevolgd.’
J. keek even in de aangegeven richting en merkte niet echt tot zijn verbazing Koh, een van de inspecteurs van Maneewat op. ‘Volgens mij zit ie daar om jou te beschermen’, zei J. sarcastisch waarna hij Kaew uitgebreid en tot in de details begon te briefen over het gesprek dat hij met Maneewat had gevoerd.
‘Hoooooly Shit !’ zei een onthutste Kaew een kwartier later met iets van lichte paniek maar ook opwinding in z’n stem. ‘Wat hebben de Amerikanen met dit dossier te maken ? Ik zeg het je dit wordt met de dag krankzinniger….’ Zijn blinkende ogen reflecteerden puur en ongefilterd ongeloof.
‘Ik ga er van uit dat wanneer de Thaise Militaire Veiligheid wordt gepusht om druk uit te oefenen op de Thaise politie, dit een zaak van de C.I.A. is.’
‘De C.I.A. godverdomme, hoe is dat mogelijk ? We hebben toch niet met terrorisme of zo te maken ? Of wel soms ? ‘
‘Dat moeten we zien uit te vogelen. Er wordt blijkbaar via het leger forse druk uitgeoefend op de politie. Als wij er in slagen te achterhalen waarom dit gebeurt zijn we wellicht al een hele stap dichter bij de oplossing. Jij hebt toch een paar contacten bij het leger? Is je oudste broer geen hoge pief ?’
‘Ja, hij is een Phan Ek, een kolonel. Hij stond op de nominatie om bevorderd te worden tot generaal-majoor, maar had qua carrièreplanning fout gegokt. Hij had de kaart getrokken van een van z’n oude kameraden, generaal-majoor Khattiya Sawatdiphol alias Seh Daeng, een Thaise topofficier die tijdens de politiek onrust en de clashes tussen de rode en gele T-shirts in 2010 de kant van de redshirts had gekozen. Toen de regering Seh Daeng van zijn commando onthief en hem schorste, distantieerde m’n broer zich net op tijd van deze volksmenner. En maar goed ook want een paar dagen later werd Seh Daeng bij een barricade door een sluipschutter in het hoofd geschoten terwijl hij een interview gaf aan The New Tork Times…’
‘Dat kan ik me nog goed herinneren’ , zei J. die z’n allerindividueelste oordeel over de stammentwisten en de bijwijlen bizarre politieke zeden en mores in dit land veiligheidshalve al jaren voor zichzelf hield.
‘ Kort daarna ging het opnieuw mis want ook zijn uitstekende banden met de in 2014 naar het buitenland gevluchte premier Yingluck Shinawatra vielen niet overal in goede aarde. Opnieuw een vergissing die hem zwaar werd aangerekend door de militaire junta. Hierdoor zal hij wellicht nog een paar jaar op promotie mogen wachten. Niet voor niets zit hij ergens in een uithoek van het land weg te rotten. Officieel moet hij wat toezicht houden op Birmese vluchtelingen en smokkel en drughandel van en naar Birma verhinderen, maar in feite is hij gewoon gestraft.’
‘O jee, dat lijkt me niet leuk te zijn,’ zei J. bijtend.
‘We zijn al enkele jaren als gevolg van allerlei hoogst gecompliceerde familiale verwikkelingen niet meer on speaking tearms maar ik zal proberen…’
‘Graag, ‘ antwoordde J., ‘je weet maar nooit..’
Het was duidelijk dat Kaew niet bepaald stond te popelen van ongeduld en z’n blik verried enige tweestrijd. ‘Hij zal me wellicht niet telefonisch te woord willen staan, maar ik kan morgenvroeg om 09.30 u. de eerste vlucht van Don Mueang met Nok Air naar Mae Sot nemen.’
‘Oké, boek maar op kosten van de firma.’
Terwijl Kaew meteen op z’n laptop begon te tokkelen, keek hij even onderzoekend J. aan en vroeg: ‘Zeg eens, ga jij Anong hierin betrekken ?’
Daar moest J. even over nadenken. ‘Nee, hoe minder zij of haar oom op dit ogenblik weten, hoe beter. Het zou de zaak alleen maar gecompliceerder maken.’
‘Fijn zo, want daar ben ik het voor één keer hartsgrondig met jou eens. Laat je niet zomaar voor hun karretje spannen want dat zou wel eens gevaarlijk voor jouw én mijn gezondheid kunnen zijn…’ antwoordde Kaew die intussen de deur van de koelkast had geopend en er tot zijn nauwelijks verholen vreugde een lang vergeten bordje afhaal-spare ribs met sojasaus terugvond, vermoedelijk een overblijfsel uit de Qing-dynastie. Enthousiast ging hij, gewapend met een vork en een ijver die menig archeoloog zou doen verbleken, dit culinaire relict te lijf.
‘Focus jij je nou maar fijn op je gesprek met je broer.’
‘Als dat maar wat oplevert’, kauwde Kaew z’n twijfels weg. ‘Misschien moet ik wel met geld over de brug komen om hem wat praatzamer te maken.’
‘Geen probleem. Je kent de bedrijfslimiet. Zolang we maar resultaten boeken.’
Wisten ze veel dat de knokige vinger van het immer grillige lot hen een uitweg uit het labyrint zou wijzen…
Wordt vervolgd…..
Over deze blogger
Lees hier de laatste artikelen
- Achtergrond10 december 2024Wat Phra That Phanom: parel van de Mekongvallei
- Achtergrond29 november 2024Wat Phra Kaew: de tempel van de smaragdgroene Boeddha
- Bezienswaardigheden24 november 2024Het Leng Buai Iaschrijn in Bangkok
- Achtergrond22 oktober 2024Si Satchanalai & Chaliang Historical park: de omweg meer dan waard